Zomeravond               in de polder

Zomeravond in de polder

Door Bram Bokkers

Het is rond acht uur ‘s avonds als ik rustig door de polder struin, genietend van het late avond zonnetje. De polder ligt er mooi bij en de stilte straalt een ontspannen sfeertje uit, zo hoort vissen te zijn… Overal in het water zie ik leven en ik tuur door mijn zonnebril of ik een mooie karper kan spotten.Wanneer ik er één denk te zien schiet er een waterhoentje met drie kleintjes uit de kant en duikt het hoge riet in. Even later loop ik voorzichtig verder. Een koekoek doorbreekt de stilte wat niet storend is. In de verte komt een grote haas mij tegemoet gelopen, met grote sprongen komt hij dichter bij.Wanneer ik roerloos blijf staan merkt de haas mij niet op een passeert hij mij op nog geen vijf meter afstand. Hier kan ik van genieten, dit maak je thuis niet mee.

‘Er ontstaat een bellenspoor…’


Weer zie ik kringen in het wateroppervlak, dit keer is het geen vogel. Er ontstaat een bellen spoor aan de oppervlakte en modderwolken maken het zicht beetje voor beetje minder. Dit is duidelijk datgene waar ik voor gekomen ben.

‘Plots klieft er een rugvin door het wateroppervlak’


Plots klieft er een rugvin en later een staartlob door het wateroppervlak en wuift sierlijk in het rond. Hij is lekker aan het wroeten en schijnt niks door te hebben. Voorzichtig benader ik de vis en laat uiterst behoedzaam mijn aasje een klein stukje voor de karper in het water zakken. Gespannen wacht ik op datgene wat komen gaat.

‘Even later wuift er een staartlob sierlijk in het rond’


“Even later wuift er een staartlob sierlijk in het rond” Niks… Helemaal niks. Alsof hij het niet als voedsel herkent laat hij het links liggen. Na het nog een tijdje geprobeerd te hebben hou ik het voor gezien. Hij aast rustig verder maar heeft duidelijk geen interesse in mijn aas. De volgende karpers die mijn pad kruisen reageren precies hetzelfde en het lijkt er op dat ik geen schub kan vangen…

‘Dan sta ik direct met een kromme hengel’


Ondertussen zakt de zon al flink en er ontstaat zelfs wat nevel op het water. Vlak voor mijn voeten schiet een molletje weg die een gangenstelsel heeft gemaakt door het net afgemaaide hoge gras. Waarschijnlijk heb ik er met mijn schoenen het gangenstelsel kapot gemaakt.
Wanneer ik terug loop naar mijn auto zie ik een karper happen naar een paar grassprietjes die langs de kant in het water hangen. Als laatste poging hang ik mijn aasje vlak voor zijn bek. Binnen een paar seconden zuigt hij mijn aas op en sta ik direct met een kromme hengel!. Heerlijk dat gevoel. Binnen een half uur vang ik er nog drie bij op dezelfde manier. Het kan soms raar lopen. Dit is waarom ik zo van vissen hou.

‘Dit is waarom ik zo van vissen hou…’