Door Bart de Baes
Driftend zoeken we grote delen af. Dan wijst mijn kapitein me op het scherm van de dieptemeter. We liggen blijkbaar pal op een school. Ik probeer van alles uit om onder de boot de zeebaarzen te doen toehappen, maar slaag er niet echt in. Het gaat beter op afstand. Toch blijft zo een onderwaterbeeld wel hoop geven, we weten zeker dat er hier vis ligt.
Veel vis onder ons.
Hey was daar verderop niet weer een ring? Ja hoor, er naast verschijnt er nog één, en dan twee kort na elkaar, die kunnen dus zeker niet van dezelfde ‘stekelaar’ zijn. Er vliegt al een oppervlakte-aas door de lucht, richting ‘ringels’. Links, rechts, links, rechts uitslaand wordt het aasje richting boot getikt. Felix heeft het goede ritme, want daar is al snel die woeste aanval. Mis, maar direct er na weer een aanval, weer mis, wat verderop weer van het zelfde. Ik vis niet, maar sta heerlijk te genieten van het spektakel. Een paar worpen na elkaar geven telkens hetzelfde resultaat, maar geen vis kan worden gedrild. Dan wil ik ook hetzelfde, allee maar dan liefst wel met een dril.
De twijfel slaat toe. Met wat voor aas ga ik vissen? Ik heb een paar Ikuru poppers bij me, maar ook wat Seducto pluggen die erg hoog zwemmen. Een merkloos ‘walk-the-dog-aasje’ dat erg goed lijkt op dat van mijn vismaat zit ook in de tas, en daarnaast een Whopper Plopper van River2Sea. Ik twijfel zo erg dat ik eerst simpelweg een paar worpen maak met de ASP en die hoog binnen vis.
Dat levert niets op. Stom van me, puur tijdverlies bedenk ik, want Felix krijgt, tot ons beider groot jolijt, nog steeds regelmatig een ‘plets’ op zijn aasje. Hij krijgt ze echter nog steeds niet gehaakt. Misschien neem ik dan best een compleet ander aas. Mijn keuze valt op de Whopper Plopper. Dat ding maakt in ieder geval erg veel kabaal dat heb ik al voldoende ondervonden. De snoeken zijn er niet vies van, maar ik weet dat ze er ook mee op GT vissen, dus misschien ziet de zeebaars er ook iets in.
De eerste worpen vis ik rechttoe rechtaan binnen. De rollende staart maakt veel kabaal en er spat goed water op. De ‘plets-beten’ blijven echter alleen bij mijn buur komen. Misschien zijn ze meer liefhebber van het ‘stop-start gedoe’. Met telkens een ferme ruk snok ik mijne ‘blacky’ door het oppervlak. Nu spat het water nog feller op, en het geluid is erg ver te horen.
Splatch; splach, splach, net bij een stop, wil er ‘iets’ de strijd aangaan om “om ter wildst” het water te doen opspatten. Tegelijkertijd voel ik een ruk door de hengel gaan. Yeeeessss, aanslaan, en hangen!!!! Eerst vecht de vis wild in de oppervlakte, maar daarna gaat hij toch de diepte in. Pal onder de boot gaat mijn 40 grams Opticast hoepelrond. De runs worden steeds korter, maar ze verliezen eerst nog weinig in hevigheid. Toch moet de roofvis het uiteindelijk opgeven. Bij de Whopper Plopper til ik hem op; deze vangst wil ik zeker op foto!
Een specialleke
Daarna blijken de zeebaarzen allemaal de diepte zijn ingezwommen. Nergens is nog een ring te zien. “Dat komt wel terug rond of na de middag”, wordt me voorspeld. Ik zie het al helemaal zitten.
Nu gaat de Boobytrap weer aan de speld. De shad zelf is behoorlijk achteruit geschoven, en terwijl ik hem op zijn plaats zet scheurt hij in. Hmm, deze shads zijn normaal erg taai, maar ze passen blijkbaar niet bij deze loodkoppen. Gewoonlijk vis ik ze met Gamakatsu koppen met zo een klein haakje, en in die combinatie kan je normaal erg veel vissen vangen voor de shad doorscheurt. Maar ik ging er vanuit nogal wat kunstaas te verliezen aan mosselbanken, dus koos ik verkeerdelijk voor een goedkopere loodkop met die grote verdikking, dom dus.
Kies zeker bij kleinere shads voor de onderste loodkopvorm
Ik krijg ondertussen een prima tip van mijn kapitein. Hij knipt bij dat soort ‘foute loodkoppen’ de verdikking af, en met een stukje RVS en wat bindgaren bouwt hij zelf de betere loodkopvorm. Ik heb er thuis nog wel een stuk of veertig liggen die verbouwd kunnen worden. Dus hoef ik me de eerste vriesdagen niet te vervelen.
Gelukkig heb ik ook Gamakatsu loodkoppen met wel de juiste vorm bij me. Ik zet er een ander kleurtje Boobytrap op, kwestie van uitproberen. Voorlopig moet ik de worpen ermee uitstellen, want ver weg, pal tegen de oever aan, zijn meeuwen druk in de weer. Een uitgelezen kans om weer met oppervlakte-aas aan de slag te gaan. We spoeden er ons naar toe.
We zijn nog te ver om de stek aan te gooien, en toch staat hier al maar 1 meter water meer. Dit is te gevaarlijk voor de motorschroef om verder te varen. Vanop afstand zien we dat de actie ook al wat op zijn einde loopt.
De meeuwenactie loopt op zijn eind
Even later zijn de meeuwen al weer helemaal rustig. Misschien komt de zeebaarsschool nu naar de diepte gezwommen? We testen het uit, maar beten krijgen we niet. We zijn zelfs al een gans stuk af gedrift voor een eerste aanbeet er komt. Dit kleur Boobytrap werkt dus ook. Die eerste is geen toevalstreffer, want er komt nu en dan nog een vis binnen.t
weer eentje op dit kleur shad
Felix weet wat verderop een bult liggen, en vaak ligt daar vis tegenaan. Stil schuiven we er naartoe. We plukken een paar vissen nog voor we de bult zien opdoemen op het scherm. Zo te zien liggen de meeste vissen hier niet tegen de bodem aan, misschien is het geen slecht idee om op half water te vissen. Weer moet een keuze worden gemaakt uit de meegebrachte speeltjes. Dit keer valt die op een witte Rapalla Deep Jointed Minnow Stick. Die komt behoorlijk snel op diepte bij het binnen draaien.
De eerste worp lijkt me niet voldoende ver. Bij de tweede haal ik een grotere afstand. “Vanaf dat punt moet ongeveer de bult………….”,veel verder geraakt mijn zin niet, want daar komt de hardste beuk van de dag door. “Beng”, weerklinkt in echo uit mijn mond, “wat een harde aanbeet was dat!!” De vis zoekt de bodem op, en gaat van daaruit bonken op de hengel. Heerlijk dat pluggen dus ook lukken! De zon helpt me om de vangst mooi in beeld te brengen. Wit en zilvergrijs doen het goed samen
Wit en zilvergrijs
Natuurlijk krijgt deze plug nog een kans. Ze is nog niet diep gedoken als er opnieuw wordt op gebeukt. Dit voelt echter veel zwaarder aan! De hengel gaat echt diep rond, en ik krijg de vis moeilijk naar me toe gepompt. De zware vis vecht echter niet als een zeebaars. “Is dit nu een andere vissoort?” vraag ik me af? Even later begin ik te denken dat ik deze vis verkeerd heb gehaakt, maar kan dat wel, zo met een plug? En dan die harde aanbeet, valt dat wel te rijmen met een in het lijf gehaakte vis?
Hoe hoger mijn vangst komt, hoe zekerder ik toch wordt van de laatste veronderstelling. Eenmaal de vis boven komt, wordt het helemaal duidelijk. Het blijft wel vreemd dat beide haken zich zo goed konden zetten tussen die harde schubben.
Twee haken vast achter de schubben
Want het vraagt maar weinig moeite om die te onthaken. Eventjes slappe lijn, en de prikkers vallen er zo uit. Zonder piercinggaten in de bek kan deze terug. Met veel verwachtingen gooi ik opnieuw richting bult. Ze zijn er blijkbaar vertrokken, ik krijg in ieder geval geen actie meer.
“Straks begint het harder te stromen, en dan moeten we bij een andere bult gaan liggen, en er voor anker gaan liggen in volle stroom” oppert mijn kapitein. Toch wel handig, als je mee kan met iemand die dat allemaal zo goed weet. We zetten het anker ruim voor de zandbank uit, en vieren vele meters touw. Om ons lopen al deftige stroomkolken. Stroomopwaarts wordt ingegooid, om daarna de bodem te zoeken.
Van daaruit tikken we ons aasje naderbij. Daar het nog niet te erg stroomt, gaat weer de Gutsbait er aan. Ik wil weten als ik nu weer zoveel missers zal te verduren krijgen. De eerste vissen komen nu wel snel; ik mis zo goed als geen enkele beet, al zijn ze meestal niet erg diep gehaakt. Wie geeft me nu de verklaring voor het feit dat ik deze voormiddag op dit aasje zoveel missers had?
Netjes vooraan gehaakt
Dan valt het wat stil, dat is eerder wat atypisch bij dit opkomende tij. De vissen zouden steeds beter op dreef moeten komen. Hmm, even kijken als ik wat kan forceren. Nogal wat zeebaarsvissers zweren bij lepels en pilkers, als de omstandigheden het toestaan. Ik kan er dus niet ver naast zitten om een pilkertje uit te proberen. Volgens mij liggen ze er wel maar krijgen ze teveel tijd om het aas te inspecteren, en te weigeren.
Een Bifa Nordic pilker van 18 gram krijgt een duikopdracht. Na het eerste bodemcontact moet ik maar twee keer wild optikken om een harde tik uit de diepte terug te krijgen. Ik schrijf echt wel ‘wild optikken’, want dat is bij het pilkeren vaak de goede manier van doen. De stroming brengt de “aantikker” vlot naar me toe, maar eenmaal bij de boot gaat hij terug de diepte in. Nee, hij is nog niet klaar voor de landing. Toch komt zijn ‘opgeef-moment’ dichterbij, en uiteindelijk kan ik hem bij het nekvel grijpen.
Tof, dit aasje doet het dus ook. Het pilkertje blijkt het echter zelfs buitengewoon goed te doen. Waar we daarnet nog weinig beten kregen, is het nu zo goed als elke worp raak. De teller die Felix bijhoud loopt vlot op. Het blijkt wel dat ik met mijn fladderding ook de kleintjes weet te bekoren, want de kleinste zeebaarzen worden duidelijk hierop gevangen.
Duidelijk de kleinste vissen op dit pilkertje
De wind is ondertussen helemaal gaan liggen. Samen met de prima vangsten zorgt dit voor een visdag die in het logboek zal opgetekend worden met een gouden stift. Als de stroming op zijn top is, vallen de beten weer weg. Ik doe zelfs 12 worpen na elkaar zonder aanbeet, kun je nagaan!!! Wat zijn we weer verwend.
Toch denk ik dat we het waarom moeten zoeken. Als ik eens extra ver stroomop gooi, kan ik direct na het afzakken een vis aanslaan. Zouden ze opgeschoven zijn? Hebben ze het een beetje gehad met de kameraden die richting zon worden getrokken? Een vlucht vogels doet me eerst nog naar mijn camera grijpen. Het leken me zaagbekken te zijn, en dat zijn voor mij bijzondere vogels. Het blijken dan toch bergeenden te zijn, maar zo een grote groep zag ik ook niet vaak.
Grote vlucht bergeenden
Ik stel voor om ankertouw op te halen, en zo een nieuw gebied aan te boren. De kapitein gaat akkoord, en dan trek ik een 20-tal meters touw binnen. Het blijkt de juiste beslissing te zijn. Onmiddellijk kunnen we weer aan de bak. Eigenlijk is “we” niet helemaal juist, bij Felix wil het niet direct meer lukken. Na een aantal vissen geef ik mijn Bifa-pilkertje door, en schakel weer over op de ASP. Ik ben benieuwd als ik in deze stroming nog aan de bodem geraak. Dat blijkt niet zo een groot probleem te zijn, en nu zijn de stekelruggen weer net wat groter.
Weer net wat groter
Raar toch dat een wat ander aas direct een ander formaat vis levert. Felix vangt nu ook, maar het is toch diegene die op de punt van de boot staat die het makkelijkst vis vangt. Ik stel voor om even van plaats te wisselen, maar dat hoeft blijkbaar niet voor mijn gulle maat. We zitten al boven de 50 vissen, en dat is zat vis genoeg natuurlijk.
Felix moet wel vroeg thuis zijn, dus het einde van de visdag komt helaas in zicht. Als we nog wat verkassen, neem ik ondertussen eens een foto van mijn vangers van de dag. Dit kan van pas komen als ik de komende jaren hier nog eens terug kom in deze periode. Ach ja, dan zullen de omstandigheden toch weer net wat anders zijn, zodat een andere aaskeuze zich zal opdringen, maar ik zal toch een basis van vertrouwen hebben.
Een basis van vertrouwen
We komen voorbij de stek van deze ochtend. Even voelen als er nog wat te plukken valt. Het vraagt vele worpen voor mijn visgids van de dag de laatste kan vangen. Nee, ik kan geen beeld van hem nemen met de ondergaande zon op de achtergrond, daarvoor is het nog veel te vroeg. Toch moet ik de camera nog voor iets anders opdiepen. Als het bijna tijd is komt een andere medevisser tonen dat het nu zijn beurt is. We hebben nu lang genoeg zijn stek verpest.
Mijn beurt nu, stelletje stekkenpezers
Eenmaal een zeerob op uw stek zal het zelden voorkomen dat je nog goed vangt, dus we blazen de aftocht. Na het traileren nog dat biertje op het zonnig terras, maakt het superdagje gepast af. Wat kan het leven van een visser toch simpelweg mooi zijn!
Bart Debaes