Wintertijd = Poldertijd (4)

Wintertijd = Poldertijd (4)

Door : Berthil Bos

De vis ligt in de winter geconcentreerd en moet dus worden opgezocht. Het klinkt misschien raar, maar in deze tijd heeft het weinig zin om de hele dag te voet door de polder te banjeren.

Van een behoorlijke polder blijft misschien 30% aan areaal over waar je snoek kunt verwachten. Ouderwets struinend verdoe je dan dus veel tijd op plekken waar geen vis te vinden is. Beter kun je ’hoppen’ door het landschap. Met de auto, fiets of ander voertuig ga je op zoek naar bovengenoemde stekken. Dat we derhalve qua kunstaas moeten minimaliseren om van de nodige ballast af te komen, die je beperkt in je mobiliteit, lijkt me logisch.

Het constant wisselen van kunstaas is al geen pretje met koude handen en ook niet noodzakelijk. Ik beperk me bij deze winterse poldervisserij tot twee kunstaasjes; daarover zo meer. De snoeken achtervolgen het aas nu niet over vele meters om het daarna te arresteren, maar willen dit doen met zo min mogelijk energie. Toch moet Esox eten om te overleven en ook de Esox-dames moet aan hun ‘zwangerschap’ denken die nu al behoorlijk begint te vorderen.

Veel worpen op een klein gebied, tot het kunstaas over de bek van de vis wordt getrokken, is beter dan hier en daar een worpje. Ik ga op zoek naar op het oog interessante plaatsen. Heb ik die gevonden, dan neem ik een shad met bijpassende loodkop en werp in een redelijk tempo de stek af. Welke loodkop ik daarbij gebruik, is afhankelijk van de shad zelf en de waterdiepte.


Shads zijn zowel snel als langzaam te vissen.

Over het algemeen is het in de polder vrij ondiep, maar we zijn ook op zoek naar diepere stukken. Om hier achter te komen, gebruik ik een heel eenvoudig hulpmiddeltje: de ‘dieptedobber’. Aan een kurken snoekdrijver monteer ik een wartel waarbij aan de onderkant een lijn van circa twee meter komt. De wartel die boven het kurkje uitkomt, geeft de mogelijkheid om de speld van de onderlijn aan te monteren.


Met twee dreggen is het landen van de vis vaak een hachelijke zaak.

Aan het twee meterlange lijntje dat uit de dobber komt, klem ik een dropshotloodje dat de kurk laat zinken. Ik kan nu (door het lood af te stellen) heel gemakkelijk de diepte op een stek bepalen en mijn shad hierop aanpassen. Eigenlijk gebruik ik de shad vooral om reacties uit te lokken. Dan heb je drie mogelijkheden.

De eerste is: totaal geen actie, waardoor je niet te lang op de stek moet doorgaan - of je moet uit het verleden echt overtuigd zijn van de aanwezigheid van snoek. Probeer het later op de dag nog eens. Ten tweede zal door de wat snellere manier van vissen de eventuele aasvis op de plek zich verraden door in paniek weg te schieten. Als je dit ziet (of soms voelt), dan weet je zeker dat het voedsel van de snoek hier te halen is en blijf je langer op de plek. Een derde aanwijzing is natuurlijk als de groene rover zichzelf meldt door een aanbeet. En waar en één zit, hangen er veelal meer rond.

Nu wordt het tijd om de omgeving uit te peuteren met een aasje dat je net zo langzaam kan binnenvissen als de snoek nu zelf is, de streamer! Dit gluiperig te vissen aasje is niet te verslaan als je eenmaal de snoeken hebt gelokaliseerd. De verenpracht geeft onderwater een groot silhouet, terwijl het niets weegt, waardoor de snoek alle tijd heeft om het te arresteren en naar binnen te zuigen. Gebruik nu vooral shads en streamers tussen de 15 en 20 cm aangezien de snoeken door de omstandigheden het liefst voor een grote hap gaan.


De verenpracht geeft onderwater een groot silhouet terwijl het niets weegt.

Omdat het bont en ander streamermateriaal water opneemt, krijgt het genoeg gewicht om behoorlijke afstanden mee te werpen. Ik vis dit kunstaas niet met een vliegenhengel, maar met een spinhengel. Omdat mijn twee favorieten qua gewicht en luchtweerstand zo verschillend zijn, ruil ik mijn baitcaster in voor een hengel met een molen.

Ik gebruik nu al geruime tijd de nieuwe Spro Godfather III Specialist 270 cm met eveneens nieuwe Hypolite werpmolen van Spro. Met deze gevoelige en lichte combinatie kun je de hele dag werpen zonder spierballen te kweken.

Het kan vele gewichten aan, en door de extra lengte is het sturen van kunstaas geen probleem. Tevens is deze lengte goed te gebruiken bij de hoge kanten van de sloten. Nu denk je misschien, is dat alles? Twee kunstaassoorten waarmee je in de winter de hele polderwereld aankan? Inderdaad, dat is alles. Komt nog eens bij, dat deze twee over het algemeen niet erg vaak worden ingezet, waardoor het ook op polderwater met behoorlijke dressuur interessant is.

Een goede hengel + molen of reel, twee kunstaasjes (en wellicht van elk een reserve-exemplaar), een goede kniptang, een onthaaktang, wat onderlijnen en een gezellige vismaat. Meer heb je niet nodig!

Voor deel drie  kijk hier

ANDEREN LAZEN OOK