Wetenswaardigheden in een winterse polder (deel 1)
Door Berthil Bos
Het vissen in de wintertijd vanaf november tot en met februari -want in maart mag je officieel niet meer op snoek vissen- kan op veel dagen alleen bestemd zijn voor de echte bikkels onder ons. Deze diehards trekken er altijd op uit, weer of geen weer. Het grote water wordt getrotseerd en koude handen en voeten worden voor lief genomen.
Vaak is het uit noodzaak geboren omdat niet iedereen zijn visdagen zelf kan uitkiezen en afhankelijk is van zijn werk en/of weekend. Nu kunnen we wat doen tegen gevoelloze vingers en wintertenen, maar het vinden van bijtgrage snoeken is nu een puzzel met vele stukjes.
Uit de tijd dat ik nog een echt bikkeltje was.
Het water waar normaliter de verhouding visarm en visrijk meestal ongeveer 70/30 procent is, heeft in deze tijd een verandering doorgaan naar 90/10 of nog kleiner op dit soort water. Deze procenten zijn natuurlijk wat scherp gesteld, maar ik wil alleen maar duidelijk maken dat je erbij na moet denken waar je je energie insteekt.
Op kleinschalig water, zoals polders, cultuurwater en noem maar op, is de verblijfplaats van onze groene vriend ook niet meer zo uitgebreid als in de zomer en herfst. Wel kan je, bij goed je ogen de kost geven en nadenken, sneller deze verblijfplaats vinden. Ook het in beweging zijn voor de nodige warmte en het snel kunnen verkassen naar andere goed uitziende stekken, heeft mij al vele jaren door deze periode heen geholpen als het gaat om de snoekvisserij.
Op kleinschalig water tref je de snoek sneller aan, maar ook hier heb je hotspots.
In deze jaren heb ik verschillende wetenswaardigheden ontdekt of opgepikt van collega sportvissers, die ik graag met jullie wil delen. Voor we het gaan hebben over waar je kan gaan vissen en welke vistechnieken in deze periode succesvol zijn gaan we eerst wat bijzaken bespreken die vaak onderschat worden of waar niet aan gedacht wordt.
Kleding in deze tijd van het jaar is o zo belangrijk. Door koude tenen, handen of een koud lichaam is het snel gedaan met de pret. Niet alleen het plezier is snel verdwenen, maar ook je visconcentratie hou je hierdoor niet lang vast, waardoor ook de vangsten teruglopen. Gelukkig zijn we met deze vorm van roofvisserij veel in beweging en daardoor blijft de kachel in je lichaam langer branden.
Hengeltje in de hand, bewegingsvrije maar toch warme kleding en vissen maar.
Om deze energie te behouden is het belangrijk om regelmatig wat te eten en te drinken. Neem voldoende mee en het liefst ook wat warms. Waar mijn vismaat en ik altijd naar kijken als we naar een bepaald gebied gaan, of daar ook een mogelijkheid is om bijvoorbeeld een bord patat of iets dergelijks te nuttigen. Je zal zien dat na deze pauze je accu weer volledig is opgeladen. Dit even pauzeren wordt zo wie zo onderschat aangezien je dan in alle rust kan bepalen wat er goed of niet goed gaat en hoe je de dag verder gaat invullen.
Goede warme kleding wil niet zeggen dat je maar zoveel mogelijk moet aantrekken, want dat heeft ook nadelen. Jaren geleden liep ik nog weleens met mijn warmtepak langs de winterse waterkant en naast het uiteindelijk gaan zweten, was mijn bewegingsvrijheid te beperkt. Tegenwoordig zijn de neopreen lieslaarzen mijn vismaten, die mij warm en drooghouden en ook nog enkele vistechnische voordelen hebben zoals het makkelijker landen van de snoek door even in het water te gaan staan.
Maar ook bij een extra metertje pakken, om net de juiste plek te kunnen bereiken, komen deze laarzen goed van pas. De Hydroforce lieslaars van DAM is voor mij de beste gebleken door zijn hoge pasvorm en goede kwalieit en beschermingsstukken.
De neopreen lieslaars met zijn vele voordelen.
Enkele lagen van wat dunnere kleding zijn beter dan één of twee extra dikke lagen. Zorg wel voor ademende kleding waardoor je niet gaat zweten, want dat betekent absoluut een koud lichaam. De uiteindelijke jas die hier overheen gaat moet vooral de wind tegenhouden en ook weer ademend zijn. Neem hem zeker niet te kort zodat hij alles goed afdekt. Wat deze jas ook moet hebben zijn grote zakken, waar je allerlei noodzakelijk materiaal in kan meenemen en natuurlijk een mapje met kunstaas. Verdeeld over het lichaam voel je deze ballast niet eens.
De kleinste slootje kunnen enorme verrassingen geven.
In een eventuele schouderopbergtas kan je brood, een handdoek of ander licht spul in vervoeren, waardoor deze niet aan je schouder en nek gaat trekken. Buiten de kleding moet je ook de hengel en molen of reel aanpassen aan deze soms barre omstandigheden. Bij vriesweer is het raadzaam om de geleide ogen van de hengel in te smeren met vaseline waardoor deze niet kunnen dichtvriezen.
Ook kan je de vislijn als het gaat om het water opnemende dynema behandelen met antivries. Het vastplakken in de spoel heb je hierdoor voorkomen en kan je ook met licht kunstaas de hele dag blijven werpen.
Pleisters zijn geen overbodige luxe als je de tandjes bekijkt.
Als laatste, meestal vergeten hulpmiddel, neem ik altijd een aantal pleisters mee. Bij deze koude temperaturen heelt een wond die je hebt gekregen bij het landen van een snoek maar heel langzaam, waardoor je er in korte tijd uitziet als een oorlogsslachtoffer. Knijp ook bij niet zwaar kunstaas de weerhaken dicht, waardoor je de vis meestal in het water kan onthaken, wat weer een risico op verwondingen minder is. Nu we goed geprepareerd aan de waterkant staan, gaan we op zoek naar die plekken waar je in de winter meestal wel een visje kan vangen.