Warmwatersnoeken (1)
Door Berthil Bos
Ieder roofvisseizoen kent periodes dat het vangen van onze lievelingsvis niet zomaar van een leien dakje gaat. Eén hiervan is de hoogzomer, als het water zijn hoogste temperatuur heeft bereikt.
Iedereen kan bij hoge temperaturen succesvol zijn.
Afhankelijk van het soort water en hoe de zomer verloopt, zal je merken dat de vangsten teruglopen. Heb je dan toch een aanbeet, dan moet je erg voorzichtig met de snoek omgaan omdat deze nu extra kwetsbaar is. Wat zijn nu de redenen dat de snoek vaak niet thuis geeft?
Een goed viswater gaat samen met een ecosysteem dat in balans is. Een goed ecosysteem onderwater is afhankelijk van een samenspel tussen zuurstofgehalte, temperatuur, diepte en doorzicht. Als alles goed op elkaar is afgestemd kunnen planten en dieren zich uitstekend handhaven en voortplanten.
Temperatuur en zuurstof
In ons gematigde klimaat zal de balans in het ecosysteem zowel in diepe winter als in de hoogzomer op veel water niet optimaal zijn. Het gedrag van de onderwaterwereld zal dan gaandeweg veranderen en daar moeten wij als vissers rekening me houden en op inspelen.
Eén van de factoren die de balans kan verstoren is de watertemperatuur. Deze temperatuur heeft invloed op alle levensprocessen. Door de verandering hiervan gaan ook de andere factoren, die een goed ecosysteem waarborgen, zich roeren. Bij deze extreme zomeromstandigheden zal het systeem negatief beïnvloed worden, waardoor de vissen zich moeten aanpassen.
Naargelang de watertemperatuur in het voorjaar en vroege zomer omhoog gaat, zal de activiteit van het onderwaterleven toenemen. Planten groeien volop, mechanismen zoals bacteriën, algen, plankton, watervlooien en allerlei slakjes en beestjes komen tot leven na een periode van koud water. Ook de vis gaat zich weer gelukkig voelen, omdat deze koudbloedige dieren niet zoals de mens een ingebouwde thermostaat hebben, maar met de watertemperatuur meegaan.
Deze explosie van leven vergt veel van het ecosysteem, maar zolang het water nog niet te warm is en er ook nog geen waterplanten gaan afsterven, kan het dit hebben. Al dit leven, maar ook het doodgaan van planten, heeft zuurstof nodig en als de watertemperatuur blijft stijgen, zal er op een gegeven moment op verschillende wateren een tekort komen aan dit belangrijke product.
Er zijn natuurlijk externe factoren die dit proces kunnen vertragen of zelfs tegengaan. Op de rivieren zal door de constante werveling (stroming) van het water steeds zuurstof vanuit de lucht in dit water terecht komen. Ook kan de wind en regen voor een tijdelijk zuurstoftoename zorgen.
Zijn deze factoren niet aanwezig dan moet de vis op zoek naar die plekken waar op dat moment wel voldoende zuurstof aanwezig is. Ook zal de hoge watertemperatuur er voor zorgen dat het bioritme van de vis, voor ons in dit geval de snoek, op een laag pitje komt te staan. Vooral de grotere vissen hebben hier last van en zullen spaarzaam met hun energie omgaan. Deze wetenschap kunnen we goed gebruiken voor de (kunst)aas keuze waar ik verderop op terugkom.
Kleine snoek heeft minder last van de omstandigheden dan de grote exemplaren.
Diepte en spronglaag
Een ander fenomeen dat je ziet bij dieper water, als de zomer zijn opwarmende werking lange tijd heeft uitgevoerd, is het ontstaan van een zogenaamde spronglaag. Doordat de bovenlaag van het water zich relatief snel verwarmt, door temperatuur en de zon, drijft deze lichtere warmere laag op de zwaardere koude laag. De laag tussen warm en koud noemt men de spronglaag.
Afhankelijk van de helderheid van het water kan deze laag tot ruim 10 meter diep zitten. Deze grens van warmer naar koud is net een mistbank en daarom vaak ook waar te nemen met een goed afgestelde dieptemeter. In de spronglaag zelf is er minder visactiviteit, maar net daarboven voelen de vissen zich door de aangename temperatuur in hun sas.
Ook het koude water beneden de laag kan geschikt zijn om te bevissen, maar het kan ook een kansloze missie zijn. De spronglaag sluit namelijk het water af en kan er zuurstofgebrek optreden. Dit zie je vooral bij kleinschaliger dieper water, waar veel dood plankton en andere organische stoffen, de bodem vervuilen.
Dit rottingsproces vraagt veel zuurstof en onttrekt dit uit de onderste laag waardoor het voor de vissen onaantrekkelijk wordt. Vis je dus op een dieper water dan ca. 8 meter, ga dan eerst op zoek met de dieptemeter of je ook vis bij de bodem tegenkomt. Ik zei al dat het vormen van een spronglaag afhankelijk is van hoever het zonlicht in het water kan penetreren.
De warmere bovenlaag zal bij helder water groter zijn dan bij water met veel troebelheid. In de praktijk houdt dit in dat bij troebel water de spronglaag al bij een diepte van ca. 6 meter kan beginnen en bij heldere omstandigheden rond de 10 meter of dieper. Dit is een ruwe schatting aangezien er ook nog andere invloeden kunnen meespelen, maar ik houd mij hier een beetje aan vast.
Vis ik nu op troebel water dan is een kunstaas dat ruim 4 meter diep zijn werk doet voldoende om een rover tot een aanbeet te verleiden. Bij het heldere water zal je het kunstaas toch snel een 6 á 7 meter naar beneden moeten krijgen om vis te laten reageren.
Ga naar deel 2 van ‘Warmwatersnoeken’.