Waar moet je op letten bij de aanschaf van een karperhengel? (2)
door Dick Langhenkel
Het zal u nu duidelijk zijn dat bij het penvissen op karper, waarbij u de hengel in de hand heeft en onder of dichtbij de top vist, de actie nauwelijks een rol speelt. Als u zich een penhengel gaat aanschaffen, dan is al uw aandacht gevestigd op de buiging en de lengte.
Lengte en oogverdeling.
Werpen doet u er niet mee, dus de actie kunt u vergeten. Omdat u regelmatig grote en sterke vissen vlak onder de top aanslaat, moet de actie minimaal zijn, anders breekt de lijn door het zogenaamde bezemsteelprincipe, en de buiging optimaal. De lengte van zowel afstandhengels als van penhengels, wordt simpel bepaald door de omstandigheden waar we in vissen.
“Bij een penhengel is al de aandacht gevestigd op buiging en lengte” Twee categorieën.
Stel uzelf dus de concrete vraag, waar ga ik vissen? Welke omstandigheden tref ik daar aan? Als ik op de IJssel, het Ketelmeer of het IJsselmeer vis, dan heb ik te maken met oevers vol scherpe basaltkeien, zinkstukken en andere ellende onder water. Om mijn lijnen daar vrij van te houden, zowel op de steunen, als tijdens het drillen, gebruik ik alleen afstandhengels van dertien voet, dat is een lengte van 3.90 m. Langere hengels hebben geen zin, die worden te slap, met kortere hengels verspeel ik te veel materiaal en vis. In de kanalen, vrij van obstakels en met een beperkte werpafstand, gebruik hengels van 12 voet, dat is een lengte van 3.60m.
Hier kan ik immers de vis afdrillen tot onder de kant!
Bij het penvissen wisselen de omstandigheden aanmerkelijk meer. In open water met oeverbegroeiing onder de kant gebruik ik een penhengel van 3.90 m. Afhankelijk van de omstandigheden onder de kant, kan het ook een hengel van 3.60 m. zijn. Bij bruggen en palen is dit bijna altijd een hengel van 11 voet, dat is 3.30 m. en onder bruggen, zelfs nog korter, een tien voets hengel van 3.10 m. Dit zijn stuk voor stuk hengels met weinig tapering, een dikke wand en een progressieve buiging tot in het handvat. Om die buiging te bereiken is het van belang te letten op het aantal geleide ogen en de diameter daarvan. De meeste fabrikanten zetten te grote én te weinig ogen op een hengel. Dat is de reden dat ik mijn hengels liever laat bouwen door een hengelbouwer. (De meeste solide hengelsportzaken hebben een hengelbouwer in dienst!)
Bij te weinig ogen op een blank wordt de buiging van de blank niet goed benut en ontstaat het zogenaamde pijl en boog effect, waardoor de lijn hoekig langs de blank naar de molen of reel wordt geleid. Te grote geleide ogen spelen een nadelige rol bij het werpen. Ik zie op beurzen prachtige afstand hengels staan, met prima blanks van gerenommeerde merken, en die zijn dan opgetuigd met vier of vijf geleide ogen van het formaat w.c. bril. Die worden dan verkocht als werpkanonnen. Omdat het zo mooi ponemd vliegen ze als broodjes over de toonbank. Weet u voor wie dat werpkanonnen zijn? Voor die kerels met lange armen en dikke spierballen in combinatie met bonken lood van 120 gram en meer. Het zijn niet de hengels die werpen, het is de brute spierkracht in combinatie met overgewicht aan lood, waardoor de afstand wordt overbrugd. Ik heb een hekel aan te zwaar lood. Lange armen en spierballen heb ik niet, bij mij moet de hengel werpen, d.w.z. de actie van de hengel in combinatie met de massa. Dat bereik je alleen door de combinatie van de juiste blank, met het juiste aantal en de juiste diameter van de geleide ogen. Vier, vijf of zes geleideogen op een dertien voeter van het formaat w.c. bril werken alleen maar nadelig op de werpafstand. Ik zal u uitleggen waarom. Bij een werpmolen verlaat de lijn de spoel in een spiraalvorm. Hoe groter de geleide ogen, hoe langer die spiraalvorm blijft bestaan. Die spiraalvorm werk remmend door de luchtweerstand en door het ronddraaien in de (te grote) geleideogen. Je kunt dat ook horen aan dat ffffrrrrttttt geluid dat dergelijke hengels afgeven bij het werpen. Hoe eerder die lijn een rechte lijn vormt, hoe eerder die lijn begint te trekken!! Die spiraalvorm moet dan ook zo snel mogelijk omgezet worden in een rechte, trekkende, lijn! Dat bereik je door het juiste startoog, d.i. de juiste diameter, op de juiste afstand van de werpmolen te plaatsen. Is dit startoog te klein van diameter en/of zit het te dicht bij de werpmolen, dan ontstaat er een pruik of een te snel afremmende kracht. De echte hengelbouwers hoef je dit niet te vertellen, die weten dit precies. Je kunt het namelijk niet berekenen, je moet het experimenteel vaststellen. Vanaf het handvat gezien zijn de eerste twee ogen vrij groot, daarna heb ik alleen maar kleine geleideogen, die wat hun diameter betreft niet veel meer zijn dan de diameter van de blank. Deze kleine ogen houden de lijn recht en dus in een trekkende beweging.
Om het uit de theorie te halen geef ik u een schema als houvast en uitgangspunt. Het is het schema van een afstandhengel van 2 lbs, dertien voet lang. Een Armalite blank, dat is een blank met weinig tapering, dikwandig met pensluiting, die ik gebruik voor het vissen op de IJssel, in combinatie met een lijn van 30 of 35/00, op een Shimano beetrunner 3500.
De oogverdeling is als volgt: Vanaf het topoog 12. 15. 16. 18. 20. 22. 25. 28. 30. 36. 36. Buiten het top-oog dus elf geleide ogen, dat is heel wat anders dan u gewoonlijk te zien krijgt. Het startoog is 71 cm van de reelhouder geplaatst en heeft een diameter van 20 mm. inwendig, gevolgd door een oog van 18 mm. inwendig, daarna kleine geleideogen die de blank volgen. U moet wel bedenken dat de diameter van de molenspoel, mede de diameter van het startoog bepaald. Daarom gaf ik u de door mij gebruikte werpmolen op. Dit schema is dus een concreet voorbeeld dat als uitgangspunt kan dienen. Gaat u bijvoorbeeld een werpmolen gebruiken met veel grotere spoeldiameters dan zult ook de diameter van het startoog aan moeten passen. Bij penhengels ligt het weer anders, daar gebruik ik eigenlijk maar een groot geleideoog en dat is het startoog dat in verhouding staat tot de diameter van de molenspoel, daarna gebruik ik kleine ogen die bij de dikte van de blank passen. In plaats van elf, monteer ik twaalf of dertien ogen op een penhengel van dertien voet. Dit komt de buiging ten goede. Neem op dergelijke lengtes nooit genoegen met minder dan tien geleide ogen buiten het top-oog.
Wat betekent LB op de hengel?
Tegenwoordig verdwijnt het weer, maar lange tijd stond er op de karperhengels een lb getal. Je hebt hengels van 1, 2, 3, en meer lb. En ook de tussen getallen ontbreken niet. Wat betekent dit getal? We hebben het eerst over de actie gehad, we concentreren ons nu op de buiging! Als je een blank, dat is de kale hengelstok van b.v. Boron grafiet, horizontaal vasthoud, dan kun je aan de top een gewicht hangen dat net zo zwaar is als de maximaal gebogen hengel. Stel dat u een blank in uw hand houdt, waar ik drie kg. aan hang, dan zien we dat de blank zich maximaal buigt tot een kwart cirkel. De maximale buiging wordt dus bij deze blank bereikt bij drie kg. Bij iedere blank is dit gewicht anders. Op dit gewicht wordt een formule losgelaten die tot uitdrukking komt in het getal op de blank. Waar gebruiken we dit getal nu voor? Nergens anders voor dan voor het vaststellen van de lijndikte en de dienovereenkomstige trekkracht van die lijn. Omdat de trekkrachten al lang niet meer in verhouding staan tot de lijndikten, is dit getal verdwenen van de nieuwste hengels en spreekt men liever van een Light, Medium, of Heavy karperhengel. Light komt overeen met karperhengels van 1 tot 1½ lb. Medium komt overeen met hengels van 1¾ tot 2 lb en Heavy hengels lopen van 2¼ tot 3 lb. Als het om nylon gaat hoort 18 tot 22/00 bij de Light hengels, 24 tot 27/00 bij de Medium hengels en de Heavy en extra Heavy hengels kunnen 30 tot 40/00 nylon hebben. U kunt nu deze trekkrachten bij deze nylondikten omrekenen naar de dikte van dyneema lijnen. U merkt dan dat dyneema lijnen aanmerkelijk dunner zijn dan nylon lijnen met dezelfde trekkracht. Het is de trekkracht van uw lijn in bepaalde omstandigheden die bepaalt of u een Light, Medium of Heavy karperhengel ter hand neemt. Als ik ga penvissen bij bruggen en palen, dan wil ik al snel een lijn hebben van 12 lb. Dan neem ik een Heavy karperhengel of een hengel waar 2¼ lb trekkracht of meer op staat. De trekkracht van deze lijn is in staat om de hele buiging van de hengel te benutten en dat is precies wat ik wil! Ga ik in een tocht vissen met weinig planten en obstakels, dan is een lijntje van 22/00 voldoende, dan kies ik voor een Light of voor een hengel met 1 tot 1¼ lb trekkracht. Met afstandvissen werkt het precies zo. Op de IJssel vis ik met minimaal 30/00 nylon, dan pak ik toch echt een Heavy karperhengel of een hengel waar minimaal 2¼ lb trekkracht op staat. Met deze informatie moet het u lukken om zelfstandig uw eigen hengels te ontwerpen, vragen te stellen aan de verkoper om er achter te komen of hij weet wat hij verkoopt en om uiteindelijk tot het juiste assortiment hengel te komen. U begrijpt nu ook, dat een beetje karpervisser het niet redt met één hengel. Ik heb zo en zo al drie penhengels bij me op een visdag. Light, Medium en Heavy en dan soms nog een extra korte hengel (Heavy) voor onder de bruggen. Met afstand vissen is het precies zo, ik heb twee sets van 3.90 m. in Heavy en extra Heavy en twee sets in 3.60 m. in Light en Medium. In mijn omgeving, de Flevopolder met kanalen, plassen, het Ketelmeer, IJsselmeer en de rivier de IJssel, kan ik dan overal vissen. Wie start met afstandvissen kan het beste beginnen met een Medium set, ( 2 lb) van 3.60 m., gevolgd door een Heavy set van 3.90 m. van 2½ lb. De penvisser kan leuk beginnen met een dertien voets hengel (3.90 m.) light of medium en een elf voets hengel (3.30 m) heavy voor het zwaardere sleurwerk in combinatie met een reel of zware werpmolen. Zo moet het lukken! Als u dan nog grote vissen verspeelt dan ligt het aan uzelf en kunt u gewoon niet vissen! Veel succes!