Reactie op de voorgestelde wijzigingen in Het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en het Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985.
Sportvisserij Nederland is blij met het grootste deel van de voorgestelde wijzigingen waarmee overbodige regels worden afgeschaft, de administratieve lasten worden verminderd en de mogelijkheden voor sportvissers worden verruimd. Ook wordt hiermee op een aantal punten de eigen verantwoordelijkheid van de sector vergroot.
Eén regeling is al aangepast waarmee een aantal vissoorten onder de Visserijwet 1963 werd gebracht. Nu zijn de veranderingen in het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en het Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985 aan de orde. Hierover vindt op dit moment een consultatieronde plaats. Sportvisserij Nederland heeft per wijziging een reactie gegeven.
Reglement voor de binnenvisserij 1985
Art 1, sub g. Met de voorgestelde wijziging wordt de minimummaat die ringetjes in aalkistjes moeten hebben, niet langer in een aparte regeling vastgesteld maar is deze maat in de definitie zelf opgenomen. Bij deze vereenvoudiging van de regels geven wij u in overweging de minimummaat vast te stellen op 13 mm. zodat deze gelijk is aan de maat van de ringetjes die in fuiken moeten worden gebruikt als de maaswijdte hiervan kleiner is dan 20 mm. (art. 4, lid 2 Reglement voor de binnenvisserij 1985).
Art. 1, sub q geeft een definitie van de kreeftenkorf als nieuw toegestaan vistuig. Wij kunnen hier mee instemmen.
Art 1, sub r geeft een definitie van een schepnet omdat het schepnet in het voorstel ook wordt toegestaan als vistuig. Wij verwachten dat een framebreedte van 100 cm, een framehoogte van 80 cm. en een frameoppervlak van maximaal 0,8 m2 voor sportvissers voldoende zijn. Een diepte van het knoop- of strikwerk van maximaal 100 cm. vinden wij echter te weinig omdat sommige schepnetten voor de karpervisserij nu al dieper zijn dan 100 cm. Wij pleiten daarom voor een maximale diepte van 150 cm.
Art. 2, lid 1, sub c. Hier wordt in de opsomming van wettelijk toegestane vistuigen het spieringtuig vervangen door de kreeftenkorf. Hiermee verdwijnt het spieringtuig als toegestaan vistuig en wordt de kreeftenkorf een toegestaan vistuig. Wij kunnen hier mee instemmen.
Art 2, lid 2, sub a. Hier staat dat het gebruik van een schepnet slechts is toegestaan om gevangen vis op te scheppen of over te zetten. Geschrapt is dat het schepnet ook gebruikt mag worden om vis te vervoeren. Wij geven u in overweging om aan lid 2, sub a na de komma toe te voegen: “, over korte afstand te vervoeren” om tot uitdrukking te brengen dat het vervoeren over korte afstand naar de onthaakmat is toegestaan. Vrees voor misbruik lijkt ons niet aanwezig omdat het schepnet zich niet leent voor het vervoeren van vis over grotere afstand.
Art 2, lid 2, sub b. Hier staat dat het gebruik van een schepnet is toegestaan om: “vis te vangen die levend in hetzelfde water wordt teruggezet”. Doel van deze wijziging is om het actief vissen met een schepnet voor onderzoek mogelijk te maken mits de gevangen vis wordt teruggezet. Om dit doel nog duidelijker tot uitdrukking te brengen stellen wij de volgende tekst voor: “b. vis te vangen, mits de gevangen vis levend in hetzelfde water wordt teruggezet”.
Art. 3 bepaalt op dit moment dat er een vergunning nodig is voor het vissen met het electrovisapparaat. Die verplichting vervalt in de nieuwe regeling. Wij kunnen ons voorstellen dat in het kader van administratieve lastenverlichting de vergunningsplicht vervalt mede omdat voor het gebruik van andere vistuigen ook geen vergunning nodig is. Bovendien is de groep gebruikers beperkt. De belangen van derden zoals de sterfte van schubvis kunnen volgens de toelichting worden gewogen in het visplan. Wij willen hierbij benadrukken dat de zorgplicht om sterfte van bijvangst te voorkomen voor iedereen geldt, ook voor beroepsvissers.
Het nieuwe artikel 3 houdt in een verbod om vis te verkopen door vissers met hengel of peur. De hengelsportsector is tegen het verkopen van vis door particulieren en wij zijn dan ook voor een verbod op het verkopen van vis door particulieren. Echter, zonder de al bestaande administratieverplichtingen ook van toepassing te verklaren op horeca-instellingen kan overtreding bij verkoop aan horecabedrijven, alleen op heterdaad worden vastgesteld. Dit maakt dat het onderhavige verkoopverbod bij verkoop aan horecabedrijven nauwelijks is te handhaven. Wij pleiten er daarom nogmaals nadrukkelijk voor om ook horecabedrijven onder de al geldende administratieverplichtingen (van art. 8 en volgende Uitvoeringsregeling visserij) te brengen.
Art. 5, lid 2. Er geldt in principe een verbod om vistuigen door het water te trekken. Hier wordt het schepnet toegevoegd aan de vistuigen die wel mogen worden voortgetrokken en neemt daarmee de plaats in van het nu op deze plaats genoemde spieringtuig. Wij kunnen hier mee instemmen.
Art. 6, lid 1. Hier wordt de gesloten tijd voor de worm (1 april – 31 mei) geschrapt zodat sportvissers in het voorjaar met dit aas kunnen vissen. Wij zijn zeer verheugd met het schrappen van de gesloten tijd voor de worm. Voor de hengelsport is dit een belangrijke wijziging. Dit geldt met name voor wedstrijdvissers die op schubvis vissen en straks het hele jaar de worm als aas mogen gebruiken. Onttrekking van aal speelt geen rol omdat gevangen aal op grond van de voorwaarden voor de VISpas en de wettelijke regels vrijwel altijd moet worden teruggezet.
Art. 7, lid 2, sub a. Hier vervalt de beperking tot de zomermaanden voor het nachtvissen zodat het vissen met de hengel in principe het hele jaar ’s nachts wettelijk is toegestaan, behoudens de wateren die ook nu al hiervan zijn uitgesloten. Wij zijn zeer verheugd met het verruimen van de mogelijkheden om ’s nachts te vissen. De verantwoordelijkheid ten aanzien van de belangen van derden en voor het toezicht komen hiermee bij de sector zelf te liggen. De sportvisserijsector vult deze verantwoordelijkheid in met controle en toezicht door hengelsportcontroleurs en bijzonder opsporingsambtenaren.
Art. 7a is nieuw en verbiedt het vissen met beroepsvistuigen tenzij is aangetoond dat men beschikt over 250 hectare visrecht en met de visserij € 8.500 verdient. Inhoudelijk is dit geen wijziging. Wij kunnen er mee instemmen om het gebruik van grote vistuigen te beperken vanwege de impact op de visstand. Wij hebben het gevoel dat met de onderhavige regeling de hand wordt gelicht door de erkenning van diverse coöperaties en verenigingen als beroepsvisser zonder dat sprake is van daadwerkelijke overdracht van visrechten aan de coöperatie of vereniging terwijl het daarbij veelal geen werknemers zijn die vissen, maar de leden. De regeling die beoogt grootschalige onttrekking te beperken tot de echte beroepsvissers is daardoor een “wassen neus”. Mede in het licht van het voorgaande hebben wij er groot bezwaar tegen dat hengelsportverenigingen niet met grote vistuigen mogen vissen in het kader van onderzoek en monitoring.
In de toelichting is vermeld dat te zijner tijd in de Uitvoeringsregeling een generieke vrijstelling zal worden opgenomen van het verbod om met beroepsvistuigen te vissen in situaties waarin door baggeren of droogleggen sprake is van dreigende vissterfte of ingeval van calamiteiten waarbij sprake is van vissterfte. Wij hopen dat deze wijziging snel zal worden doorgevoerd.
Art 9. geeft de minister de bevoegdheid zones rondom stuwen, vispassages, sluizen en gemalen aan te wijzen waarin het verboden is om te vissen met het oog op vismigratie. Nu gelden er slechts in een aantal rivieren enkele verboden. Volgens de toelichting komen de huidige verboden in elk geval ook in de nieuwe regeling terug.
Voor ons is de nieuwe systematiek onacceptabel omdat dit betekent dat de minister op elk moment zones kan instellen waar het verboden is om te vissen. Dit klemt temeer nu “in de wandelgangen” 500 meter wordt genoemd.
Dit zou betekenen dat een visrechthebbende in dat geval één kilometer visrecht verliest, aan beide oevers. Als sportvisserij hebben wij ons jarenlang ingezet voor vismigratie, de eerste vispassages langs de grote rivieren zijn mee gefinancierd vanuit de sportvisakte. Als “dank” voor de grote inzet moeten wij er straks ver vandaan blijven.
Toen er in het verleden nog geen vispassages waren, was er vaak een ophoping van vis voor de stuwen waardoor deze relatief eenvoudig kon worden gevangen. Nu trekt de vis door, waardoor de visconcentraties sterk zijn afgenomen. Uiteraard moet een vispassage niet eindigen in een net of fuik die er 24 uur per dag staat. Maar het vissen met de hengel, gedurende een beperkt deel van de tijd, heeft geen of slechts een tijdelijke impact omdat er geen of nauwelijks onttrekking plaatsvindt.
Gelet op het voorgaande achten wij een eventueel visverbod rondom stuwen, vispassages, sluizen en gemalen ten aanzien van beroepsvistuigen een goede zaak. Voor een visverbod voor het vissen met de hengel is geen grond. Voor het vissen met de hengel kan eventueel een terugzetplicht worden ingesteld zodat geen onttrekking door sportvissers kan plaatsvinden.
Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985
Art. 1. Het huidige artikel 1 noemt alle minimummaten. De nieuwe tekst noemt de maten niet meer op, maar verleent de minster de bevoegdheid minimummaten vast te stellen (die worden opgenomen in een bijlage van de Uitvoeringsregeling visserij). Wij kunnen hier mee instemmen.
Uit de toelichting blijkt dat ook inhoudelijk een aantal wijzigingen zal plaatsvinden:
Voor de beekforel wordt een jaarrond gesloten tijd ingesteld omdat het de niet migrerende vorm van de zeeforel is en er voor de zeeforel nu al een jaarrond gesloten tijd geldt. De minimummaat komt in het voorstel te vervallen.
Daar waar de beekforel voorkomt is geen sprake van een natuurlijk bestand maar is de beekforel uitgezet. Op dit moment wordt in de Geul beekforel uitgezet en mag deze worden meegenomen. Ook in een aantal Gelderse beken waaronder de Slinge zijn forellen uitgezet. Ten aanzien van het Veerse Meer bestaat het voornemen om beekforel/zeeforel uit te zetten om deze met een aanvullende vergunning te kunnen meenemen. Ook in de zogenoemde forellenvijvers worden forellen uitgezet. Gelet op het voorgaande verzoeken wij om in de Uitvoeringsregeling visserij een vrijstelling op te nemen voor die wateren waar de beekforel is uitgezet.
Voor de beekridder, regenboog- en bronforel komen de huidige minimummaten te vervallen omdat het exoten zijn. Wij kunnen hier mee instemmen.
Voor de elft, fint, kwabaal, serpeling, sneep, vlagzalm en zeeprik komt er een jaarrond gesloten tijd. Wij kunnen hier mee instemmen.
Voor de rietvoorn en winde komen de minimummaten te vervallen omdat zij inmiddels algemeen voorkomen. Wij zijn blij met deze wijziging waardoor voorkomen wordt dat wedstrijdvissers – onbedoeld – in overtreding zijn.
De gesloten tijd voor snoek wordt ingekort tot 31 mei zodat de einddatum van de gesloten tijd gelijk loopt met de gesloten tijd voor aassoorten. Wij zijn blij met deze wijziging die een deel van de huidige verwarring voorkomt.
De Europese meerval komt onder de werking van Visserijwet 1963 zodat hierop actief mag worden gevist terwijl het nog prille bestand wordt beschermd met een jaarrond gesloten tijd. Wij zijn zeer blij met deze wijziging.
De rivierprik komt onder de werking van de Visserijwet 1963 zodat hier straks door beroepsvissers op mag worden gevist. Om het bestand te beschermen komt er voor deze vissoort een gesloten tijd van 1 november t/m 31 januari (trekperiode) en van 1 maart t/m 30 april (paaitijd). Om verwarring met de zeldzame beekprik te voorkomen, komt er ook een minimummaat van 20 cm. voor de rivierprik. Wij kunnen hier mee instemmen.
De witvingrondel en graskarper worden onder de Visserijwet 1963 gebracht. De geldende beperkingen voor het uitzetten van graskarper blijven ongewijzigd. Wij kunnen instemmen met deze wijziging waarmee voor een ieder duidelijk is dat de graskarper niet onder de Flora- en faunawet valt.
Art. 1, lid 3 bepaalt dat de minimummaten voor zeevissen ook van toepassing zijn als de betreffende soort wordt gevangen in het binnenwater. Wij zijn zeer blij met deze wijziging waardoor de handhaving fors wordt verbeterd.
Art. 2. Het huidige artikel noemt alle gesloten tijden voor vissoorten op. Het nieuwe artikel noemt de gesloten tijden niet meer op maar verleent de minster de bevoegdheid om gesloten tijden voor vissoorten vast te stellen. Deze wijziging geeft de minister dus de ruimte om zelf gesloten tijden vast te stellen of deze te wijzigen. Wij kunnen hier mee instemmen op voorwaarde dat voorafgaand aan een eventuele wijziging tijdig (minimaal 3 maanden) overleg plaatsvindt met belanghebbenden dan wel dat belanghebbenden op andere wijze betrokken worden voorafgaand aan een eventuele wijziging.
Art. 3 verbiedt om ook verduurzaamde vis te bezitten, te verhandelen etc. als die vis niet de minimummaat heeft of als er een gesloten periode voor die soort geldt. Wij zijn blij met deze aanscherping waardoor het verhandelen van ondermaatse vis en het handelen in vis terwijl er voor die soort een gesloten tijd geldt, altijd verboden is.
Art. 5 en 6 bevatten geen inhoudelijke wijziging, maar een tekstuele aanpassing in verband met andere wijzigingen. Wij kunnen hier mee instemmen.
Art 7, aanhef. Het woord “bevoegd” (om met een hengel te vissen) duidt op een overheidsvergunning en dient naar onze mening vervangen te worden door het woord “gerechtigd”.
Art. 27, sub a. Met deze nieuwe bepaling mogen sportvissers straks (met uitzondering van het IJsselmeer) – onbeperkt – ondermaatse baarzen voorhanden hebben op voorwaarde dat de vis levend wordt bewaard in een leefnet en wordt teruggezet. Wij zijn blij met deze verruiming die met name voor de reguliere wedstrijdvisserij van belang is.
Bij het specifieke wedstrijdvissen op kleine baars zoals dit in Noord Holland gebeurt wordt meestal geen gebruik gemaakt van een leefnet maar van een akertje (emmertje met binnenemmer) of een emmer om de baars te bewaren. Een leefnet gebruiken kan niet omdat vlak bij de kant wordt gevist. Daarom stellen wij voor om de woorden “in een leefnet” te laten vervallen dan wel na het woord “leefnet” toe te voegen: ”, aker of emmer”.
Art. 7, sub b. Met dit artikel wordt het aantal baarzen onder de minimummaat dat iemand in bezit mag hebben als deze bestemd zijn als (lok)aas, vastgesteld op 20. Met deze verlaging van 30 naar 20 kunnen wij instemmen. Nieuw is dat de uitzondering straks niet meer geldt voor het IJsselmeer (vanwege de baarsstand en het feit dat op het IJsselmeer beroepsmatig op baars wordt gevist). Wij kunnen ook met deze beperking instemmen. Het woord “lokaas” dient vervangen te worden door het woord “aas” omdat de baars in dit geval als aas wordt gebruikt en niet om vis te lokken.
Art. 8 heeft betrekking op een nadere aanduiding van het begrip “vrieshuis”. Wij kunnen hier mee instemmen.
Art. 9. Hier wordt toegevoegd dat de minimummaten en gesloten tijden ook niet gelden voor vis die is ingevoerd uit het buitenland. Nu gelden deze verboden alleen niet voor vis uit een kwekerij. Wij kunnen met deze wijziging instemmen. Voor de handhaving is het van belang dat de bewijslast bij de bezitter van de vis ligt.
Voor meer informatie kijk op www.sportvisserijnederland.nl