Voor elk wat Williks…
Door Willem Bakhuizen en Max Wigt
Uit Bussum komt hij; uit het Gooi dus!
Hij is één van de meest succesvolle wedstrijdvissers van Nederlandse bodem in het laatste decennium. Als veertienjarige wint hij (zonder voer) zijn eerste wedstrijd en met achttien strijdt hij voor het eerst met de grote meneren’ mee voor een plaatsje op het NK. Vandaag de dag zijn vooral de grote (internationale) wedstrijden vaak het toneel waarop hij met de ereprijzen aan de haal gaat. Peter van der Willik, daar hebben we het dus over, heeft vooral voor wat de feedervisserij betreft, de laatste jaren een toonaangevende rol voor zich opgeëist. Dat dit zeker niet zonder slag of stoot is gegaan, wordt al snel duidelijk. Al vanaf het moment dat het vissen met de winkle picker voor een revolutie in vissend Nederland zorgde, is hij in de weer met hengels en blanks. Was in die oertijd van het vissen met de picker een afstand tot een meter of dertig uit de kant het maximaal haalbare, Peter wilde al snel een X aantal meters verder. Uit de uitverkoopbak bij een hengelsportwinkelier trok hij een hengel van Albatros, die perfect aansloot op zijn wens grotere afstanden te overbruggen. De hengel was op zich een vrij lomp geval, maar stelde hem wel in staat op afstanden van rond de vijftig meter te vissen.
Het Amsterdam - Rijnkanaal bleek een prima proefterrein om zijn in theorie uitgewerkte ideeën in de praktijk aan een test te onderwerpen. Het werd echter noodzakelijk om steeds verder weg te vissen, want de concurrentie zat natuurlijk ook niet stil! En dus werden (karper)blanks verzaagd en met het aantal nieuwe hengels groeide ook de afstand. Al zijn ervaring op het gebied van hengelbouw kwam goed van pas, toen enkele jaren geleden de samenwerking met Shakespeare een feit werd. Een lang gekoesterde wens ging in vervulling: Peter kon zijn eigen serie hengels ontwerpen. Na een periode van ontwikkeling en uitgebreid testen was het dan eindelijk zover: de feeders met zijn naam er op werden vrijgegeven voor de klant. Peter staat binnen het circuit bekend als een ‘grove’ visser, een man van grote haken en korven, veel aas en voer. Het gaat hem dan ook in de eerste plaats om de grote vis en gezien de successen die hij heeft gehaald, legt deze aanpak hem bepaald geen windeieren.
Als we hem vragen waarom hij deze, zo op het oog ‘alles of niets’, tactiek hanteert, komt hij met een verrassend antwoord dat, als je er dieper over nadenkt, aan alle kanten hout snijdt.
Om te beginnen gaat hij er van uit dat er altijd vis op de stek zit. Stel er zwemmen bijvoorbeeld vijf brasems rond zijn voerplek. Die zullen niet zo snel een grote haak en royaal aangeboden aas pakken. Zo met enkele individuen bij elkaar zijn die braselaars veel te voorzichtig en voedselnijd treedt er (nog) niet op. Vandaar dat het regelmatig voorkomt dat de eerste aanbeet pas na, pakweg, anderhalf tot twee uur komt. Hij blijft in deze visloze periode echter regelmatig aas en voer brengen en bouwt zodoende een knappe voerplek op. Zijn collega- (wedstrijd)vissers hebben daarentegen meestal in de eerste uren al hun visje gevangen, maar ondanks hun subtiele(re) benadering komt er vervolgens weinig tot geen vis meer boven het landingsnet; de voerplek is verlaten. Bij Peter begint het echter juist dán ineens te lopen. De brasems hebben zich in grote(re) getale op zijn voer verzameld en de gewenste voedselnijd ontstaat alsnog. De grote haak, dikkere onderlijn en de grote korf doen er dan niet meer toe. Die voedselnijd trekt nog weer andere vis aan en het aantal azende vissen wordt hierdoor steeds groter. Omdat het er dan zoveel zijn, zal er in de school weinig tot geen paniek zijn als er weer een brasem wordt weggevangen. Het is wel raadzaam de gehaakte vis dan zo snel mogelijk van de voerplaats weg te trekken en een dikkere onderlijn is in die omstandigheden dringend gewenst.
Vanzelfsprekend staat ook deze benadering niet altijd garant voor het beoogde succes. Er zijn natuurlijk omstandigheden dat een wedstrijd juist met een subtiele wijze van vissen tot een goed einde moet worden gebracht. Peter weet dat als geen ander te beamen.
Na een uitgebreide introductie van Peter en zijn materialen willen wij jullie de uitwerking hiervan in de praktijk niet onthouden.
Nadat de haak is voorzien van drie wormen die op gelijke lengte zijn afgeknipt, wordt er vervolgens met grote nauwkeurigheid ingeworpen. Nadat dit enkele malen is herhaald, schakelt Peter over op een kleinere haak (maatje 10). Direct worden enkele vissen gevangen. Na deze vangsten schakelt Peter terug naar een haak maat 8 en verhoogt hij de aasdosering in zijn voerkorf. De aanbeten blijven volgen en in hetzelfde tempo komen enkele grote brasems en windes aan de kant. Dan schakelt Peter meteen over naar een haak maat 6. De aanbeten blijven en de vissen komen stuk voor stuk in het schepnet. Na ongeveer twee uur vissen, worden de aanbeten dan toch minder talrijk. Hij reageert hierop door meteen een kleinere haak te monteren. Tevens vermindert hij de hoeveelheid aas in zijn voerkorf. Enkele worpen later volgen er weer volop aanbeten. En op het moment dat die aanbeten toch weer verminderen, voegt Peter enkele dopjes Scopex Plus van Sensas aan zijn voer toe. Op de vraag waarom hij dit doet, is het antwoord: “Dat spoort de vis weer aan tot azen”. Vol verbazing zien wij dat na enkele worpen de aanbeten inderdaad weer toenemen en de vis weer volop wordt gevangen. Uit bovenstaande blijkt dat het veelvuldig inspringen op het aasgedrag tijdens een visdag resultaat blijft opleveren.
Na een dag waarop wij veel vis voorbij hebben zien komen, willen wij Peter bedanken voor het eerlijke en openhartige gesprek dat ons, en hopelijk ook jullie als lezer, veel nuttige informatie heeft opgeleverd. Het volledige en zeer uitgebreide artikel met nog veel meer interessante tips kunt u lezen in Witvis Totaal 11, dat vanaf 18 december te koop ligt in de hengelsportzaak of bij de boekhandel/kiosk. U kunt natuurlijk ook abonnee worden, dan weet u zeker dat u niets mist van al die boeiende en leerzame verhalen over het witvissen.