Vissoorten in vogelvlucht (2)
Tekst en fotografie: Geert Luinge
In het eerste deel heb je gezien welke kleurrijke vissoorten we vingen tijdens onze soorten-speurtocht in Tregde, zuid Noorwegen. Ik zal doorgaan waar we gebleven waren, namelijk bij het drillen van heel veel vis.
Vriend Arie, de spreukenman, had speciaal voor de gelegenheid een teller meegenomen, dus die stond steeds eerlijk te klikken en hij ving in zijn eentje deze week een totaal van 660 vissen.
Nou, dan mag je wel zeggen dat we lekker hebben gehengeld. "Laat uw kunstaas verleidelijk lonken...dan zal de roofvis keihard bonken".
Er kwam weer een varia aan soorten boven water. Over de pieterman hoeven we niet te twijfelen. Die heeft gevaarlijke giftige stekels op zijn rug en kieuwdeksels, dus zodra die boven water komt wordt de langbektang gepakt en gaan we héél voorzichtig te werk. "Wees altijd een gewaarschuwd man bij het onthaken van de pieterman".
Een duidelijk geval was ook de grauwe poon, die blijkbaar zo veel honger had dat hij twee beaasde haken tegelijk in z'n bek nam. Ook deze stekelvissen moet je niet met blote handen vastpakken
en het fileren van een poon zonder pleisters is een lastige klus, dus daar zou ik niet zomaar aan beginnen.
Gewoon een kiekje maken, aankruisen op de soortenlijst en dan weer lekker terug in zee. "Houd altijd in de gaten: een poon zit vol met graten".
Meer twijfel hadden we bij de platteriken die we vingen, want op de foto zie je een schar en daaronder een ... ?
Volgens onze vissenbijbel is het een 'lange schar'. Vooral aan de vorm van de bek kun je het verschil zien. Maar die bek lijkt ook wel op de bek van een heilbot, dus platvissen determineren is nooit geen makkie. Er zijn zoveel variaties mogelijk en een schol op een zandbodem kan er heel anders uitzien dan dezelfde schol op een grindbodem.
Een succesvolle manier van platvis vangen vanuit een boot bleek het 'loodbonken' . Je trekt extra aandacht als je het loodje recht onder de boot laat zakken en dan zachtjes vertikaal gaat bonken op de (zand-) bodem.
Er ontstaat dan een wolkje van opdwarrelend zand, net zoals een garnaal dat doet en daar zijn platterikken gek op. Ik heb op mijn platvis-onderlijnen altijd een aantal opvallende rode, gouden, witte, zwarte, groenfluo en roze fluo kralen. Daar vergroot je de aantrekkingskracht van het aas enorm mee.
Let op hoe je met kralen een garnaal kunt imiteren: Rijg op een nylon onderlijn/haaklijn de volgende kralen in deze volgorde: - piepklein wit - piepklein zwart - piepklein wit (nu heb je al twee oogjes) dan: medium fel rood - medium fel goud - medium fel roze (nu heb je ook het voorlijfje) en dan nog een grote gele (achterlijf) als overgang naar je aas - en knoop dan een (langstelige) haak aan de lijn.
Beaas de haak met zagers, pieren, garnalen, mosselen en/of stripjes vis en je hebt een 'kraalgarnaal' die in de wijde omtrek de aandacht gaat trekken. Meestal heb ik één haak met kralen en de andere zonder, "kunnezekieze".
Zeker als je die kraalgarnaal nog eens aanbiedt op een stek waar je bijvoorbeeld een flinke zak rubby dubby naar de bodem hebt laten zakken, dan kon het wel eens feest worden.
We hebben in de loop der jaren nogal wat uitgeprobeerd op het gebied van lokaas op zee. Ik heb zitten prutsen en knoeien met uienzakken vol verknipte makrelen, zemelen en pilchardolie, die je aan de ankerlijn kunt binden of los met een marker erboven kunt uitgooien. Maar dat is vaak een heleboel vies geknoei. Plus: als er olie op de bodem van de boot terecht komt wordt het spekglad, dus levensgevaarlijk. Doen we niet.
Wat vind je van dit slimme ideetje ? ... Men neme een plastic emmer. Doe onderin die emmer een paar zware stenen. Gooi op die stenen een zooitje visafval. Liefst makreel, maar alles wat stinkt is goed.
Naar wens olie en zemelen toevoegen. Vul de emmer bijna tot de rand met prut.
Giet hierop tenslotte zoveel water dat het visafval nèt onder staat. Zet deze emmer een nacht in de vriezer. Morgenochtend als je gaat vissen zet je de emmer in de boot. Binnen een uur is de buitenste laag van de ijsbonk ontdooid, waardoor je de emmer makkelijk leeg kunt gooien en dan ...Plons! zinkt er een grote ijsbonk vol visafval naar de bodem, die daar lekker gaat liggen smelten. Zal absoluut de aandacht gaan trekken.
Ik zweer je dat ik tijdens het fileren van een paar gullen de vierkante blokken makreel tegen kwam die ik er zelf had ingegooid. Zo kun je een emmer vol afval van gisteren omzetten in een emmer vol verse vis vandaag. "Met een paar stenen van een pond... krijgt men een ijsblok wel naar de grond ".
Als je veel verschillende vissoorten wilt vangen zul je ook op verschillende stekken moeten zoeken en moet je bereid zijn om je handen vuil te maken en vooral met natuurlijk aas vissen. Ronald heeft deze week stug doorgevist met stripjes makreel, garnalen en mosselen en hij ving weer de meeste soorten, zoals dat al jarenlang het geval is.
Dat kwam ook door de slimme manier waarop we de boot exact hadden 'geparkeerd' boven een talud. Namelijk met de techniek die ik voor het gemak even 'kant-ankeren' zal noemen. Het is hier rondom Tregde verboden om een anker op de bodem te gooien (vanwege de vele electriciteitskabels die naar de bewoonde eilanden lopen), maar het is niet verboden om je anker ergens op een rots of achter een paar stenen op het droge te leggen.
Dus ... als je nu een (liefst goed zichtbare-) ankerlijn van een meter of 40 uitzet, op een plek waar de wind je wegduwt van de kant, dan lig je zegmaar te semi-driften. Ik bedoel: de boot ligt geankerd op de oever en door de manier van bevestiging aan de lange ankerlijn kun je de boot sturen.
Je kunt nu kiezen uit vijf variaties: we kunnen een paar meter ankerlijn binnen halen om ondieper te vissen, we kunnen extra lijn uitzetten zodat we door de wind naar dieper water worden geduwd, we kunnen de ankerlijn aan de voorpunt van de boot vastmaken zodat hij precies in de windrichting blijft stilliggen, of we kunnen de lijn ombeurten aan de stuurboord- of bakboordzijde vastmaken, zodat de boot door de wind zijwaarts wordt geduwd, dus 'aan de wind' gaat staan.
Ik kan je verzekeren dat je een talud dan grondig afvist en dat alle aanwezige vissoorten de kans hebben gekregen om het natuurlijk- of kunstaas te pakken.
Als je dan nog niks hebt gevangen moet je gewoon verkassen. Op veel plekken is kant-ankeren goed mogelijk, zolang je maar rekening houdt met de overige scheepvaart en niet ergens in de vaargeul gaat liggen.
Vooral als er veel wind staat kan het je dag redden, omdat je dan meestal te snel over de stekken heen drift en de langzamere vissoorten dan niet de kans krijgen om het aas rustig te besnuffelen en in de bek te nemen.
Om het in goed Nederlands samen te vatten: "Staat er op zee een grote klots, leg dan je anker op een rots ".
Deze zilverroze zeeforel greep midden op de dag een Toby lepeltje, maar 's avonds na elven (toen het eindelijk donker genoeg was) wist Ronald met zijn vliegenhengel vanaf de steiger in het haventje een paar prachtige vissen te vangen, die er héél anders uitzagen en waarvan de biologen waarschijnlijk zullen zeggen dat het een zalm is, ... maar toch zijn er ook zeeforellen die er heel veel op lijken... Tja. "Weet je het niet ... of weet je het wèl..? ... het is óf een zalm ... óf een zeeforel".
De volgende ochtend brak het zonnetje door en ging de wind liggen. Tijd om de diepere stekken op te zoeken en te kijken wat daar rondzwemt.
De gul en de leng had je wel herkend, maar weet je welke vissoort dit is ?
Het is een heek. Je kunt aan dit ukkie vrij goed zien welke typische kenmerken het heeft (zoals vlijmscherpe tandjes en de binnenkant van zijn bek is pikzwart), maar dit visje kan veel groter worden.
Hieronder zie je een foto van vriend Rein met een heek van een meter, waar ik nadrukkelijk bij moet zeggen dat hij niet gevangen is tijdens deze vistrip, maar ik wil hem je toch even laten zien, voor het verschil, want "Laat de gul U in de steek ... dan hebt U altijd nog kans op heek ".
Helaas moeten we nu weer even pauzeren, maar in deel drie van dit fotoverslag zal ik je nog wat haarscherpe plaatjes laten zien van de prachtige vissoorten die we vingen.
Tot dan.