Tips ’n Trics (13): Markeren
Door Berthil Bos
Verticaalvissers op snoekbaars kennen ze wel, die fel gekleurde drijvertjes in een H-vorm die verbonden zijn een flink aantal meters nylondraad met daaraan een loodgewicht. Deze vissers gebruiken deze handigheden om een plaats te markeren waar aanbeten volgen of waar de bodemstructuur er aanleiding toe geeft.
Tegenwoordig kun je met de GPS ook een waypoint maken om telkens terug te keren bij de hotspot. Ondanks alle technische ontwikkelingen, is het visuele aspect van de drijvers vaak erg efficiënt en je kunt je meer richten op het vissen dan het kijken op scherm. Als werpende roofvisser zijn die H’tjes ook erg gemakkelijk, al zie je dit veel minder. Ik mag - als de seizoenstijd het toelaat - graag de ondieptes afgooien van het wat grotere water.
Een voorwaarde moet zijn dat deze platen grenzen aan het diepere water. De overgang van diep naar ondiep noemen we het talud waar zich vaak de vis verzamelt om vanuit daar de ondieptes op te gaan of andersom. Als werpende visser is het natuurlijk belangrijk om precies te weten waar dit talud begint en hoe deze loopt.
Als je hier een boei laat zakken vis je met veel vertrouwen.
Vooral als de vis zich in de nabijheid of op de ondieptes bevindt, is het goed om ze niet te storen door er steeds naartoe te varen om te zien of het talud en de daarachter liggende plaat nog wel binnen werpbereik ligt. Afhankelijk van de grootte van de plaat, zet ik één of twee drijvers uit.
Is het talud mooi recht, dan kan je het met één markeringsboei doen. Is het talud echter grillig, dan zet ik het liefst één bij de dichtstbijzijnde rand van het talud en één bij de rand die ver weg staat. Je kunt nu zowel vanaf de diepte naar de plaat werpen als andersom.
Dit is afhankelijk van diverse factoren zoals seizoensperiode, tijd van de dag, wind, temperatuur enz. In het voorjaar tot en met juli, zolang het nog niet extreem warm is, is vis de gehele dag op het ondiepere water te vinden. Is het erg warm geworden, dan zal de vis alleen in de koelere ochtenduren hier vertoeven en natuurlijk in de avonduren.
Zwanen geven de ondieptes aan maar niet het begin van het talud.
Overdag zoeken ze dan het wat diepere, koele en zuurstofrijke water op. Gaat in het najaar de temperatuur van het water weer wat naar beneden, dan zijn ze weer de gehele dag ondieper te vinden. Ook de wind speelt een rol of ze diep of ondiep staan. Staat er harde wind, dan is een ondiepe plaat vaak opgewoeld en troebel waardoor de snoeken onder de taludrand gaan liggen waar het rustig is en vanuit daar proberen een aasvis te verschalken.
Door de markeringsboeien weet je precies waar je vist en dat geeft altijd een goed en vertrouwd gevoel en vertrouwen doet vangen. We hebben het nu gehad over het markeren van een talud, maar je kunt natuurlijk ook plantenbedden, kuilen, onderwatereilanden en andere hotspots hiermee aangeven.
Waar ik wel altijd voor zorg is dat de drijver niet meer dan 3 meter draad bevat, zodat als de vis er tijdens de dril zich in verward, niet de standaard 20 meter eraf loopt. Probeer het eens en je zult zien dat niet alleen de verticaler baat heeft bij de H van hoop.
Tot volgende week! Berthil Bos
Vragen, opmerkingen of Tips ‘n Trics kunt u mailen naar info@totalfishing.nl