De Allrounder deel 27
Teveel vis
Door Bart Debaes
Het is warm, te warm voor mijn part. Wat wel mooi is op zo een dag is dat er ’s avonds prachtige omstandigheden zijn om te gaan korstvissen.
Zoon Dries ziet het ook helemaal zitten om op die manier de avond te vullen. Hij mag aan de gang met mijn lichte zelfbouw-karperhengel, daar ik per se wil vissen met één van mijn nieuwe bolognesehengels.
Ik zat er al een tijdje mee om dat soort hengel aan te kopen, omdat ik er vele voordelen in zie. In de vijvers hier in de streek krijg je nog wel eens te maken met karper als je met de vaste stok aan het vissen bent. Het is prachtig drillen op dat soort van krachtpatsers, als ze niet te groot zijn, zoniet, dan eindigt de dril al gauw met een ferme “KLETS”. Vissen met de elastiek is een pracht van een vinding, maar niet echt aan mij besteed. Karperhengels, en matchhengels zijn dan weer te kort om heel secuur op afstand te kunnen vissen.
De vis in deze vijvers weten namelijk heel erg goed wat ‘gevangen worden’ is, en proberen dat te voorkomen. Je moet dus scherp kunnen aantikken om regelmatig te vangen. Een bolognesehengel legt een aantal voordelen bijeen. Ze hebben voldoende lengte om scherp op de kleinste beten aan te slaan, en ze kunnen vanwege de backup van de molen de grootste vissen aan.
Deze avond wil ik echter iets ander proberen waarvoor deze bolo’s volgens mij ook prima hulpmiddelen zijn. Ik ga oppervlaktevissen achter de leliebedden.
Oppervlaktevissen achter de lelies
Omdat wij ook regelmatig met de korst hier aan de slag gaan, zijn de vissen ook al op hun hoede bij het oppervlakte azen. Dat lijken ze stukken minder te zijn aan de achterkant van de plantenbedden.
Als op die kant aas afdrijft, wordt dit met minder argwaan weg geslurpt. Op winderige dagen kan je echter nooit voldoende lang je aas daar ter plekke houden, het drijft te snel af. Neem je het risico om je lijn op de planten te leggen ter stabilisatie, dan trek je de vissen eigenlijk de planten in tijdens het eerste deel van de dril. Met mijn nieuwe hengels denk ik vanwege de lengte betere controle te hebben tijdens de presentatie en de dril.
Van de lichaamstaal van de twee aanwezige vissers kan ik afleiden dat ze niet veel aan het vangen zijn. Het zou een slecht voorteken kunnen zijn, maar ik weet ondertussen wel dat niet iedereen hier super vangt. Zachtjes lopen we langs de oever, spiedend naar tekenen van hoog zwemmende prooi. Dit is een spelletje waar ik van houd, al van kindsbeen af.
Het geeft me een spannende rust, en ik doe dit zelfs graag als er even geen tijd is voor een paar visuurtjes, maar wel voor een kwartiertje ‘visjes-kijken’. Het geeft je een zeer groot voordeel op die dagen dat je wel weer vist, want dan weet je precies waar de vis zich de laatste dagen ophield. Een zeer belangrijk voordeel tot succes.
Een diepe deining tegen onze kant aan, geeft weer dat we waarschijnlijk toch al een waterbewoner hebben opgeschrikt. Ik blijf even staan bij een plompenbed. Tussen de bladeren door zie ik een vin wapperen, wat verder duwt ‘iets’ een blad omhoog.
Dichterbij staat twee stengels lis te schudden. Ok, hier zitten gewenste prooien. Nog voor we optuigen gaat al wat kattenbrokken en stukken brood te water. Het duurt niet lang voor er beroering komt. Dat komt van kleine visjes, heel kleine visjes!
Meer dan voldoende blauwbandgrondels
Het is een niet inheemse soort: de blauwbandgrondel, die hier, ik weet niet op welke manier, ooit is opgeraakt. Waarschijnlijk ergens bij een bepoting. Net zoals vele andere exotische grondels is dit geen aanwinst voor de sportvisserij.
Ze worden niet groter dan 11cm, en planten zich verschrikkelijk snel voort. Aan vers de vase, deeg en allerlei andere aassoorten gaan ze massaal lurken, en trekken hierbij vlot de dobber onder. Vanwege hun minibekje zijn ze verschrikkelijk moeilijk te haken, dus zit je constant gaten in de lucht te slaan.
Vanavond doen ze op een andere manier vervelend. Met grote aantallen vallen ze de korsten aan, zodat deze niet lang hun lokkende functie kunnen uitoefenen. Met de kattenbrokken hebben ze wat meer last, maar na een tijdje gaan ook deze er aan voor de moeite. Gelukkig laten zich al gauw toch een paar giebels zien.
Geleerd als ze zijn komen ze onder de haakkorst hangen, om hem na inspectie vriendelijk te weigeren, en de los drijvende stukjes wel te pakken. Een trucje dat soms wat oplevert op zo’n momenten is om aan de slag te gaan met een vlok, die twintig cm onder een pennetje hangt. Ze blijken dit met minder argwaan te pakken. Kort maak ik wat tijd om die stijgers op de gevoelige plaat te zetten.
Stijgende giebel
Ik laat zoonlief de dichtbij zijnde vissen en zelf vis ik over het plantenbed. Mijn eerste vis gaat er af tijdens de dril, de tweede aanbeet wordt gemist. Ondertussen weet Dries zijn eerste giebel te verschalken. Hij brengt 32cm op de lat, geen monster, maar op de zachte hengel zeker goed voor een ‘drilletje’.
Het ter plaatse houden, en controleren van mijn aasje gaat eigenlijk perfect. Om sneller een beet uit te lokken leg ik mijn vlok tussen twee grote bladen in, net waar ik al een paar keren een giebel iets zag weg slobberen. De pen gaat staan, en direct zie ik dat de blauwbandjes het aas al gevonden hebben.
Rikketikketikketik gaat het dingetje op en neer. Dan schiet de pen weg, en voor ik ten volle kan aanslaan zie ik halverwege het plompenbed al deiningen van een verschrikte karper. Oei, die hangt toch niet aan mijn lijn hoop ik???? Helaas voor ons beiden wel. Ik zet zoveel kracht als mogelijk, maar mijn kansen liggen niet hoog.
Verder geraakt de vis niet meer, maar terug komt hij ook niet. Aha, nu een beetje wel. Ik houd de hengel hoog, en weef de lijn tussen de bladeren door. Opnieuw win ik veld, en nog een halve meter, en nu twee meter extra. Blijkbaar kan ik dan deze strijd toch nog winnen.
Een paar keren schud de vis met de kop, daar beneden, en dan valt het stil. Op mijn rukjes volgt geen beweging meer. Ik vrees wat wel vaker voor komt: de vis is onthaakt, en de haak zit ergens vast tussen de planten. Ik zet nog meer kracht. Amaai, wat is deze 16 honderdste Trabucco Tournament tough een sterke lijn.
Ik vis bijna nooit meer met nylon op de molen, maar voor deze visserij kan het weinig anders. Ik liet me aanraden om voor deze nylon te kiezen, en daar heb ik dus voorlopig geen spijt van. Dan schiet alles los. Ik hoorde geen klets, dus heb ik nog hoop. Het blijkt dat enkel mijn dobbertje is verdwenen. Ik monteer een ander.
Helemaal aan de andere kant van het plantenbed voerde ik ondertussen met mijn geliefkoosde Krill-pellets. Deze hapjes van BaitTech lieten me nog nooit in de steek, dus gaat vol vertrouwen het setje te water. Gauw mag ik aan de dril, en al stelt deze niet veel voor op een giebeltje van 18cm, de top is er toch af.
Ondertussen dropte ik ook hier drijvend aas. De blauwbandjes hebben dit direct in de smiezen, en hun vreetpartijtje gaat op deze stek ook aan de gang. Hier zit ‘teveel vis’, maar dan van een soort die enkel vervelend doet. De roofvisstand op dit water stelt niets voor, dus deze plaag zal op die manier ook niet worden opgelost. We zullen er mee moeten leren leven.
Ondertussen zitten ook hier giebels boven, dus schakel ik over naar korstjes. Met de lengte van de hengel is het geen probleem om deze perfect op de stek te leggen die ik voor ogen heb.
Perfect het aas op de gewenste plek leggen
De zachte stukken korst worden echter constant van de haak gevreten, nog voor de giebels er bij kunnen. Er zitten er nochtans voldoende in de oppervlakte. Ze doen echter heel erg druk. Na een hap zwemmen ze gelijk een gans stuk door, ipv zich te storten op de ernaast liggende brokjes. Zo is het steeds moeilijk om te weten waar ik mijn aasje moet presenteren.
Binnenkort deel 2