Succesvol vissen op gul vanaf een Zeeuws strand (deel 1)
Door Ron Smits
De eerste oktoberstorm heeft zich al gemeld en bij vele sportvissers gaat het kriebelen: de gul komt er aan. Maar wij gaan eerst even terug in de tijd, terug naar een mooie tijd. Zo’n vijftig jaar geleden ging ik voor de eerste keer met mijn vader mee op gul. Eerst flink wat pieren steken en dan naar Burgh Haamstede. Auto parkeren en dan door of over het bekende witte poortje naar je stek. Het was al druk en de meeste stekken waren al bezet, maar de dijk was lang en verderop konden we ons nestelen voordat het donker werd. Links en rechts gingen de eerste lampen aan.
Petromaxen zag je nog niet langs de kant. Het waren lampen op batterijen of petroleum en een enkeling had een heuse accu op een karretje meegenomen om voldoende licht te hebben. Het materiaal was niet zoals we dat nu gewend zijn. Mijn vader had een holglas hengel (Conolon) van een meter of vier, die hij bij Nol Jurgers in Bergen op Zoom had gekocht. Ik had een volglas hengel van Albatros van net drie meter.
Er zat toen zoveel vis dat je de school met gul en kabeljauw als het ware voorbij zag trekken: van links naar rechts of net andersom zag je iedere visser langzaam maar zeker met kromme hengels staan. Vele grote kabeljauw werd binnen gehaald. Vis die kleiner was dan zestig centimeter werd door de meeste vissers teruggegooid, anders moest je echt dat hele eind van en naar de auto meerdere keren lopen om alle vis mee te nemen. En dan nog: diepvriezers waren in die tijd schaars, dus wat moest je ermee.
Bij een extreem koude winter hing mijn vader de schoongemaakte vis weleens aan de waslijn, zodat ze uiteindelijk diepgevroren in de 'buitenvriezer' hingen. Ik weet nog dat er in die tijd veel werd gevist, want ’s nachts werd er zelfs snert verkocht langs de kant. Geloof me dat die soep lekker was zo aan de koude waterkant. Vaak gingen we dan met de pont van Zijpe over en op¨de terugweg werden soms hele grote gullen getoond, met alle verhalen die er bijhoren, prachtig gewoon.
Vroeger werd deze maat soms door grotere soortgenoten gepakt.
Ja, ik denk nog heel vaak aan die mooie tijd. Het werd er echter zo druk dat we uitweken naar andere stekken, omdat er soms ruzie was om een plaatsje. We gingen het aan de andere kant van de Oosterschelde proberen: de Veerse Gatdam. Op de stafkaart zagen we dat er voor de afsluiting nog een diepe geul moest liggen. Wel, ook deze plek heeft ons geen windeieren gelegd, het was wel jammer dat er geen snert te koop was. Wij waren er vaak de enige sportvissers.
Hier zijn vele mooie gullen geland en ook ving ik hier mijn zwaarste: 22 pond en een heel klein beetje, zijn lengte was 93 centimeter, dus niet echt lang. Wat had die kabelU een verschrikkelijk dikke pens. Er moeten daar nog grotere gezeten hebben: mijn vader had een normale aanbeet van een gulletje, slaat aan, voelt een gul trekken en daarna een heel grote ruk en zo vast als een huis. Hij liet zijn hengel in de hengelsteun staan en wachtte af.
Wederom grote rukken aan zijn hengel en hij moest snel zijn hengel pakken, want zijn hengel ging richting waterkant. Hij probeerde te draaien, maar de vis kwam niet naar de kant. Erger nog, de vis zwom richting Engeland en er was geen houden meer aan. De slip kon niet strakker ingesteld worden want het was al kritisch, u kent het wel dat er zo hard aan het nylon werd getrokken dat hij begon te zingen. Meter naar meter verdween van de spoel tot deze geen draad meer had: een droge knal en de rust keerde weder.
Diezelfde nacht had een Belgische sportvisser een stukje verder naast ons hetzelfde. Een normale beet, aanslaan, gul kwam een tiental meters naar binnen, grote dreunen op de hengel, vast en de vis ging daarna zwemmen. 200 Meter nylon met een diameter van 0,50 mm met een zwaar ingestelde slip kon de grote vis niet de baas. Ik hoorde wederom een droge knal en zag een teleurgestelde visser, nog natrillend op zijn benen, naar de waterlijn kijken.
Volgens mij was dit een vorm van kannibalisme en moeten er geweldig grote vissen rondgezwommen hebben. Er zijn kabeljauwsoorten, die een gewicht van meer dan 100 kilo kunnen bereiken……Zelf heb ik mooie kabeljauwen gevangen aan wijtingen of gulletjes die eerder mijn mustad haak 6/0 hadden gevonden. Soms vingen we een kabeljauw, die even te voren zelfs een maatse platvis weggeslikt had.
Nog later heb ik veel gevist aan de stranden van De Dishoek, nabij de Vijgeneter (bestaat niet meer), maar ook Vrouwenpolder, Neeltje Jans, De Boswachter, De Banjaard, Oranjezon, Domburg en West-Kapelle. Mijn favoriete plek was toch wel De Dishoek: bultje over en een vak naar links, zo kort mogelijk tegen het paalhoofd (westkant). November en december waren de beste maanden voor de gul op het strand van De Dishoek. Vaak ging ik in de laatste twee weken van oktober naar het strand van Domburg, vlak naast een golfbreker vissen met een haak 1 of maximaal 1/0.
Zo dicht mogelijk naast de golfbreker ingooien, want daar was het dieper. Goed aas erop en dan kon je zowel een late zomervis als een vroege wintervis vangen. Gul, wijting, zeebaars en af en toe paling en/of tong kwamen boven water terwijl de disco aan het strand op volle toeren draaide. Regelmatig kwam er een vrolijke feestganger kijken naar die eenzame visser daar aan de waterkant. Soms had ik geluk en bracht hij een flesje bier mee.
Terug naar de Dishoek. Als het laag tij zo’n beetje rond 23.00 uur viel, ging ik gelijk na mijn werk vissen. Alles lag al in de auto, zelfs de levende pieren in een emmer met zeewater, voorzien van een aquarium pompje. Thee zetten op het werk voor de thermoskan en direct na het werk naar De Vijgeneter. Het water was net aan het afgaan, als ik ter plaatse kwam. Snel de petromaxen aan, hengels voorzien van molens en onderlijnen en het kon beginnen.
Het 'sikkie'.
Vaak stond ik moederziel alleen, andere dagen waren er meerdere vissers. Ik heb er altijd wel mijn gulletje weten te vangen. Mijn vader ging al lang niet meer vissen en af en toe gingen Cor, Nel en Hans Willemse mee. Gedurende het afgaande water waren er twee a drie perioden dat de gul voorbij trok, je kon er de klok op gelijk zetten. Ieder jaar werden deze gullen wat groter, maar ook de aantallen namen jaarlijks af.
Ik heb heel wat keren op de Dishoek de gehele nacht doorgevist en zodra het water laag was kon je soms nog een gulletje en een wijting vangen, maar heel vaak was het dan ook weer afgelopen. Als het water opkwam was er geen gul en ook geen wijting meer te vangen. Daarom bleef ik vissen tot het water weer afging. Mijn grootste gul daar was 15 pond en een ruime 85 centimeter. Bijvangsten waren er ook: wijting, platvis. Eén keer had ik zelfs een mooie tarbot en een keer een schelvis.
Toen viste ik met Sportex Carbon hengels van 4,5 meter, voorzien van een Penn molen met de nodige spoelen voorzien van lijndikten van 0,25 mm, 0,30 mm en 0,35 mm (wel voorzien van een 10 tot 12 meter goede voorslag van 0,45 of 0,50 mm). Afhankelijk van het getijde viste ik met 0,25 mm bij hoog water, begin afgaand water om de gewenste afstand te halen, tot met 0,35 mm bij bijna laag water. De gewenste afstand was nu gemakkelijk te halen: ik viste nu niet zo licht mogelijk, maar zo zwaar mogelijk.
Ik viste altijd slechts met een vlijmscherpe Mustad haak 4/0 of 5/0 voorzien van twee extra weerhaken op de haaksteel, zodat de pieren (vijf of zes) er tijdens de worp beter op bleven zitten. Altijd een mooi gezicht dat de zeeschepen zo kort langs de kant passeerden. Let op sommige zeeschepen hebben een dusdanig waterverplaatsing dat het water ineens meters weggezogen wordt en vervolgens met grote kracht weer terug komt. Menige petromax, hengel en andere materialen werden zo weggespoeld.
In deel twee nemen we de huidige situatie onder de loep.
Ron Smits