The forgotten art:
Succesvol korstvissen
Door Tom Sintobin
Als iemand je opbelt en vervolgens vertelt dat hij het afgelopen voorjaar 20 vissen ving op het Kempisch kanaal, stuk 9-10, dan is dat interessant. Als hij er dan nog bij vertelt dat er twee van 20 kilogram plus bij zaten en dat hij er niet meer dan twee weken voor nodig had, dan spits je je oren. En als hij er ten slotte aan toevoegt dat hij ze met een broodkorst ving, dan spring je in je auto en neem je een interview af. David Van Sprengel heet deze visser en hij woont in het Vlaamse Noorderwijk.
Tom: Je vangt gigantische karpers bij de vleet, David en toch had ik nog nooit van je gehoord, laat staan dat ik je al eens in een karperblad heb zien staan… Erg mediageil ben je dus blijkbaar niet. Kan je eens iets over jezelf vertellen?
David: Wel, ik vis mijn hele leven al, maar het is pas sinds een jaar of twee, drie dat ik gericht op de karper ga. Daarvoor viste ik op witvis, en ook op snoekbaars en met de vlieg. Toen ik echter eens op een vijver bij ons in de buurt ging vissen, liep ik daar de zoon van Johan Janssens, de bekende pionier van het moderne karpervissen in België, tegen het lijf, die er zat te karperen. Het klikte meteen en we zijn blijven samen vissen. Net als ik houdt hij erg van de natuur, en het doet ons dan ook beiden pijn om te zien wat voor vuilnisbelt sommige vissers van onze kanalen maken…
De avond valt op het kanaal…
Ik vis ook wel op het Albertkanaal, maar concentreer me toch voornamelijk op het Kempisch. Dit voorjaar heb ik me toegelegd op het stuk tussen 9 en 10, omdat ik nogal op mijn rust ben gesteld en de enorme drukte van de overige stukken dan ook wat mijd. En dat er ook tussen 9 en 10 ferme vissen zwemmen, heb ik, zoals ik je aan de telefoon vertelde, mogen ondervinden. Eind april, begin mei dit jaar ving ik daar met de korst een aantal mooie karpers. De grootste was een schub van 23,1 kilogram. Dat is tevens de topvis op dit stuk van het Kempisch. De volgende in de rij is een spiegel van 20,25 kilogram en dan volgden nog spiegels van respectievelijk 17,2 en 16,8 kilogram, een schub van 14 kilogram en nog een heleboel vissen tussen de 6 en de 13 kilogram.
Je hebt mij, en met mij vast ook heel wat lezers, erg nieuwsgierig gemaakt. Je ving een rits vissen om ‘u’ tegen te zeggen, en dat op een manier die nu niet bepaald standaard is: met de korst. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: wat is je geheim?
Wel, het gaat niet zozeer om een geheim. Het is eerder een combinatie van verschillende factoren. Ik heb eigenlijk niet zo veel nieuws te vertellen. Ik beroep me immers op doodeenvoudige regels, die iedereen intussen al wel kent: je moet de karpers lokaliseren, je moet zorgen dat je de vissen niet bang maakt, je moet zorgen dat je aas in orde is en zo verder. Het is me echter opgevallen hoe weinig mensen bij deze gouden regels nadenken en hoe slecht ze ze doorgaans toepassen.
Kun je daarvan eens een paar voorbeeldjes geven?
Lokalisatie bijvoorbeeld. Dat je beter één uur op de juiste stek kunt vissen in de plaats van acht uur op de verkeerde, dat zal wel niemand ontkennen. Maar hoe vaak gebeurt het dat iemand verkast wanneer na enige uren blijkt dat er geen bijtlustige vissen aanwezig zijn? Erg zelden, dát kan ik je wel vertellen. Niemand vindt het leuk om met bergen materiaal te zeulen, maar toch moet het. Soms verkas ik tot drie keer per dag! Dat ik geneigd ben om snel te verkassen heeft natuurlijk ook wel te maken met mijn voorgeschiedenis als kunstaasvisser.
Ik viste evenwel nog niet, om de vissen zo het nodige vertrouwen terug te geven. Doordat mijn stek op die manier zowat de enige stek was van het hele kanaal waar geen haken en lood in het water werden gekeild, kwamen er steeds meer vissen bij. Dat was, denk ik, wel mijn grootste troef: ik leerde de vissen dat ze op mijn stek veilig waren. Ik zette mijn bestelwagen ook vlakbij het water, zodat ze eraan gewend werden en er geen gevaar meer in zagen. Het werd voor hen een vast object, iets wat bij de omgeving hoorde – zoals een boom, of een huis. Toen ik uiteindelijk, pas dagen later, begon te vissen, kon ik me makkelijk verschuilen achter de bestelwagen, zodat de vissen niet onrustig werden door mijn bewegingen. Ik gooide ook niet in, maar liet mijn montage traag met de wind meedrijven tot ze bij de karpers kwam.
Het lijkt wel een beetje op de manier waarop Chris Yates de uiterst schuwe karpers op Redmire wist te verschalken: hij knutselde een pop in elkaar met een hengel in de handen, en die pop liet hij dagenlang staan in het water, tot de vissen eraan gewoon waren geraakt en hij er zelf ging staan…
Ja, daar is het inderdaad op geïnspireerd. Jezelf onzichtbaar maken, je aanwezigheid verbergen, niet opvallen, dat is één van de belangrijkste zaken in de karpervisserij. Dat moest ik al ondervinden toen ik uiteindelijk begon te vissen. Mijn eerste vis ving ik al vrij snel, een stevige schubkarper van 14 kilogram. Ik ving hem aan een korstje, dat ik met behulp van een dobber en een haaklijn van 15 lb Shimano Technium presenteerde. Het lukte me vervolgens echter niet om nog een tweede vis te vangen; er was iets waardoor ze duidelijk onraad roken. Het ligt aan de montage, schoot het ineens door mijn hoofd, ze zien de dobber en de lijn! Ik verving de Technium door 10 lbs ESP. Kleinere dobbers had ik niet, maar ik gebruikte een heel klein stukje foam, van dat spul waarmee je boilies gewichtloos kunt maken. Ik kreeg meteen weer actie, en deze keer bleef het duren… Ik bood mijn korst niet op de oppervlakte aan, maar zo’n meter diep. Op zo’n twintig centimeter boven de haak, een Gardner Talon Tip n° 6 trouwens, kneep ik een hagelloodje vast, zodat de korst zonk.
De onafscheidelijke witte bestelwagen, de fiets én een spiegel van 20,25 kilo.
Hoe biedt je in ’s hemelsnaam een korst aan onder water, zonder dat ze er binnen de kortste keren is afgeweekt?
Sjah, zoals ik al zei is aas iets erg belangrijks. De vissen moeten ervan houden, ze mogen het niet wantrouwen en het moet natuurlijk goed op de haak of hair blijven zitten. Met brood is dat uiteraard een groot probleem, dat weet iedereen die al eens met de vlok aan de slag is geweest. Ik had echter een beetje geluk en ontdekte iets waardoor het brood veel langer op de haak bleef zitten. Ik kreeg namelijk het idee om broodkorsten te ‘soaken’, net zoals we dat met boilies doen. Wat mij trouwens opviel, was dat de vissen zich steevast zelf haakten. Ik zette de hengel zo hoog mogelijk in de steun, zodat er zoveel mogelijk lijn uit het water hing en de aanbeten waren ronduit spectaculair.
Het volledige artikel over “Succesvol korstvissen” is slechts één van de opnieuw weer uiterst lezenswaardige en praktische bijdragen in de nieuwe uitgave van het specialistische magazine Dé Karperwereld, dat vanaf de laatste week van november 2006 te koop is bij uw hengelsportwinkelier en in de kiosk. Klik hier voor meer informatie.