Door Berthil Bos
Het vissen met kunstaas breidt zich qua deelnemers alleen maar uit. Dit gaat alsmaar groter worden, aangezien er bij de aanleg van nieuwe stadswijken al rekening wordt gehouden met wateroverlast.
Er worden dus buiten de gewone straatwegen ook meer en meer waterwegen aangelegd. Deze vijvers, grachtjes en sloten vangen al het overtollige water op en wij roofvissers hebben er weer leuke mogelijkheden bij. De jeugd die vroeger vaak de polder in moest om een visje te vangen, groeit nu op met rijk snoekwater om de hoek. Na deze leerschool zetten ze hun roofvis carrière voort op groot en/of ander kleinschalig water.
Het wordt dus alsmaar drukker op of bij het water en de rovers zien zo langzamerhand dagelijks allerlei kunstaassoorten voorbijkomen. Onbekend kunstaas doet het in het begin nog goed, maar als dit een tijdje bekend is zie je de aanbeten afnemen. Zelfs de relatief weinig gebruikte streamer op de vliegenstok is op sommige wateren allang geen onbekende meer. Persoonlijk vind ik dit altijd een leuke uitdaging en probeer met afwijkende mogelijkheden toch de predatoren te foppen. Snoek wordt tegenwoordig niet of nauwelijks (door Nederlanders) meer meegenomen, dus je weet dat ze er nog zitten. Het altijd op zoek gaan naar nieuwe (lees onbekende) kunstaasjes is een leuke hobby, maar het houd een keer op.
Gas erop, maar niet tot het extreme.
Hierdoor kan je het ook gaan zoeken in de presentatie hiervan. De roofvissers die een boot hebben en regelmatig hun kunstaas al slepend aanbieden kennen zo langzamerhand de term ‘’speedtrollen’’ wel. Deze manier van trollen houd in, dat je de universele trolsnelheid van ca. 4 km per uur opschroeft tot wel 15 km. P/uur. Nu moet deze extreme snelheid wel je ding zijn en is het verplicht om diverse dingen aan te passen.
Vismaat Anne mag graag trollen en heeft hier veel succes mee. Ik weet nog wel dat ik voor het eerst bij hem in de boot stapte en ik alles goed geprepareerd had voor een ‘’normaal’’ dagje trollen. Ik mag dit graag doen met rubber en natuurlijk een aantal pluggen. Vaak komen hier dan ook nog de swimbait om de hoek kijken en ook streamers, al dan niet verzwaard, komen vaak aan bod. We zouden vissen op relatief ondiep water, waar het gemiddeld 150 cm. diep is.
Een dagje beperkt speedtrollen bracht behoorlijk wat snoek in de boot bij Anne.
Het viel mij direct op dat Anne een aantal pluggen bij zich had die gemakkelijk drie meter diepgaan. Hieronder waren o.a. de good old Little Ernie en de Pike Fighter van Spro. Niets geks aan, want dicht achter de boot lopen deze jongens max. één meter. Dit was niet de enige reden waarom mijn vismaat voor deze pluggen had gekozen bleek later. In plaats van de gebruikelijke snelheid waar ik mij had op voorbereid, ging het gas er goed op bij Anne.
Niet de extreme 15 km., maar een toch nog een 8 á 9 km. per uur. Nu kwam ook de tweede reden om deze diepduikers te gebruiken naar boven n.l. deze pluggen bleven ook bij hoge snelheid recht lopen. Ook de actie was onveranderd alleen wat agressiever. Ikzelf moest de boel omzetten en diverse aasjes op het droge houden. Mijn favoriete kunstaas waren niet geschikt voor deze snelheid en de shads moesten van loodkop veranderen en de stinger ging iets meer naar voren.
De oude Little Ernie is uitermate geschikt voor dit werk, ook op ondiep water.
Anne vist veel op dressuurgevoelig water en heeft mij die dag laten zien dat niet alleen het kunstaas deze dressuur kan doorbreken en dat het niet alleen met extreme snelheden hoeft. De vis krijgt ook bij deze snelheden (max.10 km.) geen tijd om alles goed te bekijken en hapt toe uit een reflex. Tevens vist het veel lekkerder bij deze wat minder extreme snelheden, al moet je wel het materiaal (lees hengel en stand reel en/of molen) aanpassen.
Een niet te stijve stok, met daarop een reel of molen waarvan de slip licht staat afgesteld. Met de duim of vinger op de spoel kan je nu, door deze aan te drukken, goed de haak zetten en hierna de slip weer gebruiken. De snoek krijgt hierdoor niet direct een nekhernia en dat is mij veel waard. Persoonlijk gebruik ik het liefst alleen een handhengel, maar bij gebruik van een tweede moet je af en toe een misser incalculeren, omdat de slip ook bij deze hengel niet te zwaar afgesteld moet zijn. Dit missen valt overigens in de praktijk erg mee door de grotere snelheid van het vissen.
Gebruik je toch een ‘’dode’’ hengel, besteed dan wat tijd aan de juiste afstelling van de slip.
Als je deze manier van vissen eens uit wilt proberen, moet met alles rekening houden dat je een keer zo snel vist als ‘’normaal’’. Dat het ook totaal anders kan laat ik je volgende week zien in deel 2 en ga ik dieper in op het ‘’anders’’ werpend vissen.