Soms zit ‘t mee…
Door Michiel Pilaar Winter
Ik vis het jaar uit op Willempie’s water. De resultaten zijn zeer matig en omdat Moeder Natuur vergeten heeft de herfst in te slaan, treedt de winter al vroeg in. Iedereen blankt, ik vorm geen uitzondering. Ook in de kerstvakantie (wéér acht verplichte vrije dagen) is het huilen met een wollen muts op.
Omdat ik toch niets beters te doen heb, vis ik een handvol koude nachten. De trukendoos wordt opengetrokken en uitgeklopt maar niets levert het gewenste resultaat op. Zelfs een bewaarzak met daarin 8 kg gekookte maïs op de stek lokt geen vis, laat staan dat het de vis tot azen aanzet. Tijdens de eerste nacht van 2004 vriest het complete water zelfs dicht! Binnenin m’n opgevroren overwrap is het ’s ochtends minus vijf graden. Brood bevroren, gasbrander die weigert en zelfs geen slokje water… de fles water is één blok ijs. Na een twintiger te hebben gevangen op een makkelijk cultuurwatertje besluit ik eind februari om het echte werk weer op te pakken en te starten op Willempie’s water. Twee keer wordt er voorzichtig voorgevoerd. Twee keer een uur heen en een uur terug. Veel moeite, maar nu moet het ook gebeuren. De laatste jaren werd Willempie ieder jaar in maart op een bepaald gedeelte van het water gevangen. Elk jaar is hij (het is een mannetje) een van de eerste vissen die op de kant komt. Vorig jaar was hij nummer vijf, het jaar daarvoor nummer drie. Door de kou is het lekker rustig aan het water. Inclusief mezelf zijn er drie man bezig. Heerlijk kalm, als je het vergelijkt met de 15 tot zelfs 17 man die er in april aan het water zitten. Helaas blanken we alledrie. Waarschijnlijk is het nog te vroeg, de watertemperatuur zit immers nog op slechts 4 graden. Ik besluit wel door te voeren en dat wordt een week later beloond met een 17 ponds spiegeltje. De vis komt die nacht tijdens een heftige bui natte sneeuw. Compleet doorweekt kruip ik gespannen terug in m’n slaapzak. Wetende dat elke aanbeet een héle grote kans is op een Nederlandse veertiger… De beet blijft uit, maar ik ben tevreden met het spiegeltje, immers: de rest ving niets dus dat biedt perspectieven voor het volgende weekend. De werkweek vliegt voorbij en wanneer ik vrijdag avond met een bak warme soep achter m’n stokken zit, voel ik dat er vannacht wel eens wat bijzonders kan gebeuren. Klapperend tentzeil haalt me uit m’n slaap. Het is half acht in de ochtend en nog half donker. Teleurgesteld kruip ik uit m’n tent en trek snel m’n jas aan. De wind blaast recht over het water. Kabbelende golfslag doet de rietstengels van ‘mijn’ kraag schommelen. Ik meet de watertemperatuur en zie dat deze al naar 6,5 graden is geschoten. Ik twijfel of ik nog een nacht moet blijven zitten. Immers, de wind is niet heel koud en de watertemperatuur stijgt al de hele week gestaag. Omdat ik m’n vriendin beloofd had om zaterdag naar de stad te gaan, pak ik met tegenstrijdige gevoelens in. Tijdens het opruimen komt Robert aan. Hij is een van ons groepje van drie en moest gisteravond werken. Hij neemt honderd meter links van mij plaats en na een korte babbel wens ik hem succes en keer terug naar huis.
Die nacht sta ik in de harde wind voor de deur van een dreunende disco, als Robert belt. Door het ruwe weer is de vis massaal gaan azen. Door het dolle heen vertelt hij dat hij al drie runs heeft gehad. 19, 24 en Willempie op 41 pond…
Zwaar balend en met enorm veel dorst ga ik de disco in. Met in elke hand een biertje beraad ik mij over m’n nabije visserstoekomst. Vorig jaar kwam Willempie er pas in juli (bij Kiron) voor de tweede keer uit. Ik kies ervoor om Willempie even links te laten liggen en samen met vismaat Peter het avontuur in te duiken. Een nieuwe uitdaging
Via via hoorden we afgelopen winter wat geruchten over een mooi, langgerekt water van een hectare of 20. Meteen zijn we gaan kijken. En wat we zagen, sprak enorm aan. Het water is omzoomd met dikke rietkragen, huizen en akkers. Dit maakt dat het aantal stekken er beperkt is. Het water is nergens dieper dan twee meter en de bodem bestaat voor het overgrote deel uit zachte modder (hetgeen we hier ‘stront’ noemen) met hier en daar een harde plaat. Er zouden grote karpers moeten zwemmen, maar een paar jaar geleden waren er ook veel doodgegaan, tenminste, dat vertelde onze bron. Peter is meteen enthousiast en begint er ’s winters al te vissen. Wanneer ik eind maart instroom, heeft ie al flink wat nachten blanken achter de rug. De eerste nachten die ik er vis, zijn koud, lang en visloos. Na een nacht of zeven te hebben geblankt, krijg ik het bericht dat Willempie weer is gevangen. Omdat ik op m’n nieuwe water de sterren van de hemel blank, twijfel ik even of ik niet terug naar Willempie zal gaan. De twijfel slaat enorm toe en ik laat mezelf verleiden tot het bevissen van twee wateren tegelijkertijd. Ik wissel visjes op Willempie’s water af met keiharde blanks op de verse visgronden. Als de paai nadert, heeft Peter een strategisch goede stek gekozen. Vlak voor de (verder onbevisbare) paaigronden zit een kleine opening in een dichte rietkraag en (toch nog enkele honderden meters verder). Drie weekenden lang schroeiende slipschijven! Vissen ramvol kuit worden door hem geknuffeld en ik ben inmiddels gedegradeerd tot privé-fotoslaaf. Ik hou mezelf voor dat mijn tijd nog wel komt. Helaas verspreidt de vis zich na de paai weer over het water en valt er maar met moeite een visje te vangen.
Bezinning
Na de paai is het voor mij duidelijk dat ik het hele voorjaar heb verprutst door onrustig heen en weer te reizen tussen de twee wateren. Op het nieuwe water kreeg ik de ‘feeling’ niet en omdat ik niet frequent genoeg op Willempie’s water viste/aanwezig was, liep ik voortdurend achter de feiten aan, waardoor Willempie me steeds ontglipte.
Ik besluit dan ook om af te maken waar ik mee bezig was en me volledig op Willempie te richten. Na een aantal nachten begint het steeds beter te lopen, maar is het veelal kleine vis dat de klok slaat.
In deze periode waag ik ook twee pogingen in La Douce France die beide op niets uitlopen. Mede hierdoor en natuurlijk door de matige vangsten van de laatste maanden vult het foto album zich enkel met prachtige natuurfoto’s. Hetgeen intussen een hobby binnen een hobby voor me is geworden… Voorheen draaide karpervissen maar om een ding: zo snel mogelijk (grote) karpers verschalken. Gelukkig ben ik er inmiddels achter dat karpervissen zoveel meer mooie facetten kent! Het genieten van de schoonheid van de natuur en deze ook daadwerkelijk vereeuwigen is voor mij een van de hoofdredenen om er keer op keer op uit te trekken. Terug op de rails
Helaas weet ik Willempie niet meer te verschalken en voor ik het goed en wel in de gaten heb, breekt de zomervakantie 2004 aan. De eerste van de drie weken zit ik in Frankrijk. Tenminste: dat was de planning, maar na vier dagen bij 35 graden aan een dode rivier te hebben verprutst, keren we terug naar Nederland. Hier kan ik nog een nachtje vissen, alvorens ik naar Portugal af zal reizen. Ik kies voor het water waar ik de vorige zomervakantie zo succesvol was en voer twee dagen lang vier kilo tijgers. Zo secuur mogelijk plaats ik m’n rigs op de voorgevoerde stekken en neem, vol verwachting, plaats achter m’n hengels. De vleermuizen scheren door de avondschemer en wanneer de natuur rond mij aan de nachtrust begint, zit ik nog te genieten naast m’n stokken. Ik schrik me dan ook het boterzuur, wanneer de linkerspringer plots tegen de hengel schiet en de stilte bruut wordt onderbroken door een Delkim. Snel doof ik het geluid door de hengel van de pod te graaien. De vis neemt een schot en zit al snel muurvast in de waterplanten. Onhandig wurm ik mezelf in m’n waadpak en loop naar de vis. Als ik niet meer verder kan, geef ik volledige druk. De lijn gaat een meter of zes voor mij het water in en het zaakje zit muurvast! Gedachtes over verspelen dansen door m’n hoofd. De vele nachten blanken, de mislukte Frankrijksessies, het gedoe met Willempie… Ik moet, en mag, deze vis niet verspelen!
Vastberaden draai ik de slip dicht en geef meer druk dan ik eigenlijk durf. De Daiwalijn staat snaarstrak en langzaam komt er beweging in het geheel. Pompen of verzuipen, in beweging houden. Dit lukt en de vis komt weer redelijk vrij. Aan de oppervlakte gaat het gevecht verder. Met de rug boven water gaat hij er keer op keer als een omgekeerde speedboot vandoor. De vis vecht voor zijn vrijheid, maar het is te vergeefs. Wanneer de vis het net binnen drijft, gaat er van alles door me heen. Eindelijk weer een nieuwe pleister! Het vangen van deze vis voelt als het einde van de periode blanken en falen. Met de zelfontspanner zet ik de schub op de gevoelige plaat en voldaan laat ik hem even later terugglijden in het water. In het donker kijk ik naar het wegzwemmen van de vis en ik voel dat ik qua visserij weer op de rails zit. De drie vissen die ik er die nacht nog bijvang versterken dit gevoel en tevreden stap ik de ‘s avonds het vliegtuig in. Op naar Portugal! Het volledige, zeer uitgebreide artikel van Michiel Pilaar en nog véél meer informatie die u als karpervisser niet mag missen, vindt u in Dé Karperwereld 39, dat vanaf dinsdag 30 november 2004 te koop is in de betere hengelsportzaak of boekhandel/kiosk. U kunt natuurlijk ook een abonnement op dit luxe en toonaangevende Nederlandstalige karpermagazine nemen.