Snoekbaarsjager (deel 22)
Vissen met de Drachkovitch-takel
De man die dit systeem bedacht en naar wie deze takel werd genoemd is Albert Drachkovitch. Geen enkele andere aasaanbieding laat toe de ondiepe oeverzones, waar dikwijls snoekbaarzen vertoeven, te bevissen met kleine aasvis.
Het zijn net deze kleine aasvissen tot ca 10 cm groot welke in scholen in deze oeverzones azen. Zware snoekbaarzen jagen op deze lekkernij in de oever omdat ze daar veiliger zijn en een waar tafeltje-dek-je vinden met relatief weinig inspanning om zich te voeden.
Albert met zijn Drachko-takel
Nog interessanter wordt het wanneer je van ondiep naar diep vist en je aasvisje net achter de eerste helling valt waar de glasogen op de loer liggen op hun eten en brutaal toehappen! Duizenden snoekbaarzen heb ik zo gevangen. Steeds met mijn boot op één anker, de oever in waaier afvissend om daarna enkele tientallen meter verder hetzelfde te herhalen.
Wat echter voor mij direct een meerwaarde gaf aan deze visserij is de intense manier van vissen en de variatie in aanbeten. Hier bepaalt de visser, en hij alleen, of er gevangen wordt of niet. Zijn manier om het aasvisje juist aan te bieden en op de juiste manier op een stervend of gewond visje te laten lijken zijn de sleutels voor succes. Ik heb met verschillende Franse supercracks deze manier van vissen beoefend maar Albert Drachkovitch is gewoon een klasse apart. Een grootmeester zonder gelijke.
Hengel: Garbolino GSP 260, 2,60 meter lang in IM Carbon. De molen maak je vast op je hengel in twee losse kunststof ringen die je toelaten je molen te verschuiven tot je een optimale balans bereikt. Daarna de kunststof ringen vasttapen en klaar is kees. Zo vermijd je vermoeidheid en kan je met polsbewegingen de fijnste trillingen aan je aasvisje doorgeven.
Molen: Shimano Symetre 1000
Draad:Berkley Trilene XT Solar, zeker 0,015’’ diameter en 14 lbs test
Dikkere draad vertraagt nog beter de val van je aas en verhoogt de zichtbaarheid op afstand, en die heb je nodig! Steeds fluo-geel of -groen gebruiken, uiteraard ook weer om op afstand je draad goed in de gaten te kunnen houden en eventuele aanbeten te kunnen zien. Als de zon schijnt heb ik steeds een pet met zonneklep op en een zonnebril met gepolariseerde glazen om optimaal zicht te hebben op mijn draad.
Montage: ik gebruik geen wartel maar knoop direct mijn takel vast aan mijn lijn. Ik gebruik regelbare takels No.1 van Astucit met een 8 grams koploodje voor aasvisjes van 7 tot 10 cm zolang ik nog mijn voorraad heb. De produktiekosten voor zo’n takel waren te hoog voor Astucit en ik raad aan om de nieuwe takels no.2 te gebruiken. Ze zijn per 4 verpakt en hebben nu aan de staarthaak een rode pluk wol als extra teaser.
Koplood moet het gewicht onderaan hebben voor de juiste ‘valbeweging’ van je aasvis.
Wanneer je een ondiepe oever afvist met weinig of geen wind dan kan je dit met nog lichtere loodgewichten doen, tot 5 gram. Voor een beginnende visser met dit systeem is een zwaarder koplood van 12 gram aangewezen om het kontakt met de bodem goed te voelen. Eens je de techniek onder de knie hebt en je vertrouwen in dit super vangend systeem is er, dan moet je het loodgewicht verminderen naar 10 gram en daarna naar 8 gram. Vis je met veel wind en in dieper water dan zijn 10 of zelfs 12 gram aangewezen.
Hoe ga je te werk? Inwerpen en na het bereiken van het wateroppervlak de lijn met je vinger op de molenspoel afremmen en tellen tot wanneer je takel de bodem bereikt (bijvoorbeeld 7 tellen), slinger dicht en het binnenvissen kan beginnen. Je Drachko licht laten wippen kortbij de bodem door korte polsbewegingen en steeds je visdraad gespannen houden bij het zakken en de overtollige visdraad snel opdraaien telkens als de bodem weer is bereikt.
Wanneer de snoekbaars verder boven de bodem zit, en dat komt meer voor in de zomer, dan maak je sterk heffende bewegingen met je hengel zodat deze bijna in verticaalstand komt, weer met gespannen draad laten zakken en eens op de bodem de vrijgekomen visdraad snel opspoelen. Je houdt bij het heffen en het zakken van je hengel steeds volledig contact met je takel doordat je visdraad steeds gespannen dient te zijn.
Je zoekt uit welke beweging met je hengel de aanbeten uitlokt. Een alternatief voor beide bewegingen is een combinatie van beide waarbij je eerst de takel weinig heft en direct daarna heel hoog. Een andere fijne techniek om aanbeten uit te lokken is het ter plaatse laten bewegen van je aasvis door kleine, zenuwachtige polsbewegingen.
Doordat je lood los hangt van je aasvis gaat deze nu ook heel kort ter plaatse op en neer bewegen. Dit is dikwijls onweerstaanbaar voor de glasogen. Je imiteert met deze techniek een visje dat sterft of gekwetst is, alle oriëntatie mist en telkens weer naar de bodem zakt, dus een gemakkelijke prooi voor een snoekbaars.
Moegestreden.
Aanbeten zijn ofwel keihard, direct na of tijdens het vallen. Ofwel zijn je aanbeten enkel visueel. Ik verklaar mij nader hierna. Ofwel lijk je aan de bodem vast te zitten, dit is wanneer de aasvis recht in de muil van een glasoog terecht kwam. Je voelt dan een verzwaring bij het terugheffen. Ofwel lijkt je takel los door de bodem te vallen (je telt dan ineens dieper dan 7 tellen bij het zakken van je aasvis!).
Je takel werd gegrepen door een snoekbaars die er verder mee wegzwemt. Visuele aanbeten zien er als volgt uit: bij het dalen zie je plots (voor 7 tellen) je draad slap vallen, net een harmonica! Je takel werd gegrepen door een snoekbaars die van onder aanviel. Je ziet bij het dalen je draad naar links of naar rechts uitslaan!
Een snoekbaars viel je aasvis aan van rechts of van links. Bij al deze visuele aanbeten voel je dus niets! In alle bovenvermelde gevallen van aanbeet onmiddellijk en krachtig de haak zetten! Je begrijpt nu zeker waarom fluo-gele of -groene draad die goed zichtbaar is een noodzaak is. Er is geen enkel visserijsysteem welke zo’n uiterste concentratie vereist van de visser als het vissen met de Drachkovitch takel.
‘Harmonica-aanbeet’ goed zichtbaar met fluo-gele draad.
Bij het binnenvissen is regelmatig ‘stoppen’ en ‘sur place’ bewegen zoals hierboven beschreven nodig om schuwe en veelal grote snoekbaarzen te overtuigen om bij het terug starten van de aasvis (wat voor de snoekbaars wegvluchten is) alsnog toe te slaan! In de zomer blijken dikwijls grote, opwaartse halen succesvol welke dus het aas echt hoog van de bodem weg vissen.
Vis nooit met te grote aasvissen anders heb je een onbalans met je koplood en riskeer je dikwijls vasthaken van je draad in één van je driehaken bij het inwerpen. Ook mag je de achterste driehaak niet te ver naar achter inhaken om te vermijden dat je aasvisje krom getrokken wordt en bij het inhalen gaat draaien als een tol. Je moet dan de positie van je achterste driehaak even aanpassen door je haak enkele millimeter meer naar voor in te haken zodat je aasvis vlak en natuurlijk door het water zal glijden. Algemeen zijn aasvissen van 8 tot 10 cm perfect.
Toen ik een aantal jaren geleden de vraag kreeg om een video op te nemen met Albert Drachkovitch over zijn systeem op het Haringvliet troffen we in juni een topperiode waar grote hoeveelheden snoekbaars geconcentreerd in hun paaigebied lagen. Albert kon er niet genoeg van krijgen. Elke morgen waren wij bij het krieken van de dag reeds in het gebied tussen de Hoornse Hoofden en Hellevoetsluis en vingen er vis na vis.
’s Morgens vingen we de grootste vissen, echt vele boven 70 cm! De cameraploeg kon niet zo vroeg uit de veren komen en toen zij ten tonele verschenen stond de zon reeds redelijk hoog en was de kwaliteit van de aanbijtende vissen ondertussen gezakt naar 60 cm vissen gemiddeld. Nog mooi, maar ik had samen met Albert veel liever de echte’ joekels’ willen vangen voor de video!
We vingen er heel veel.
In gelijkaardige omstandigheden, maar op andere stekken, omdat dat gebied te druk bezocht werd door andere vissers, heb ik daarna met Albert en Michel Naudeau deze supervangsten kunnen herhalen met het takelvissen. Michel is ook zeer bedreven met de takel. Hij houdt er een speciale manier van ‘aanslag’ op na wat hem in Frankrijk de bijnaam ‘monsieur 100.000 Volt’ bezorgde. Bij de minste twijfel of de vis wel goed gehaakt is gaat hij tijdens de dril nog een extra ’aanslag’ geven om alsnog de haak te zetten.
Hij leerde mij ook zelf takels maken. Mijn eerste lessen in het perfect Drachko-vissen heb ik in Frankrijk samen met Michel op een bijrivier van de Loire gekregen. Het watertje was niet erg visrijk en we vertrokken vervroegd terug naar Nederland om daar de opening niet te missen! Toen Michel nadien voor de eerste keer door mij uitgenodigd werd vertrokken we in Den Bommel. Ik had nog mijn twijfels over het Drachko-systeem en viste toen fanatiek slepend.
Toen ik mijn Drachko-hengel eindelijk visklaar had gemaakt, had Michel reeds drie dikke snoekbaarzen in de boot gehad! Mijn twijfels waren hiermee direct weg. Later werd ikzelf gids in Nederland voor l’Ecole Française de Pêche en leerde een aantal toffe Franse vissers kennen waarbij ik op mijn beurt hen iets kon bijbrengen over andere vangende technieken.
Dat de juiste takelmontage belangrijk is leerde ik op een dag aan Miel, een vaste vismaat. Toen ik in de oeverzone vis na vis haakte, het waren wel ‘staartbijters’, gaf ik hem een zelfgemaakte takel waarbij de staarthaak niet ver genoeg kon worden ingehaakt in ons formaat aasvisjes. Miel kreeg veel staartbijters maar miste ze allemaal. Toen ik hem een goede takel gaf begreep hij zeer snel wat er fout was! Ik heb hem die avond wel een aantal extra jonge jenevers moeten betalen om mijn slecht gedrag goed te maken!
Volgende week deel 23!
Mocht u vragen hebben aan de auteur, dan kunt u die mailen via jan.van.de.linde@telenet.be