Runners en blowers

De opnieuw 116 pagina’s tellende uitgave no. 70 van Dé Karperwereld staat voor een groot deel in het teken van hét jaarlijkse ontmoetingspunt voor het karperwereldje, de beurs CARP 2010, die in het weekend van 6 en 7 februari a.s. plaats vindt in de Zwolse IJsselhallen.

In Dé Karperwereld een uitgebreide preview op dit evenement, maar daarnaast natuurlijk ook weer de nodige zeer lezenswaardige artikelen, waaronder de volgende bijdrage van Niko Vervaet:

Runners en blowers

Door Niko Vervaet

Het zou een titel kunnen zijn van één of andere nieuw uitkomende film, maar het heeft wel degelijk met karpervissen te maken… Al geruime tijd ben ik bezig met rigs te knopen die de moeilijk vangbare vissen kunnen verschalken.


Runners en blowers

Iedereen weet dat die op elk water wel aanwezig zijn, maar we staan er eigenlijk verder niet bij stil, aangezien het meestal vissen betreft die niet direct in de hoogste categorie zitten qua gewicht. We kunnen er vanuit gaan dat elk water dergelijk zeer moeilijk vangbare vissen bevat; karpers die hooguit eenmaal per jaar eens op de onthaakmat belanden, maar soms zelfs in het geheel niet! Maar zijn deze vissen überhaupt wel te vangen?

Wanneer je veel wilt leren over het karpervissen, dan moet je als je de kans krijgt, eens wat vissen observeren tijdens het azen. Niets werkt meer verrijkend qua kennis over het gedrag van vissen dan hen aan het werk te zien op een voerplek.

Het is al enkele jaren geleden dat ik eens stond te kijken naar vissen die aan het azen waren en toen viel me iets op. Dikwijls herken je de vissen die je ziet, maar toch zwemmen er altijd exemplaren ook wel tussen die je niet kent of zeer vaag.


Azende vissen! Een maat om als karpervisser naar uit te kijken.

Ook toen ik ze bezig zag, zwommen er exemplaren eigenlijk wat rond de groep. Dat waren al de eerste tekenen dat deze vissen meer schuchter waren. Maar als ze dan toch eens op de daadwerkelijke aasplek kwamen, viel me nog iets op en wel dat ze meestal het gevoerde aas namen, maar het direct daarna ook weer uitspuwden!

Dit gebeurde niet eenmaal, maar meestal diverse keren na elkaar en in tegenstelling tot een andere groep vissen die al volop alles aan het opeten waren en zonder schroom verder aten. Ik heb deze vissen toen niet bevist, om ze zeker niet te doen schrikken en zo alles goed te kunnen volgen. Het waren meestal de kleinere vissen die duidelijk schuwer reageerden, maar ik zag toch soms ook een beter exemplaar passeren!


Deze vis hield zich steeds argwanend naast de voerplek op.

Desondanks: indien je vissen ziet van het type ‘zwaargewicht’, dan kun je er al bijna van op aan dat deze ‘makkelijker’ vangbaar zijn. Ik heb desondanks besloten om er werk van te maken, om juist ook die moeilijk vangbare vissen toch eens proberen te gaan vangen.

Aasgewenning en voeren
In eerste instantie probeerde ik om deze vissen geruime tijd te laten wennen aan mijn aas, om ze zo ‘makkelijker’ vangbaar te maken. Wel, ik kan jullie er al direct bij vermelden dat dit maar deels lukte. Het is inderdaad zo dat het allemaal iets vlotter gaat indien dergelijke schuwe vissen diverse keren hetzelfde, tot dan onbekende voedsel voorgeschoteld krijgen, maar je blijft desondanks geconfronteerd worden met enkele vervelende factoren en wel deze:

• Indien het water vrij intensief wordt bevist, blijven deze vissen steeds lijnen en rigs tegenkomen en dat houdt het wantrouwen in stand. Trucjes als het gebruik van backleads helpen wel, maar als je collega-vissers iets verder op wel met strakke lijnen vissen, blijven de schuwe vissen in hun alarmfase steken en kunnen ze hun azen al beperken of zelfs stopzetten! En ja, ook jouw stek kunnen ze dan volledig negeren.

• Wanneer je voert met een aas dat bijvoorbeeld kruidig smaakt en ook andere vissers gebruiken ongeveer dezelfde boilie, krijg je ze ook zeer moeilijk vertrouwd op je aas en stek.


Mijn favoriete mix als ik met partikels aan de slag ga.

Karpers kunnen bepaald voedsel dus min of meer weigeren. Ik heb al meegemaakt dat wanneer je overschakelt van boilies naar tijgernoten, je plots enkele vissen vangt die je nog maar zelden hebt gezien. Het is dus steeds aftasten wat hun voorkeur geniet of ze in ieder geval geen ‘angst’ inboezemt, om ze toch aan de haak te krijgen. Afwijkend aas kan dus al een stap zijn in de goede richting.

Ik gebruik dikwijls de tactiek twee soorten boilies door elkaar of zelfs naast elkaar op één voerplek te voeren en breng daar dan ruim verspreid wat partikelmix overheen. De combinatie van zoete boilies en kruidige of vismeelachtige boilies kan op korte tijd aantonen waar de vissen het meeste interesse in hebben. Al tijdens de eerste vissessies kun dan zien waar de meeste aanbeten op komen.

Vervolgens blijf ik dan voeren met beide boiliesoorten, maar dan in een verhouding van 2/3 van de soort die het beste loopt en 1/3 van de andere soort. Want met het vorderen van het seizoen, kan het gaan ‘kantelen’ zodat de andere soort dan meer beten oplevert. Het is dus altijd wat zoeken waar je het beste resultaat mee behaalt, maar dat is meestal zo bij karpervissen…


Dit komt er uit de leefzak. Een gewichtig exemplaar dat al twee jaar niet is gevangen, op de rekkerrig!

In de partikelmix die ik gebruik, moeten steeds ook maïs en tijgernoten zitten, vanwege het feit dat je met dit aas ook aan de haak kunt vissen en dat verbreedt derhalve je keuzemogelijkheden. Ook hennep gebruik ik zeer regelmatig, omdat deze zaden de karpers goed kunnen vasthouden op of rond de voerplek. In het algemeen begin ik echter steeds te vissen met boilies.

Ik hoor sommigen van jullie al denken: waarom noem je geen pellets? Wel, die heb ik in het verleden inderdaad wel geprobeerd, maar het verschil kon ik er niet mee maken. Wél bleek de brasem er verzot op, zeker als de pellets een hoog percentage vismeel bevatten, zoals dat meestal het geval is. Hoe dan ook: ik gebruik ze daarna slechts zelden.

Wellicht heb je uit het bovenstaande ook al kunnen opmaken dat het op voorhand voeren een cruciale rol speelt om deze schuwe vissen te vangen. Maar wat versta ik nu onder ‘voeren op voorhand’? Als ik plannen maak om een stek te bevissen, ga ik normaal gezien twee keer voorvoeren. Meer vind ik niet direct nodig, want indien je gekozen aassoorten goed zijn, zal de vis daar zeker al van gegeten hebben als je begint met je vissessie. En daarom gaat het uiteindelijk.


Het zijn meestal niet de grote vissen, die moeilijk te vangen zijn…

Ik voer meestal op maandag en woensdag, om dan op vrijdag te gaan vissen. De hoeveelheid voer hangt natuurlijk af van de aanwezige populatie. Maar het is altijd aftasten wat kan of niet kan. Eén ding weet ik echter zeker: begin liever met ‘iets’ minder dan ‘iets’ meer… Gedurende de sessie kun je immers altijd nog gerust flink wat bijvoeren als de karpers ‘acte de presence’ geven.

Zodra de karpers weten dat er ergens voer aanwezig is, zullen ze het wel komen inspecteren. Het opeten is een ander gegeven. Dat kan wel degelijk een tijdje duren, tot soms wel 24 uur! Maar eens ze beginnen met eten en ze worden daarbij met rust gelaten, dan duurt het niet lang of ook enkele van de meer argwanende vissen die er rondzwemmen, worden over de streep getrokken om mee te gaan delen in al dat heerlijks. Vandaar ook dat ik dikwijls twee dagen wacht om terug te gaan voeren. Snap je…?

Bij de volgende voerbeurt zal alles dus in een vlugger tempo gaan en als je dan gaat vissen, kan het gemakkelijk zijn dat je tijdens de eerste uren al enkele vissen op het droge hebt. Dit is natuurlijk de ideale situatie en zo vang je op korte tijd dikwijls de gemakkelijkste vissen of zoals ik ze pleeg te noemen, de ‘runners’.

Dat zijn de vissen die eerst op de voerplek komen, vrij direct zonder argwaan beginnen te azen en bij het opnemen van een boilie deze niet uitspuwen, maar al verder zwemmen op zoek naar een volgende. Totdat ze natuurlijk je rig en aas tegen komen en gehaakt worden.


.... maar soms zitten er toch zeer mooie exemplaren tussen.

Als je dat eens wat nauwlettender in de gaten houdt, zul je ook zien dat deze eerste gevangen vissen dikwijls ook weer als eerste worden gedubbeld. En dat onderstreept dus nog eens extra dat dit het gedeelte van de populatie betreft dat weinig argwanend is en daarmee vlug en makkelijk te vangen is. En bekijk vervolgens ook eens hun gewichten… meestal betreft het vissen uit de subtop en dikwijls ook de top van de populatie die het water herbergt.

Mij interesseren echter vooral de vissen die slechts sporadisch eens de oever bezoeken! Het geeft me steeds een enorme kick als ik juist één van deze vissen weet te vangen. Ze zijn meestal puntgaaf, verkeren in bijzonder goede conditie en vertonen nauwelijks of geen sporen van eerdere inhakingen. Dat het dan meestal de middenklasse vissen betreft die het water bevat, interesseert me eigenlijk in mindere mate.

Want ik vang nu eenmaal het liefst vissen die ongeschonden zijn en als het ook maar enigszins kan: lang, een beetje geblokt en sterk! Met name schubs van zo tussen de 12 en de 16 kilo kunnen tot deze categorie behoren. Prachtig vissen! Niet zelden zijn juist deze karpers verdorie tot en met schuw. Daar kun je dus iets aan te doen door de hierboven besproken voertactiek te hanteren, maar ook door je rig anders te plaatsen. Ook dit leg ik graag even uit.

Naast de stek
Als ik met drie hengels mag vissen, leg ik er twee aan de buitenkant van de voerplek en eentje er pal op. Die twee buitenste dienen dan om de rondzwervers (op) te vangen en dit kunnen dus de schuwe vissen zijn, maar dikwijls ook juist de grote vissen! Je moet dit als volgt zien. Indien er veel kleinere vissen op de stek aanwezig zijn, zullen de grote(re) vissen zich liever buiten die drukte ophouden, rond de voerstek dus.


Een zeldzame oeverbezoeker van net geen 20 kilo.

Het is alsof ze al dat gedoe proberen te mijden en in alle rust aan de rand van de voerplek wat boilies of graantjes meepikken. Pas wanneer de grote hongerige meute wat verzadigd is geraakt, zullen ook die grote vissen meer op de voerplek zelf komen. De schuwere karpers blijven echter hoofdzakelijk rond de voerplek cirkelen, om hier en daar ‘veilig’ wat mee te pikken.

Als er een lage bezetting aanwezig is op het water, zul je veeleer een grote vis vangen op de voerstek zelf, gewoonweg omdat het gewoel van dat kleinere grut ontbreekt. Desondanks zullen ook dán de schuwere vissen het nog niet wagen om zich ook vol op de voerplek te storten. En dus ga ik, zoals je wel aanvoelt, ook in die omstandigheden op zoek naar de moeilijk vangbare vissen rond de voerplek.


Een heel lange onderlijn naast de voerplek bleek dé oplossing: Luc Den Hert met een beauty van een fraai beschubde spiegelkarper, die al twee jaar niet gevangen was.

Nu kun je daartoe je rig bewust aan de grenzen van je voerplaats deponeren, maar daarmee vang je ze daar nog niet! Want, zoals ik in het begin van deze bijdrage schreef: het aasgedrag van deze ‘blowers’ bestaat uit het opzuigen en direct weer uitspuwen van het aas. Je zult dus iets moeten doen tegen dit direct weer uitspuwen van het aas, want dit is één van de grootste redenen waarom ze zo zelden gevangen worden!

Ik ben er zeker van dat deze blowers veel aassoorten kennen. Het is dus niet direct het probleem dat je deze vissen eerst zorgvuldig aan een aassoort zult moeten gewennen. Vis je nu met tijgernoten of boilies naast de voerplek, dan zou je ze daarmee moeten kunnen vangen, mits de vissen geen argwaan voelen bij het opnemen van dat aas. Zoals je waarschijnlijk al vermoedt, ga je dus je heil moeten zoeken in een aangepaste rig…


Na een reeks kleintjes op de voerplek, kwam deze vis van een metertje of drie naast die (te) drukke voerplek.

De praktijk
Ooit dacht ik -mede na het lezen van het boek van Luc De Baets en later dat van Eddy Sterckx- dat voeren de sleutel was voor succes. Maar al gauw bleek dit maar een fractie van die oplossing. Ik kreeg dikwijls wel aanbeten, maar die resulteerden even dikwijls in een felle ruk aan de lijn en dat was het dan! De vis ook daadwerkelijk te haken, bleek een probleem van een geheel andere orde!


Wachten op wat komen gaat…

Ik weet nog goed dat ik op een vroege morgen aan het water zat en dat ik in een half uur tijd tweemaal zo’n ruk kreeg, om dan de rest van de dag niets meer te zien! Weg dus deze twee kansen en ik kon wachten tot er opnieuw een groep karpers neerstreek op de voerplek, om dan alsnog kans te maken om er eentje te vangen. Na dit enkele malen te hebben meegemaakt, had ik al door dat ik het in mijn ‘rig’ zou moeten gaan zoeken, wilde ik deze vissen daadwerkelijk vangen!


17,9 Kilo onbevlekt karpervlees.

In eerste instantie ging ik bezig met een basisrig, bestaande uit soepel materiaal en een klein haakje nr. 10. Met deze rig ga ik steeds van start als ik ergens begin te vissen en het is nog steeds één van de beste onderlijnen die ik ken, want hij levert nog altijd meer dan behoorlijk karper op. Ik kreeg echter toch de indruk dat ik met deze rig zeer gemakkelijk de ‘runners’ ving, maar dat de ‘blowers’ toch een andere benadering vergden.

Vanuit dat oogpunt ben ik dus mijn rigs gaan aanpassen. Ik probeerde vervolgens allerlei constructies en systemen uit; de running rig, stiff rig, pop up trigger rig, zeer zwaar vast lood, de rekkerrig,… noem maar op. Niets voldeed echter 100% aan mijn verwachtingen. Alleen de laatst genoemde onderlijn, de rekkerig, kon mij wel bekoren. Maar deze rig is vrij ingewikkeld en nog niet zo eenvoudig te knopen en dus zocht ik verder naar een simpeler methode.


Gevangen op een enkele boilie, naast een grote plek partikels.

In eerste instantie moest mijn nieuwe rig zeer vlug prikken en voldoende houvast bieden, zodanig dat de vis het aas niet of toch zeer moeilijk kon uitspuwen. Daarom opteerde ik ervoor om gebruik te maken van gecoat onderlijnmateriaal, met daaraan de Concept 4 haak van Pro Line in een maat nr. 6. Ik stripte van die onderlijn eerst tot ongeveer 4 cm onder het haakoog een eindje af en bevestigde de hair aan de haaksteel door middel van een rvs ringetje van ongeveer 4 mm doorsnede.


Degelijk materiaal is een must.

Ik verlengde ook de haaksteel nog iets (1 cm) met een stukje krimpkous. Daardoor kantelt de haak nóg vlugger. Daar waar de coating dan begon, namelijk 4 cm onder het haakoog, maakte ik gewoon een knoopje in de onderlijn en monteerde daar een grote bol kneedbaar lood van 3-4 gram.


De rig die mij al tal van moeilijk vangbare vissen heeft opgeleverd.

De lengte van dit alles hield ik op zo’n 20 cm en ik viste deze rig dan in combinatie met een vast lood van rond de 150 gram. Als haakaas gebruikte ik een ‘min of meer’ snowmanmontage waarvan 1/3 bovenaan een pop up boilie was, gevolgd door een 2/3 zinkende boilie. Op die manier zorgde ik ervoor dat eerst de onderlijn naar de bodem zou zinken, met de boilies daar dan bovenop.


De werking van de rig. Let op het ringetje en de flinke knots lood. Twee belangrijke zaken die het draaien en prikken een stuk verbeteren.

Mijn gedachtengang
Als alles mooi gestrekt op de bodem ligt en het aas wordt opgenomen, dan zal de boilie met de haak in de bek verdwijnen. Doordat het gecoate stuk stijver is, vormt het een hefboom. Het extra zware loodje van 4 gram op de onderlijn zorgt dan voor druk naar onderen toe. Doordat ik gebruik maak van een langstelige haak met een naar binnen geplooid oogje, gaat dit direct draaien op de onderlip.

De krimpkous zal dit draaien nog versterken. De haak ligt daarmee dus al in prikpositie, nog vooraleer de rig compleet wordt strak gezwommen op het vaste lood! En daar zit ‘m nu het verschil met een gewone basisrig. De tegendruk die het loodje uitoefent op de onderlijn, in combinatie met het gecoate stuk dat als hefboom dient, zorgt ervoor dat de haak vele moeilijker valt uit te spuwen!

Mijn eerste testen met deze rig waren meteen al veelbelovend. En na enkele vissessies sprong deze montage er qua resultaten duidelijk bovenuit. Dat leidde ertoe dat ik later enkel nog deze rig ging gebruiken. Alle vissen die ik ving, bleken netjes gehaakt en van lossers was nagenoeg geen sprake meer.

Deze onderlijn bleek een schot in de roos, want ik had er een zeer goed voorjaar mee. En wie nu even verder denkt, zal nu dus ook tot de conclusie moeten komen dat met deze rig alle ‘soorten’ vis te vangen zouden moeten zijn, zowel de blowers als de runners…

Er valt één minpuntje te melden: je dient er voor te zorgen dat je minder druk uitoefent tijdens de dril, als de vis zich in de kant bevindt. Dat geldt echter altijd als je vist met een langstelige haak, omdat de hefboom groter wordt naarmate je dichterbij drilt. Dat kan er toe leiden dat een te grote druk leidt tot het loswringen van de haak.


En als alles klopt, dan ga je vangen!

Naast de hierboven beschreven onderlijn, zou je ook een gewone basisrig kunnen aanpassen met behulp van zo’n extra zwaar loodje van 4 gram. Ook dat biedt immers het voordeel dat het de haak eerder in prikpositie brengt. Ik gebruik deze aangepaste basisrig vooral op bodems met modder of slik.

Runners en blowers; ze zwemmen in ieder water! Daar ben ik zeker van. Het is alleen aan ons om in te spelen op de situatie en er dan je voordeel uit halen. Ik ben er zeker van dat er rigvarianten zijn die wellicht nóg beter zullen werken, maar dat wordt dan even zelf experimenteren.

Hopelijk kan mijn bijdrage van dienst zijn als jullie ook eens op zoek gaan naar dat moeilijk vangbare goud….

Niko Vervaet


Nieuwsgierig geworden naar de andere artikelen in Dé Karperwereld no. 70? Deze uitgave verschijnt in de vierde week van januari 2010 en is voor € 8,75 te koop in de kiosk, boekhandel en vele hengelsportspeciaalzaken.

Voor aantrekkelijke abonnementsaanbiedingen kunt u terecht op www.hengelsporthuis.com