image description

Polderen in vogelvlucht : Deel 3

Door Berthil Bos.

In tegenstelling tot de het veenwater is het water in de kleipolders voedselrijk en dat zie je terug in het water. Er is door het voedselaanbod volop leven in een kleisloot, van organismen tot aan diverse soorten vissen. Deze vissen groeien als kool door de gedekte tafel en natuurlijk is dan de snoek dicht in de buurt


Het kleiwater is vaak ‘’dik’’, maar de snoek neem alles goed waar.

Het water ziet er totaal anders uit dan het veen en wij noemen dat “dik”. Het is vaak grijzig van kleur, maar kan als het een tijdje rustig weer is of dat de gemalen niet draaien, redelijk helder zijn. De natuurbeleving is er ook geheel anders, als ben ik er erg verliefd op. De sloten zijn wat meer monotoon, met wat hogere oevers. Omdat deze polders vaak in verbinding staan met een vaart waar het overtollige water afgevoerd kan worden, zijn ze meestal dieper dan het veen. Het formaat kan uitgroeien tot een behoorlijke lengte, al is vooral de omvang het grote verschil met veensnoeken. Ook de kleur is anders en aangepast aan grijze water. Ook hier zullen de meeste snoeken die je gaat vangen tussen de 50 en 70 cm. zijn, maar dan vol in het vlees. De kans dat je boven de 80 cm. komt is groter door het voedselaanbod en het wat dieper water. Metersnoeken zijn zeker geen uitzondering en hierdoor vis ik ook hier met wat groter kunstaas. Dit komt ook omdat de snoek bekend is met wat groter aasvis en hier totaal geen moeite mee heeft. Ook de kleinere waterwolfjes pakken het grotere kunstaas gretig, aangezien in de maanden met een R erin de snoek graag wat grotere vissen verorbert.


De sloten in een kleipolder zijn vaak recht en monotoon, maar snoek gedijd er goed.

Dat er in het kleiwater ook ware reuzen rondzwemmen bleek een tijd terug. Het was in de winter en ik kon heerlijk experimenteren met kunstaas, wat ik graag mag doen. Het bleek dat na een goed begin de snoek veel vaker alleen het kunstaas even volgde of met een dichte bek ging aantikken. De zon was gaan schijnen en doorzicht van het water was vele malen verbetert. Onze zichtrover kon alles rustig en goed bekijken en deed dit dus ook. Op een bepaald moment was ik het beu en verwisselde mijn kunstaas voor een levensechte swimmbait in een snoekuitvoering. Bij het zien van dit aasje en de actie hiervan, zou ik er zeker intrappen. De lengte van ca. 20 cm. zou goed opvallen en dat vonden de groenjassen ook weer. Stuk voor stuk trapten ze erin en het is altijd leuk dat een plannetje zijn vruchten afwerpt.


Het fopsnoekje dat precies wat ik van hem verwachte.

Op een gegeven moment kwam ik bij een splitsing waar de sloot d.m.v. een duiker in een iets breder water uitkwam. Even snel de diepte meten en i.p.v. 80 cm was het hier 120 cm. Het was februari, dus de snoeken konden weleens aan voortplanten denken. In mijn ogen zou het hier weleens een perfecte ontmoetingsplek zijn voor zowel het mannelijk als vrouwelijk geslacht. Vooral het vrouwelijke trok mij en tergend langzaam viste ik de stek af. Als de vrouwtjes nog geen zin hadden aan seks, dan willen ze nog weleens agressief reageren naar de veel kleinere jongens. Mijn Swimmbait leek exact op een snoekje en die moest de dames maar eens gaan treiteren. Treiteren deed hij inderdaad, want na de zoveelste worp was het raak. Direct gingen alle alarmbellen af. Mijn tegenstander liet meteen blijken dat er niet met haar gesold hoefde te worden. Ondanks het ondiepe water, had ik een tijdje niets te vertellen. Bij het voor de eerste keer zien van deze boomstam, kreeg ik direct hetzelfde gevoel als bij die reus uit het veen. Alleen was zij nog massiever en wat een kop. Eenmaal op de kant kon ik mijn ogen niet geloven. 137 cm. snoek en wat een lijf. Omdat zij zwanger was, heb ik haar niet horizontaal gefotografeerd, om haar buik niet te belasten. Je ziet dat als je even nadenkt bij wat je doet aan de waterkant, je altijd beloond wordt. Natuurlijk niet vaak met dit soort reuzen, maar dat mag de pret niet drukken.


Ook deze reuzen komen uit de polder, al gebeurd dat niet iedere dag.

Zo, nu ik in het kort even heb uitgelegd dat er verschil zit tussen de soorten polders, nog even iets over hoe je het aanpakt. Kan je goed over de oever langs de sloot lopen, dan is de ‘’ salami’’ methode een goede manier. Iedere keer haal je een plakje van het water af, net als bij dit soort worsten. Je werpt schuin naar de overkant en vist het kunstaas terug. Je kan goed opschieten met deze methode en meter voor meter de sloot uitvissen. Is het niet mogelijk om goed langs de over te lopen, wat je vaker ziet bij veenpolders, dan kan je de stekken die wel toegankelijk zijn waaiervormig uitvissen. Hierbij is de eerste worp links of rechts langs de oever en schuif je elke andere worp een metertje op. Deze manier is nog meer zorgvuldiger dan de Salamimethode, maar je schiet niet erg op. Ook bij kruisingen van sloten pas ik deze methode toe, aangezien ik hier altijd wat meer aandacht aan besteed.

In deel 4 gaan we eens kijken welk kunstaas ik gebruik en op welke manier. 

ANDEREN LAZEN OOK