Op ondiep water
Door Dietmar Isaiasch
Verticalen wordt meestal als en typische wintervisserij voor het diepere water beschouwd. Dietmar Isaiasch beweert evenwel dat het ook ondieper kan, en wel het hele jaar door, dus onafhankelijk van het jaargetijde
Dat het verticaalvissen meestal wordt vereenzelvigd met het vissen op dieper water, ligt waarschijnlijk aan het feit dat er in Nederland vooral in het koude jaargetijde op deze manier wordt gevist en inderdaad vaak op dieper water. Maar dat er dieper water nodig is om te kunnen verticalen, berust evenwel op een misverstand. Want waar ligt de grens?
Persoonlijk ken ik geen grens wat betreft het verticalen, maar er zijn veel snoekbaarsvissers die denken dat een boot de vis zal verjagen. Slechts door een behoorlijke waterkolom tussen boot en vis zouden de snoekbaarzen hun argwaan verliezen en het aangeboden kunstaas pakken. Welnu, dat is volkomen onzin! Want als dit het geval zou zijn, zou men bijvoorbeeld ook bij het slepen in bijvoorbeeld polders geen succes boeken. Bij een diepte van vaak niet meer dan een meter wordt er letterlijk over de vis heen gevaren. En desondanks - en misschien wel juist daarom - krijgt men keiharde aanbeten en wordt er goed gevangen.
Snoekbaars zit veel vaker op ondiep water dan menigeen denkt.
Maar terug naar het thema. Vaak krijg ik de vraag vanaf welke diepte het verticalen kan gebeuren. De meeste vissers verwachten dan een getal met twee cijfers, maar verticalen kan op elke diepte, zonder ondergrens. En wanneer is ondiep te ondiep? Als de boot vastloopt op de bodem! Want zelfs bij een diepte van slechts een halve meter kan er nog succes worden geboekt. Ik heb dagen meegemaakt waarop ik snoekbaars ving in kniediep water, bij een lopende motor en direct onder de boot. De aanbeten waren vanwege de geringe afstand tussen hengeltop en het gebruik van dyneema dermate hard, dat ik snel de slip losser moest instellen om geen lijnbreuk te krijgen.
Donker water, ondiepe aanbeten
Wat betreft het krijgen van aanbeten in extreem ondiep water dient u zich wel te realiseren dat er zich ook vis in dat ondiepe water moet ophouden. Logisch. Wanneer komen derhalve prooivissen en dus ook roofvis naar het ondiepe water? Ten eerste als ze niet gezien kunnen worden en ten tweede als er voldoende voedsel is te vinden. En dat geldt vrijwel altijd wanneer het water troebel is. En vaak betekent troebel water dat ook de waterstand is gestegen en er daardoor nog meer voedsel is vrijgekomen, omdat oevers onder water zijn komen te staan, hetgeen weer het troebeler worden van het water verklaart.
Kortom, hoe troebeler het water, des te ondieper kan er worden geverticaald. En dat geldt zowel voor stromende als voor stilstaande wateren. Veel stilstaande wateren zijn bijvoorbeeld in de zomer door algenbloei tamelijk troebel, maar worden in de loop van de herfst weer helder doordat de algen afsterven. Bij helder water hoeft u de snoekbaars dan ook niet ondiep te zoeken, omdat de vis zich dan in het diepere water heeft teruggetrokken. De grens van tien meter diepte komt dan snel in zicht, hetgeen ook verklaart waarom vaak wordt gedacht dat verticalen uitsluitend een techniek voor het diepere water is. Probeert u het immers ondiep bij koud weer en in helder water, dan zult weinig vangen. De vis zit daar dan gewoon niet. Wordt het water vervolgens warmer en troebeler, dan wordt ook het voedselaanbod in het ondiepe water groter. Met als resultaat dat zowel de prooivissen als de roofvissen zich duidelijk ondieper ophouden.
Gevangen op nauwelijks drie meter water.
Blijft u nu op diep water vissen, dan zult u wel af en toe een vis vangen, maar lang niet meer zoveel als een paar maanden eerder. En dus wordt al snel de conclusie getrokken dat verticalen een typische wintervisserij is. Behalve als u op een stilstaand water vist dat ook in de winter geheel of gedeeltelijk troebel is, zoals bijvoorbeeld in de buurt van in een met het water in verbinding staand kanaal of rivier. Of beter nog, op een water waar nog wordt gebaggerd. In die gevallen zal het water ook in de ondiepe gedeelten troebel zijn, hetgeen weer betekent dat de vissen zich ook daar ophouden en u ook bij koud weer bij slechts een paar meter onder de kiel succesvol kunt zijn.
Het water in de buurt van mondingen krijgt een extra portie voedsel via het kanaal of de rivier. Op water waar nog wordt gebaggerd, wordt door het opzuigen van zand of grind en het spoelen daarvan veel voedsel vrijgespoeld. Het water wordt daardoor troebel en lokt vis. Vist u daarom altijd daar waar de baggerschuit tijdens de week actief was. In het weekend is het daar dan rustig, maar het water is nog steeds troebel.
Geen angst
Wie zich al verticalend in het ondiepe wil wagen, dient natuurlijk eerst te controleren of dat wel zin heeft. Hij zal dus eerst naar de doorzicht van het water moeten kijken. Een eenvoudige test met betrekking tot de zichtdiepte kan worden uitgevoerd door de hengeltop in het water te steken. Mijn vuistregel is dat als ik het topoog van mijn hengel op 30 centimeter (ongeveer tot aan het derde oog) niet meer kan zien, de troebelheid van het water ideaal is. Onder een zulke omstandigheid vis ik het liefst op een diepte van 1,5 tot 4 meter.
Is het water helderder en kan ik op een diepte van ongeveer één meter duidelijk de stenen op de bodem herkennen, dan vergeet ik het ondiepe water en zoek het dan in het diepe. Wateren die zo helder zijn dwingen ook mij om het op plaatsen van acht meter diep of dieper te zoeken. Is evenwel het omgekeerde het geval, dus het water nog troebeler, en kan ik al na een paar centimeter mijn topoog door veel neerslag, hoogwater in de zomer of algenbloei niet meer zien, dan waag ik mij zelfs nog ondieper. In zo’n geval gaat de motor in de ondiep-water-stand, komt ook de elektromotor iets omhoog, zet ik de dieptemeter af en laat ik de boot over een waterdiepte van zelfs minder dan een meter driften. Daarbij af en toe koerscorrecties uitvoerend met de elektromotor.
Hoe groot de boot ook is, hij zal de vis nauwelijks verjagen. U kunt nu zelfs enkele vissen achter elkaar vangen en ze weer terugzetten, zonder negatieve gevolgen voor het aantal aanbeten. U dient echter één ding niet te doen, en dat is vergeten om de dieptemeter uit te zetten! Ik heb daarvoor geen andere verklaring dan dat de vissen het getik van de transducer op de een of ander manier associëren met het plotselinge verschijnen van het kunstaas.
Wordt er op een water nog gebaggerd, dan kunt u door het troebele water de snoekbaars ook behoorlijk ondiep aantreffen.
Mijn vismaten en ik hebben het al een paar keer getest, met telkens hetzelfde resultaat. We visten op ondiep water met de dieptemeter aan en kregen al bij de eerste drift een aanbeet. De vis werd geland en teruggezet. De drift ging verder, maar aanbeten kregen we niet meer. Aan het einde van de drift keerden we terug en begonnen opnieuw. Bij deze tweede drift kregen we dan een heel voorzichtige aanbeet, maar vingen zelden vis. De derde drift leverde dan helemaal niets meer op. In vergelijking daartoe leverde drie keer driften zonder het gebruik van de dieptemeter bij elke drift vis op. En zelfs als we het aantal driften nog verhoogden, vingen we met regelmaat vis. Ondanks het terugzetten bleven de vissen actief en lieten zich niet door onze boot storen.
Wel dien ik hier te vermelden dat de mogelijke negatieve invloed van de transducer op een rivier of een kanaal duidelijk minder is dan op een stilstaand water. Door het dagelijkse scheepvaartverkeer zal de vis hier wel tot op zekere hoogte zijn afgestompt en minder gevoelig zijn met betrekking tot invloeden van buitenaf. Ze kennen al vanaf het larvenstadium niets anders dan het gedreun van dieselmotoren en het getik van de transducers van de dieptemeters van de beroepsvaart.
Verschillende hengels
Wat ik tot slot nog met betrekking tot het verticalen op ‘ondiep’ water wil zeggen, is dat ik daar een andere hengel voor gebruik dan voor het vissen op diep water. Ik heb daarom altijd verschillende hengels aan boord, waarvan de topactie en ruggengraat (hardheid en vermogen) verschillen.
Ik maak het volgende onderscheid en gebruik de volgende hengels:
1. Diep water (±10 meter) en snelle drift (wind) / stilstaand water / alsook gemiddelde diepte (5 - 8 meter) & stroming = zeer zware koppen (30 - 35 gram): ik vis met ‘The Godfather 50’ van Henk Simonsz en werpmolen of met de Rozemeijer ‘Trigger Jigger’ voor de reel.
2. Diep water (±10 meter) & langzame drift (geen wind) / alsook gemiddelde diepte (5 - 8 meter) met weinig stroming = zware koppen (24 - 28 gram): ik vis dan met de Rozemeijer ‘2 Jig-it 180’ met uitschuifbare greep of met de ‘Vertical Lightning’ von HT-Baits.com. Beide hengels zijn geschikt voor zowel de molen als reel.
3) Ondiep water (1 - 4 meter) met sterke stroming & veel wind = zeer zware koppen (30 - 35 gram): ik gebruik weer de ‘The -Godfather 50’ van Henk Simonsz met molen of de -Rozemeijer ‘Trigger Jigger’ voor de reel.
4) Ondiep water (1 - 4 meter) met zwakke Stroming, maar veel wind, resp. In stilstaand water met veel wind (snelle drift) = zware koppen (24 - 28 gram): ik vis dan met de Rozemeijer ‘2 Jig-it 180’ met uitschuifbare greep of de ‘Vertical Lightning’ von HT-Baits.com voor zowel molen als reel.
5) Ondiep water (1 - 4 meter) in stilstaand waterr & geen wind = middelzware koppen (17 - 21 gram): ik vis dan met de -Rozemeijer ‘Qualifier -Vertical -Jigging 190’, voor zowel de molen als reel.
Bovenstaande artikel van Dietmar Isaiasch, plus nog veel meer ander interessant roofvisnieuws , kunt u vinden in nummer 63 van Dé Roofvis, dat vanaf 21 december 2007 in de betere hengelsportzaak en/of boekhandel- kiosk is te verkrijgen. U kunt natuurlijk ook gewoon abonnee worden dan krijgt u ieder nummer automatisch in de bus.
Klik hier voor meer informatie.