Bron: BNDeStem
Altijd als Jan Molenaar ’s avonds met De Vrolijke Visser terugkeerde in de haven van Bruinisse, zette hij een emmer vol vis op de kade. Maar die tijd is voorbij. In de Oosterschelde valt geen vis meer te vangen. Met het schip maakt Molenaar nu zeehondensafari's.
Met een lekker vaartje klotst De Eendracht door de golven van de Oosterschelde. Een kolenschip passeert, de YE47. Schipper Jan Molenaar (52) zwaait naar iedereen. ,,Ik ken ze allemaal. Ik was vier toen ik bij mijn vader aan boord stapte en ik heb nooit een weekend gemist. Ik ken de Oosterschelde beter dan mijn eigen broekzak.”
De Eendracht is het andere schip van Molenaar. Hij heeft het drie jaar, De Vrolijke Visser zit al veertig jaar in de familie. ,,Er was een tijd dat het niet uitmaakte waar je met je hengel stond. Aan boord, op de dijk, in de haven. Overal ving je vis. Als ik nu met veertig man de Oosterschelde op ga, komen we met twee scharretjes terug.”
Molenaar is een kletsmajoor, maar hij overdrijft niet. De aantallen staan zwart op wit. In zijn thuisstad Tholen is het aantal sportvisboten gedecimeerd, hengelsportverenigingen houden het voor gezien. In de Oosterschelde valt geen vis meer te vangen.
Schipper Jan Molenaar kent de Oosterschelde beter dan zijn eigen broekzek. ,,Dit was ooit de broedkamer van de Noordzee. En moet je nu eens zien. Het water is gewoon dood.”
Oosterscheldekering
Hoe dat komt? ,,Het heeft zeker te maken met afsluiting van de dammen", zegt Wilco Jacobusse van Nationaal Park Oosterschelde. ,,Maar juist door de Oosterscheldekering is een aantrekkelijk klimaat ontstaan voor vissen om te paren. We weten het niet zeker, ook omdat we niet alles zien wat onder water gebeurt.”
Peter van Bragt, Onderwaterbioloog Stichting Anemoon. Exoten raak je nooit meer kwijt. In een bos kun je de Amerikaanse larix kappen. Maar dat kan hier niet
Iemand die dat wel weet, is Peter van Bragt. De onderwaterbioloog van Stichting Anemoon komt al veertig jaar om te duiken in Zeeland. Hij heeft al meer dan drieduizend keer onder de waterspiegel gekeken, met name in de Oosterschelde. ,,Het is een optelsom van factoren. Het is de afsluiting van zoet water, het zijn de dijkverstevigingen waardoor veel meer stenen op de bodem liggen, en de schorren en slikken zijn verdwenen, maar het zijn ook de klimaatveranderingen. Strenge winters bepaalden vroeger mede onze biodiversiteit, maar er zijn geen strenge winters meer.”
En dan zijn er nog de exoten, de uitheemse soorten die met ballastwater en schelpdierenimport uit de hele wereld zijn meegebracht. ,,De slingerzakpijp, om maar iets te noemen, is een Aziatische soort. Prachtig om te zien, met al die kleuren, maar hij hoort hier niet. Autochtone soorten worden naar de achtergrond verdreven.”
Ziektekiemen
Dat klinkt wat onvriendelijk, maar zo bedoelt Van Bragt het niet. ,,Eksters en fazanten zijn ook exoten. Zelfs kreeften, die ooit zijn meegekomen uit Noorwegen, kwamen hier vroeger niet in deze aantallen voor. Het hoeft niet erg te zijn. Maar dat is het wel als ze sterk gaan concurreren en ziektekiemen meenemen, zoals de Japanse stekelhoorn en de Amerikaanse oesterboorder, waar oesterboeren over klagen. En waar ze overigens zelf voor hebben gezorgd. Exoten raak je nooit meer kwijt. In een bos kun je de Amerikaanse larix kappen. Maar dat kan hier niet.”
De Eendracht vaart verder. Het schip komt langs een foerageergebied voor vogels, bij Ouwerkerk. Op het hele stuk zijn twee vogels te zien. Meeuwen. ,,En dat is op andere dagen niet anders", zegt schipper Molenaar. ,,En niemand die er mag komen, om de vogels niet te veel te verstoren. Hoeveel scholeksters hebben we al gezien? Hoeveel aalscholvers? Eén. Die zijn veren zat te drogen. Maar vissen doen ze niet, want er is geen vis. Als ze duiken, komen ze met een lege bek boven.”
Het klopt dat er minder aalscholvers zijn, zegt Gert-Jan Buth van de Natuur- en Vogelwacht. ,,Maar niet heel veel minder, volgens de statistieken. Ik ben van huis uit wetenschapper, dus ik houd erg vast aan cijfers. En daaruit blijkt inderdaad ook dat er veel minder scholeksters zijn. Lepelaars en zilverreigers zijn daarentegen in aantal gestegen. De vogelrijkdom fluctueert, dat is nooit anders geweest.”
Bodemdieren
Minder vis, dat hoort Buth ook van alle kanten. Maar dat wil niet zeggen dat er minder vogels zijn. ,,De meeste vogels rond de Oosterschelde eten geen vis, maar bodemdieren. Daarin huist wel een gevaar voor vogels, want alles aan drooggevallen gebieden verdwijnt uiteindelijk in diepe stroomgeulen. Dat proberen ze op te lossen met zandsuppletie op bijvoorbeeld de Roggenplaat, maar op de lange termijn is dat vechten tegen de bierkaai.”
Geen zandplaten betekent ook geen zeehonden. Al is daar voorlopig nog geen sprake van. Kijk maar eens naar voren, wijst Molenaar vanuit zijn stuurhut. Die zwarte stipjes, dat zijn allemaal zeehonden. En inderdaad, daar liggen ze, met zeker zestig dieren in de zon. Hoe dicht het schip met zijn draaiende motoren de plaat ook nadert, de meeste zeehonden verroeren geen vin.
Het is een prachtig plaatje, met het silhouet van de Zeelandbrug op de achtergrond. Er zijn ook kleintjes bij. O kijk, die ene gaat het water in. Passagiers van de Eendracht blijven maar foto’s maken. Molenaar zet de motor zachter en komt aan de reling staan. ,,Eigenlijk mogen we hier helemaal niet komen", verklapt hij. ,,Je mag niet door de rode lijn, om de zeehonden rust te gunnen.” Molenaar lacht en kijkt naar de dieren. Die lijken zich weinig van hem aan te trekken.
Niet zielig
Jaarlijks neemt Molenaar tienduizend toeristen mee naar de Vondelingenplaat. Hij verdient zijn boterham aan de zeehonden, al is hij er verder niet al te zeer over te spreken. Want als het gaat over vis, dan komt de visser in Molenaar boven. ,,Iedereen denkt dat ze met helikopters naar opvangcentra moeten worden vervoerd als ze toevallig even ergens liggen uit te buiken, maar zeehonden zijn niet zielig. Ze vreten alle vis op. Weet je dat dit ooit mijn beste visplek was? Twee platen bij elkaar, met daartussen zo veel vis als je maar vangen kon. Weg! Waar ze nu vis vangen? Gewoon, in de Noordzee. Een uurtje zwemmen, even door de kering en dan zitten ze tot hun knieën in de vis. Dat kan haast niet anders.”
Daar zou Molenaar best eens gelijk in kunnen hebben, denkt Wilco Jacobusse van Nationaal Park Oosterschelde. ,,Zeehonden zijn heel mobiel. Over hun populatie maak ik me geen zorgen. Over de visstand wel. Er wordt veel minder gevangen, dus er is zeker iets veranderd. Al hoeft dat niet per se slecht te zijn. Zelf ben ik fervent verzamelaar van eikapsels van roggen en haaien. Die vind ik nu bij bosjes, dus met die soorten gaat het juist weer heel erg goed.”
Als bioloog denkt Peter van Bragt toch anders over de effecten. ,,Iedereen die de Oosterschelde ziet, denkt: golfjes, zeilbootjes, mooi plaatje. Maar onder water zit het niet goed. Die veranderingen zijn niet goed. Natuur herken je aan een brede biodiversiteit en daar is de visstand een goede indicator van. Als het daarmee slecht gesteld is, gaat het met alles eromheen ook niet goed. Maar ja, zolang een Nationaal Park niet als een Nationaal Park wordt behandeld, houdt het op.”
Kapotgemaakt
Meer onderzoek, daar hameren ook ecologen van Wageningen Marine Research en Wilco Jacobusse van Nationaal Park Oosterschelde op. Het zou eens tijd worden, zegt ook Molenaar, die De Eendracht keert voor de terugtocht richting Bruinisse. ,,De Oosterschelde, die eerste Scaldis heette, bestaat al tweeduizend jaar. En alles wat in die tweeduizend jaar is ontstaan, is met die dammen in één klap kapotgemaakt. Baf, weg. En we hebben ervoor gewaarschuwd, toen al. Ik was een snotaap van twaalf toen de Oesterdam werd gebouwd, maar ik begreep heel goed wat mijn vader bedoelde toen die zei hoe dom het was om zoet water af te sluiten.”
Molenaar wrijft over zijn arm. ,,Kippenvel, zie je dat? Die Oosterschelde gaat me aan het hart, echt waar. Dit was ooit de broedkamer van de Noordzee. En moet je het nu zien. Het water is gewoon dood. Ik heb vaak zat hoge heren aan boord en ze zitten allemaal met open mond van verbazing te luisteren als ik mijn verhaal doe. Maar niemand doet iets. En intussen is het vijf voor twaalf, als het niet al vijf óver twaalf is. Alsjeblieft, grijp toch in. Alleen zoet water kan ons redden.”