Mijn                 winterse aanpak

Mijn winterse aanpak

Door Arjan Willemsen

Ik heb niet zoveel op met de zomer. In het vorige nummer schreef ik weliswaar een artikel over mijn zomerse aanpak, maar ik kijk toch altijd hunkerend uit naar de late herfst en de winter, tenminste als het snoekvissen betreft. “Het is weer Arjan- weer”, hoor ik mijn collega’s nog wel eens brommen als het van dat herfstige weer wordt, waarin soms in een week tijd al het blad van de bomen is verdwenen.

In de zomer heb je vanwege de dichte begroeiing op de veenplassen als snoekvisser niet zoveel te zoeken en ik denk dat in die tijd mijn voorliefde voor de maanden november tot en met februari in mijn genen geslopen is.

                       

Ik scheer polderwater en veenplassen maar even over een kam. Het enige verschil is misschien dat je het vissen in een polderwetering doorgaans vanaf de kant doet, terwijl je voor de veenplassen eigenlijk niet buiten een boot kunt. In beide gevallen hebben we echter te maken met zwaar begroeid water.

Toptijd
Vanaf half november zijn er zeker als er al een beetje nachtvorst is geweest, de plantenstengels al aardig verrot. Ze zijn er nog wel, want meestal rond kerst zijn ze echt verdwenen. Er is genoeg kunstaas dat er dan doorheen gevist kan worden. Streamers doen het dan prima, maar ook jerkbaits die niet al te veel zigzaggen, zoals De Ace Flipper, de ZaraGossa en andere soorten kleine hybride jerkbaits vissen hier fijn. Ik vis dan graag met kunstaas dat je binnen moet jerken, of pullen of twitchen. Misschien kan iemand mij eens het verschil uitleggen, maar door dat jerken, pullen of twitchen, of op zijn Hollands gezegd met rukken of langere halen of weer met rukken binnenvissen, sla je elke keer die zachte plantenresten van je haken af en dit is een groot voordeel.

Voor de vliegenhengel is dit een toptijd. Een aftma 8 of 9 hengel, met afhankelijk van de diepte waarop we willen vissen een drijvende of intermediate vliegenlijn van het type weight forward of shooting taper, doet het goed. De intermediate glaslijnen van Rio zijn hier uitstekend voor geschikt. Voordeel van een intermediate lijn ten opzichte van een drijvende lijn vind ik ook dat de wind er veel minder vat op heeft. En dan bedoel ik niet bij het werpen, maar bij het binnenvissen.

Het allerbelangrijkste is echter de streamer. Ik zweer nog altijd bij streamers die wiervrij zijn uitgevoerd. Mijn filosofie is namelijk dat ik niet vliegvis op snoek, omdat ik het nu zo geweldig veel leuker vind dan met ander kunstaas. Hiervoor vind ik het teveel nadelen hebben. Je zit altijd maar te klooien met die volglijn die overal achter wil gaan zitten, die vaak in de knoop zit en waar je voortdurend op gaat staan. Met twee man uit één boot is ook het lastig. En de wind speelt je voortdurend parten, waardoor je die streamer net niet kunt krijgen waar je hem hebben wilt. Vliegvissen doe ik alleen maar als het beduidend veel voordelen heeft en dat is in de herfst als je de snoek nog tussen de planten vandaan moet pulken. Vandaar dat ik mijn streamers nog altijd bind op een verlengde keelhaak.

                       

Vrij spel
Zo tegen de kerst hebben we op de veenplassen helemaal vrij spel. Voordeel van veenplassen ten opzichte van groot water vind ik dat de vis zich niet richting de spronglaag begeeft om zich in het water daaronder te verstoppen. Veenplassen zijn enige honderden jaren geleden met de hand gegraven. Daardoor zijn ze niet dieper dan een meter of twee. Te ondiep dus om een spronglaag te hebben. Snoek blijft daardoor eigenlijk de hele winter in het relatief warmere water actief, behalve dan als er sprake is van een echte vorstperiode. De maanden januari en februari zijn, vorstperioden daargelaten, voor mij dan ook favoriet. Je merkt ook dat de snoek in deze maanden gaat clusteren. Hele stukken kun je afvissen zonder een aanbeet te zien en dan plotseling vang je een aantal snoeken op een en dezelfde plek. Dit komt omdat de prooivissen zich op bepaalde plekken gaan concentreren. In deze maanden worden ook vaak de grotere snoeken gevangen. Hou wel voor ogen dat prooivissen naarmate het water kouder wordt, langzamer bewegen. Ik kies daarom op koude dagen voor pluggen met een niet al te wilde actie. Langzame, eendelige kantelaars zoals de kleinere Grandma, de Jake en de Buchertail Shallow Raider om er maar eens een paar te noemen. Van de tweedelige pluggen is de aloude Rapala Jointed van 11 centimeter er een van het type ‘altijd vangen’. En ook mijn jerkbaits vis ik in deze tijd met langzame, bijna luizige tikjes binnen. De Halve Liter, de Ace Flipper, de Tukker en de Høker zijn dan mijn favoriet. En vergeet vooral ook dunbladige Pako lepels niet. Deze scoren in deze maanden bijzonder goed. En dan last but not least het dood aas. Vooral op de ruigere dagen doet slepend vissen hiermee me nog vaak denken aan de tijden van het slepend vissen met levend aas.

Wat er tussenin zit
Het is niet alleen groot water of alleen veenplassen. Er is heel veel water dat er tussenin zit. Niet al het grote water is ook diep. En ook veel kleinschalig water is niet al te zwaar begroeid. Neem bijvoorbeeld de Westeinder plas, of de Loosdrechtse plassen. Voor Nederlandse begrippen gigantische lappen water, maar door de bank genomen niet dieper dan een meter of twee en een half en ook niet zwaar begroeid. En er is veel meer van dit soort water. Kleinere rivieren, kanalen, vaarten, vestinggrachten, of andere waterpartijen in of in de buurt van steden. Kortom wateren die geen spronglaag hebben waar de vis zich onder kan verstoppen.

Dit is prima water om in de winter te bevissen. Doorgaans heb je het rijk alleen, omdat de overige waterrecreatie zo goed als verdwenen is. En evenals op de veenplassen blijft de vis ook in de wintermaanden redelijk actief.
Kleinere rivieren, kanalen en vaarten vis je mijns inziens het beste af door te trollen. Niet altijd de leukste manier, maar wel effectief omdat je de vis eerder vindt. Vanaf de maand oktober houden de meeste waterrecreanten het wel voor gezien. Het water wordt door de drukke recreatievaart niet meer omgewoeld en het slib krijgt de kans om te bezinken. Als het kouder wordt, wordt ook de algenbloei minder en we zien het water dan ook helderder worden. Naarmate het kouder wordt, zien we ook hier dat de vis zich op bepaalde plekken gaat concentreren. Afgelopen winter viste ik met mijn vismaat op de Utrechtse Vecht. We hadden al een uurtje of twee getrold en dit had tot dan toe geresulteerd in een enkele aanbeet.

                       

Totdat we een zijkanaaltje ingingen, waar enkele woonboten lagen. Het kanaaltje was slechts enkele honderden meters lang, maar toen we het een paar keer op en neer hadden getrold, stond de teller op om en nabij de tien snoeken. Deze snoeken vingen we op een stuk van misschien veertig meter lang. Op de terugweg kregen we op de rivier nog een aanbeet onder een brug. Op deze plek liep het scherm van de dieptemeter ook helemaal vol. Aan de activiteit in de oppervlakte was te zien dat dit kleine witvis betrof. Ook hier besloten we wat langer te blijven hangen en van trollen over te schakelen op werpend vissen. Dit resulteerde in nog een zestal snoeken. Al met al dus best wel een aardige dag. En neem van mij aan dat het vaak lonend is om van stomweg door te blijven trollen over te gaan tot werpend vissen, als je de vis eenmaal hebt gevonden. Op deze manier melk je deze plekken veel beter uit!

Het volledige artikel van Arjan Willemsen , plus nog veel meer ander roofvisnieuws, kunt u vinden in nummer 44 van Dé Roofvis, dat rond 15 oktober 2004 in de betere hengelsportzaak en/of boekhandel- kiosk is te verkrijgen. U kunt natuurlijk ook gewoon abonnee worden dan krijgt u ieder nummer automatisch in de bus. Klik hier voor meer informatie.