Migratie… een stap in het onbekende?

Migratie…
… een stap in het onbekende?

Door Filip Matthys

Zeker wie op de grotere watersystemen vist, heeft het weleens meegemaakt: de karper op wiens aanwezigheid je altijd kon vertrouwen, lijkt van de aardbodem verdwenen. De vis is kennelijk weggetrokken, op zoek naar…? Maar wees gerust: ook de meest treklustige karper blijkt vroeger of later z’n vertrouwde omgeving weer terug te vinden, zoals Filip Matthys beschrijft in een interessant artikel in Dé Karperwereld no. 71.


Terug thuis na een tocht van tientallen kilometers.

Migratiegedrag. Paaitrek. Homing. Winterverblijfplaatsen. Aasroutes. Opgroeihabitat. Prooi- en voedselaanbod. Evenzoveel termen die je regelmatig zult aantreffen, wanneer je gaat spitten in publicaties over vismigratie.
Flink wat stellingen of theoretische aannames rond trekgedrag worden tegenwoordig gelukkig ook praktisch onderbouwd door terugmeldingen van gevangen projectspiegels.

En rond vismigratie is in de loop der tijd ook flink wat wetenschappelijk onderzoek verricht. De realiteit is echter dat er amper tot geen onderzoek gedaan wordt naar vissoorten die niet in de rode lijst (beschermde, mogelijks met uitsterven bedreigde vissoorten) terug te vinden zijn.

In dit artikel wil ik jullie iets bijbrengen rond trekgedrag in het algemeen. Vaak kan de link makkelijk gelegd worden naar onze vriend ‘karper’. Zijsprongetjes richting cypriniden mag je dus meermaals verwachten. We blijven immers karpervissers!

Vissers waarvan hun vrijetijdsbesteding zich vooral afspeelt op afgesloten water, zullen waarschijnlijk niet echt veel voeling hebben met dit artikel. De fanatieke visser op grote en open watersystemen kan in deze bijdrage mogelijk wél aardig wat aanknopingspunten vinden voor zijn of haar benadering van een water.

Groepen en soorten
Laten we dit artikel maar eens aanvatten met de grove lijnen uit te zetten. De meest tot de verbeelding sprekende groep vissoorten die trekgedrag vertonen, is die van de diadrome soorten. Deze groep omvat alle soorten die zout en zoet afwisselen, voornamelijk in het kader van hun paaitrek. Vissen die hoofdzakelijk opgroeien in zoet water, maar paaien in zout water noemen we katadromen.

Een typisch voorbeeld hiervan is onze bedreigde paling. Iedereen kent het levensverhaal wel van deze boeiende vissoort. Glasaal trekt onze zoete rivieren op, groeit er op tot een volwassen exemplaar en vat vervolgens de ultieme (maar ook finale) trektocht aan richting Sargassozee bij Bermuda, waar de paling succesvol kan paaien. Reken op een tocht van gemiddeld vijfduizend kilometer.

Tijdens deze tocht eet de volwassen paling niks meer en de volwassen vissen sterven na het paaien vermoedelijk door uitputting. De vislarven laten zich echter meevoeren met de Golfstroom, bereiken de kust waarvandaan hun ouders ooit waren vertrokken en trekken vervolgens de zoete binnenwateren binnen, waarna het hele verhaal opnieuw kan beginnen. Uiteraard kan het ook omgekeerd.

Opgroeien in het mariene milieu, om vervolgens als volwassen exemplaar de rivier op te trekken om er te paaien. De bekendste van die zogenoemde anadrome vissoorten is de Atlantische zalm, maar ook de zeeforel, de fint en de rivier- en zeeprik behoren tot deze groep.

We keken ongetwijfeld allemaal wel eens naar één of andere boeiende reportage op National Geographic over die zo bijzondere Atlantische zalm. Recente onderzoeken doen vermoeden dat de zalm gebruik maakt van het magnetische veld van de aarde. Hun geboorteplaats (en later paaiplaats) vormt als het ware een magnetische handtekening.

Leuk hoor, die informatie, hoor ik jullie denken. Maar hoe zit het in dat verband met onze karpers? Wel, die behoren tot de potadrome soort, vissoorten die hun volledige levenscyclus in zoet water voltooien. Hoewel we denken dat onze karper flink wat afstanden overbrugt, valt dit in de praktijk nog al mee. Of tegen, al naar gelang hoe je daar tegenaan kijkt.

Andere cypriniden (karperachtigen) zoals windes en kopvoorns kunnen afstanden van honderden kilometers overbruggen en dit in relatief korte tijd. En dat haalt onze karper niet. Een afstand van enkele tientallen kilometers blijkt in de praktijk echter geen enkel probleem. Volledigheidshalve noem ik tenslotte ook nog even de groep van oceanodromen. Deze vissoorten verblijven hun hele leven in zee, maar dat kon je waarschijnlijk zelf al vermoeden…

Migratie
Tot zover het ware trekgedrag, dat door onze karpers dus niet écht wordt vertoond. Maar er is wel sprake van migratie. En om maar meteen met de deur in huis te vallen: migratie kun je in drie woorden omschrijven: verplaatsing tussen habitats. Met ‘habitat’ wordt daarbij een specifiek leefgebied of biotoop van een vissoort bedoeld. De bij de meeste sportvissers bekendste habitats zijn ongetwijfeld het paai- en overwinteringshabitat. Toch zijn er nog een pak andere, maar straks meer daarover.

Een vis kan- en gaat zich dus verplaatsen tussen verschillende zones. Zones met specifieke kenmerken. Dit kan vrijwillig gebeuren, maar ook gedwongen. Vaak zijn het flinke delen van de populatie die zich gaan verplaatsen. Aangezien de karper niet echt een scholenvis is, hinkt onze vriend hier wat achterop.

Typische scholenvissen trekken massaal van de ene verblijfplaats naar de andere. Vaak is migratie ook leeftijdsgebonden. De habitat van juveniele (= jonge) visjes bijvoorbeeld, is meestal niet hetzelfde als dat van hun adulte (= volwassen) soortgenoten. En wanneer wordt het nu echt interessant? Waarschijnlijk vanaf hier!


Autosnelweg en karpersnelweg in één shot.

Migratiefactoren
Het trekgedrag van vissen is instinctmatig en gebeurt als het ware volledig ‘automatisch’. Er is wel een uitwendige prikkel nodig, die inwerkt op het hormonenstelsel van de vis. Deze prikkels worden gestuurd door diverse factoren, die op hun beurt dus invloed zullen uitoefenen op het migratiegedrag. Sommige hiervan zijn specifiek voor een bepaalde vissoort, anderen zijn dan weer algemeen van toepassing.

Een eerste groep van factoren die invloed heeft op verplaatsing van vissen, wordt gevormd door de zogenoemde abiotische factoren. In de eerste plaats denken we hierbij aan de watertemperatuur. Wanneer de watertemperatuur een eerste keer richting twintig graden klimt, gaat onze karper actief op zoek naar geschikte paaigronden.

Bij andere vissoorten ligt deze grens een stuk lager. Snoek bijvoorbeeld, voelt het eerder kriebelen tussen pakweg 8 en 12°C. Al beweren sommigen dat onze snoek niet echt wakker ligt van die watertemperatuur. Ze vliegen er gewoon in, wanneer ze aanvoelen paairijp te zijn. Dit brengt ons trouwens naadloos bij een volgende factor. Het aantal uren zonlicht en de stand van de zon.

Hoe vaak zie je niet een schooltje karper vroeg in ’t voorjaar genieten van de eerste zonnestralen op een ondiep plaatje? Geloof maar niet dat zo’n februarizonnetje krachtig genoeg is om het water merkbaar op te warmen. Het zonlicht is hier beslissend en uiteraard is de factor zonlicht doorslaggevender bij vissen die huizen in helder water. Aansluitend hierop is ook de dag- en nachtcyclus van invloed.

Dat de maanstand invloed heeft op het gedrag van vissen, staat als een paal boven water. Of specifiek het trekgedrag hierdoor wordt beïnvloed, is echter tot op vandaag niet echt duidelijk. Ook chemische factoren zoals het zuurstofgehalte en de zuurgraad van het water mogen in dit artikel niet ontbreken. Plotse zuurstoftekorten kunnen een ware vlucht teweegbrengen onder de vissen. Bij vervuilingen op een rivier is dit duidelijk merkbaar. Vissen doen vaak verwoedde pogingen het verontreinigde water voor te blijven.

De grootte van waterafvoer – kortweg debiet – kan eveneens een impact hebben op vissoorten. Bij salmoniden komt veelal de paaitrek op gang na verhoogde debieten. Een laatste factor die ik kort wil aanhalen is predatorontwijking. Vissen kunnen van de ene dag op de andere hun ‘thuis’ verlaten uit angst voor predatoren (= visetende ‘rovers’) of de toename van het aantal belagers.

Een kolonie aalscholvers die in groep op jacht gaat, kan een ware volksverhuizing teweeg brengen onder het witvisbestand. Anderzijds kunnen roofvissen en andere predatoren hun jachtterrein verleggen op zoek naar prooibeschikbaarheid. Hongergevoel kan een vis dus ook al aanzetten om een andere zone of totaal ander gebied op te zoeken.

Migratiepatronen
Vissen kunnen door allerlei prikkels ‘gedwongen’ gaan migreren of rondtrekken. Dat gedrag nemen we als karpervissers ook in allerlei varianten waar. Soms lijken karpers maar doelloos wat rond te ‘cruisen’, een andere keer weer zwemmen enkele vissen aan een stevig tempo parallel met de oever. Wie denkt dat die laatste groep er zomaar wat op uit trekt, slaat de bal meer dan waarschijnlijk mis.

Drie sleutelwoorden in dit verhaal zijn opgroeien, overleven en paaien (waarna de larven opnieuw gaan migreren in functie van hun groei, en de cirkel rond is). Als we de migratiebewegingen chronologisch gaan bekijken, komen we bij het trekgedrag dat rechtstreeks met de voortplanting te maken heeft. We kunnen dit patroon opsplitsen in twee verschillende bewegingen.

Enerzijds de alomgekende trek richting paaigebied door volwassen, paairijpe vissen en anderzijds de verplaatsing die larven of juveniele visjes maken richting opgroeigebied. Mogelijks kennen de jonge visjes diverse zones die ze afwisselend bezoeken. Denk hierbij aan gebieden met een verschillend voedselaanbod. Sommige soorten overbruggen hiervoor ettelijke kilometers, anderen hebben dan weer genoeg aan enkele meters om in een ander habitat terecht te komen.

Wanneer jonge vissen een bepaalde leeftijd hebben bereikt, ruilen ze hun ‘kraamkamers’ in voor een gebied of zone waarin ze optimaal kunnen opgroeien, of in ’t slechtste geval: de meeste kans maken op overleven. Binnen dit gebied wordt er duchtig heen en weer gezwommen tussen voedselrijke zones onderling, maar ook tussen schuilplaatsen (veilige omgeving) of de gekende typische winterstekken.

Denk bijvoorbeeld aan jachthavens of gebieden met gedeeltelijk afgestorven waterplanten. Ook plaatsen waar er minder stroming (lees: geringere aanvoer troebel water) staat, kunnen interessant zijn. Als de jonge vissen een eerste keer geslachtsrijp zijn geworden, wordt er opnieuw richting paaigebied getrokken en begint het verhaaltje terug van voor af aan. Een cyclus die nooit ophoudt, als het ware.

Al die verplaatsingen zijn vooralsnog ‘vrijwillige’ bewegingen van de vis. Toch is die vrijwilligheid er niet altijd. In uitzonderlijke gevallen kunnen vissen op de vlucht zijn voor verontreinigd of zuurstofarm water, bijvoorbeeld als gevolg van de lozing van verontreinigd water. Er zijn situaties waargenomen, waar een groot deel van de visstand als het ware uit zwemt vóór een bel verontreinigd water. Alleen kleine typische standvisjes als modderkruipers en bermpjes weten het vege lijf dan niet te redden.

Bij extreme regenval kunnen er onverwacht grote debieten optreden, waartegen niet alle vissen (bepaalde juvenielen bijvoorbeeld) opgewassen zijn. Ongetwijfeld zorgt dit voor veel stress bij de vis. In die context mag je gerust eens de gevolgen opsommen die een volwassen karper ervaart wanneer hij of zij na een ritje in de kofferbak uitgezet wordt op een voor hem of haar nieuw water…

Alle aanknopingspunten zijn zoek voor onze karper. Het eerste wat een vis dan heel waarschijnlijk doet, is op zoek gaan naar schuilmogelijkheden. Wanneer die andere/nieuwe ‘thuis’ dan een langgerekt kanaal betreft zonder bruggen/dukdalven… in de buurt, dan gaat de stress alleen maar toenemen. Ook het vinden van geschikt voedsel loopt dan niet meteen van een leien dakje.

Verzwakking is het logische gevolg. En zwakkere dieren lopen een verhoogd risico op infecties, virussen, enz. Voor oudere vissen kan zo’n gedwongen verhuizing domweg het einde betekenen. Het is dus niet alleen wettelijk niet toegestaan om zomaar in je eentje visstandbeheerder te gaan spelen en vis uit te zetten of over te plaatsen, je doet er ook de vis zelf beslist geen plezier mee. Toch iets om eens over na te denken…


Homing; des te jonger, des te flexibeler.

‘Homing’ en ‘home range’ bij karper
Een aparte alinea verdient het fenomeen ‘homing’. Voor een karpervisser valt dit begrip hier waarschijnlijk uit de lucht. Niet erg, ook ik was er tot voor kort totaal onbekend mee. Het is immers een verschijnsel waarnaar nog maar bitter weinig studie is gedaan, vooral wanneer je het hebt over ‘home range’ bij karper.

Vissen bezitten een soort van ruimtelijk geheugen. Ze beschikken als het ware over een gave die hen in staat stelt hun ‘thuis’ blindelings terug te vinden. Dit thuis is in de meeste gevallen hun geboorteplaats. We kunnen hier makkelijk de link leggen met de paddentrek, waarbij padden ieder jaar opnieuw naar dezelfde zone teruggaan om te paren.

Karper is dus in staat om na een gedwongen verhuizing (het vluchten voor zuurstofarm water bijvoorbeeld) feilloos de weg naar huis terug te vinden. Reken maar dat flink wat karper het hele jaar door pendelt tussen ‘thuis’ en voedselrijke zones. Anders wordt het wanneer jonge kweekkarper wordt uitgezet op een nieuw water. Niet zelden merken we dat pas uitgezette karper meteen gaat zwemmen en op zoek naar beschutting.

Vervolgens blijven de kweekvisjes een tijdje op diezelfde plaats hangen. Vaak is dit in de onmiddellijke nabijheid van obstakels, zoals in jachthaventjes met afgemeerde boten, rond brugpeilers en dukdalven. Dit gebied gaat die karper vervolgens meestal als ‘thuis’ beschouwen.

Dat ‘homing’ oftewel het zoeken naar een vaste stek – een thuis – is op de keeper beschouwd niet geheel nieuw voor ons. Niet zelden hoor je verhalen van bijzonder honkvaste vissen, of kreeg je zelf al te maken met karpers die opvallend stekgebonden zijn. Dit fenomeen valt met ‘homing’ simpel te verklaren. Spiegelkarperprojecten, waarbij de vissen individueel worden gevolgd, hebben ons de laatste jaren al een pak aan informatie verschaft. Enkele praktijkvoorbeelden daarvan wil ik hier tenslotte graag met jullie delen.


Kanalen, een speeltuin voor treklustige karper.

Twee waterwegen
Als West-Vlaming heb ik het geluk om twee omvangrijke spiegelkarperprojecten in ‘mijn achtertuin’ te hebben. Concreet spreken we over het project op de IJzer-Ieperleekanaal en het project dat loopt op het kanaal van Gent naar Oostende. Deze twee waterwegen creëren een pak aan migratiemogelijkheden. Denk hierbij aan poldervaartjes die in open verbinding met de genoemde kanalen staan, maar ook aan andere kanalen die via scheepssluizen eveneens binnen het bereik van onze karper vallen. Een ware speeltuin dus en niet alleen voor de vissen!

Ikzelf volg al diverse jaren de terugmeldingen van alle teruggevangen projectspiegels in Vlaanderen. Reken maar dat na een tijdje bepaalde patronen herkenbaar worden. Al blijven die karpers wispelturige beestjes! Nét wanneer je denkt een zoveelste stelling als vaststaand gegeven te kunnen invullen, gooit de terugvangst van bijvoorbeeld diezelfde karper even snel weer roet in het eten. Karpers en zekerheid, een bijzonder slecht huwelijk. Dit staat dan wél weer vast.

Ons langst lopende project is dat van de IJzer. Reeds in 2001 werd hier een eerste keer spiegelkarper uitgezet en uiteraard werden alle individuele vissen voor uitzetting ook gefotografeerd. Indertijd werd ervoor gekozen om die eerste 120 uit te zetten karpers te verspreiden over vier locaties. Wisten wij toen veel dat die beesten als een gek gingen zwemmen? In eerste instantie kwamen de terugmeldingen maar mondjesmaat binnen en was het moeilijk hierin ook maar enigszins lijn te herkennen. Pas na een vijftal jaren kwamen er regelmatig hervangsten van dezelfde vissen boven water.

Daarbij viel ons meermaals op dat een groep vissen behoorlijk stekgebonden is. Sommigen werden op nagenoeg dezelfde meter teruggevangen. En dit op een rivier van tientallen kilometers lang. Andere vissen uit die ‘2001 lichting’ vertonen echter puur nomadisch gedrag en maaien het fenomeen ‘homing’ flink onderuit. Eén projectspiegel maakte het in ’t verleden behoorlijk bont en kwam al acht keer op de kant. Maar nooit konden we twee vangsten uit dezelfde zone noteren.

Twee jaar terug konden we deze vis twee keer begroeten op amper enkele dagen tijd. Tussen de twee vangstplaatsen zat ruim vier kilometer. In 2006 werden een tweede keer spiegelkarpertjes uitgezet. Momenteel lijken deze vissen nog voor ruim 60% rond hun uitzetzone te vertoeven. Een flink pak van de terugmeldingen uit de 2006-lichting valt binnen een gebied van amper drie à vier kilometer.

Projectspiegel 110
Om mijn artikel nog wat kracht bij te zetten, wil ik jullie het migratieverhaal van twee opvallende individuen absoluut niet onthouden. Projectspiegel 110 van de IJzer gaf ons een eerste bevestiging van het zopas aangehaalde ‘home instinct’. In 2001 werd dit driezomerige visje uitgezet op het Lagepand van het Ieperleekanaal.

Dit ‘onderste’ stuk van het betreffende kanaal (vandaar de benaming Lagepand dus) staat in open verbinding met de rivier de IJzer. In 2007 kwam een eerste terugmelding binnen van deze fraai beschubte projectvis. Op zich geen wereldschokkend nieuws. Tot ik de plaats van terugvangst te horen kreeg: Kanaal Plassendale-Nieuwpoort!
Voor de lezer die deze omgeving niet kent een kleine schets van de afgelegde weg.

In eerste instantie is deze spiegel het Ieperleekanaal afgezwommen tot aan Knokkebrug, waar het Ieperlee-kanaal en de IJzer elkaar treffen. Reken hierbij op een handvol kilometers. Daarna verkoos projectspiegel 110 stroomafwaarts te zwemmen op de IJzer, tot aan de monding te Nieuwpoort. De kilometerteller stond intussen op vijfentwintig kilometer. De laatste hindernis zorgde echter voor de grootste verrassing.

Tussen de IJzer en het kanaal Plassendale-Nieuwpoort treffen we immers een sluis om de schepen (voornamelijk pleziervaart) te versassen. Klaarblijkelijk wist onze spiegel mee te glippen en liet zich vervolgens vangen enkele kilometers verder op ’t kanaal. Al bij al een bijzonder treklustige vis, die lak had aan een stabiele, vaste omgeving.


Patrick Vercamer met een wel erg honkvaste projectspiegel.

Een jaar later zorgde diezelfde spiegel opnieuw voor opschudding. Een tweede terugvangst bevestigde dat zelfs de meest treklustige karper beschikt over een ‘home instinct’. De plaats van terugmelding was opnieuw op het Ieperleekanaal, maar nu op slechts enkele tientallen meters van de uitzetplaats, zeven jaar terug… Dit kon geen toeval zijn, beste lezer en stiekem hoopte ik dat een andere spiegel een gelijkaardig traject zou afleggen.

Projectspiegel 25
En die zo innig gewenste bevestiging kwam er inderdaad en wel in de zomer van 2009, in de ‘persoon’ van Projectspiegel 25. Net als zijn voorganger betreft het hier een IJzervis van de lichting 2001. Ik wist deze spiegel zelf twee jaar na elkaar (2005 en 2007) terug te vangen. Twee keer op dezelfde hoek van dezelfde rietkraag. Letterlijk op dezelfde vierkante meter. Dan ga je al snel denken aan een bijzonder honkvaste vis…

Tot ik in 2009 een flinke spiegel zag passeren op een lokaal forum. Ik herkende de vis meteen aan zijn ‘holle’ rugvin. Toen ik even later vernam dat deze vis was gevangen op ’t kanaal Gent-Oostende, was ik dan ook meer dan verbaasd. De stelling ‘honkvast’ werd zomaar van tafel geveegd. Voor de freakjes wil ik graag even het afgelegde traject toelichten.

In feite trad deze spiegel in de voetsporen van de 110. Waar de 110 vermoedelijk echter rechtsomkeert maakte, deed de 25 er nog een schepje bovenop en zwom het volledige kanaal af tot in Oudenburg. Daar nam hij of zij voor de tweede keer een scheepssluis, en kwam zo in het kanaal Gent-Oostende terecht. Deze opmerkelijke tocht was goed voor ruim vijfendertig kilometer, enkele rit.

“Hoezo, en het home instinct dan?” hoor ik jullie denken? Rustig maar, het strafste moet nog komen. Drie weken na de vangst op ’t kanaal Gent-Oostende kreeg ik opnieuw een terugmelding binnen van diezelfde vis. En waar denk je? Juist, terug op de IJzer! Bijna veertig kilometer teruggezwommen en twee scheepssluizen genomen op nog geen maand tijd. Een sterk staaltje van migratie, zoveel was zeker. Home sweet home!


De auteur met de strafste projectspiegel van de IJzer.

Nawoord
Afrondend wil ik meegeven absoluut geen bioloog of anderszins een wetenschapper te zijn. Een flinke dosis gezonde interesse in spiegelkarperprojecten kan echter een flinke stap vooruit betekenen bij het doorgronden van het (trek)gedrag van de karper. Terugmeldingen van gemerkte of anderszins individueel herkenbare vissen leveren een schat aan informatie op. En het is vervolgens aan ons om daar daadwerkelijk iets mee aan te vangen!


Niet alleen vracht trekt hier voorbij.

Filip Matthys


Bovenstaand artikel is slechts één van de vele uiterst lezenswaardige bijdragen in de 124 pagina’s dikke 71ste uitgave van Dé Karperwereld. Dit nummer van het oudste en dikste specialistische karpermagazine in de Lage Landen valt een dezer dagen bij de vele duizenden abonnees in de bus en zal dan ook weer voor € 8,75 te koop zijn in de hengelsportspeciaalzaken en de kiosk.

Voor nadere informatie over een aantrekkelijk abonnement op Dé Karperwereld
kunt u terecht op
hengelsporthuis.com