Migratie van de zeeforel in Nederland onderzocht
Samengevat en becommentarieerd door Ron Smits
Het onderzoek vond plaats in de jaren 1996 (december) t/m 2000 (december). In 586 zeeforellen werd een transponder geïmplanteerd. In de Waddenzee in de (spui-)sluizen in de Afsluitdijk bij Kornwerderzand werden 61 zeeforellen gevangen en gemerkt, bij Den Oever werden 9 vissen gevangen en gemerkt, tussen de pieren van IJmuiden 2, in de monding van de Nieuwe Waterweg 5 en in de buiten delta van het Haringvliet 505 vissen.
Dit rapport geeft een goed overzicht van waar de zeeforel zich verzamelt voor onze kust om vervolgens de rivieren op te trekken, de gevolgde route naar hun paaigronden en de route terug naar zee. Om een korte maar goede samenvatting te maken heb ik mij beperkt tot de resultaten waarin verzamelplaatsen voor onze kust, de plaatsen waar de zeeforel de rivieren optrekt, de route naar hun paaigronden, alsmede de route terug naar zee vermeld zijn. De volledige titel is De migratie van zeeforel in Nederland door Bij de Vaate, A. & A.W. Breukelaar (eds.), 2001. Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer & Afvalwaterbehandeling.
Het vele werk en de methoden om deze kennis te vergaren laat ik hier buiten beschouwing. Wel wil ik nog vermelden dat kosten noch moeite gespaard zijn om tot deze fantastische, wetenschappelijk onderbouwde conclusie te komen. Hulde aan iedereen die aan dit 176 bladzijden tellend rapport meegewerkt heeft.
Dat de meeste vis gevangen en gemerkt werd in de delta van het Haringvliet heeft te maken met
de bereidheid van de beroepsvisserij om mee te werken aan het onderzoek. Dit was niet zo eenvoudig omdat het onderzoek specifieke eisen stelt aan de levering van de zeeforellen die ten behoeve van het onderzoek voorzien worden van een transponder. Ook heeft het gebied een relatief grote oeverlengte waar fuiken konden worden geplaatst om de zeeforellen te vangen.
Via het Noordzeekanaal trok geen enkele gemerkte zeeforel binnen. De intrek van gemerkte zeeforel werd uitsluitend waargenomen via de (spui-)sluizen in de Afsluitdijk het IJsselmeer in, de Nieuwe Waterweg richting Oude en Nieuwe Maas en de Haringvlietsluizen het Haringvliet in.
Gevolgde route naar de paaigronden.
Relatief gezien zijn de spuisluizen in de Afsluitdijk de belangrijkste intrekplaatsen van de zeeforel. 49% Van de aldaar gevangen en gemerkte zeeforel trok daadwerkelijk ook via de spuisluizen in de afsluitdijk het IJsselmeer op, om de IJssel en Rijn op te zwemmen.
Van de 505 gevangen en gemerkte zeeforellen in de delta van het Haringvliet trok 14% (70 zeeforellen) ook daadwerkelijk het Haringvliet op en 20% (101 zeeforellen) nam de route via De Nieuwe waterweg. Dat er zo weinig de Haringvliet sluizen nam heeft volgens mij te maken met de barrière die deze sluizen vormen voor de intrek.
Het in de toekomst op een kier zetten van de Haringvlietsluizen heeft volgens mij een zeer positieve invloed op het intrekken van de zeeforel en uiteraard de Atlantische zalm naar hun paaigronden. Let wel, niet alle zeeforel trekt de rivieren op om te paaien. Er blijven er altijd een groot aantal achter op zee. Alleen bij extreme koude trekt deze vis ook het zoete water op om te overleven.
Bij extreme koude werkt de osmoseregulatie onvoldoende tot zelfs in het geheel niet. Zou de vis in het brakke water blijven dan drogen ze uit en sterven. Het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen zou volgens mij betekenen dat nog eens 10% (51 zeeforellen) meer zeeforel het Haringvliet op zou trekken om naar hun paaigronden te zwemmen. In totaal dus 44 - 45% van de gevangen zeeforel, wat ook overeen zal komen met de intrek van de ongemerkte zeeforel.
Ook de smolts (jonge zeeforel of zalm van meer dan een jaar oud en een lengte van ongeveer 15 centimeter) moeten de zee kunnen bereiken. Uit een ander verschenen rapport (15 maart 2013) bleek dat veel smolts de weg kwijtraakten bij de gesloten Haringvlietsluizen. Slechts 2% van de uitgezette smolts in de Maas bereikte de zee.
Bij de dichte Haringvlietsluizen raakten de smolts de weg kwijt en vond een hoge sterfte onder de jonge zalmen plaats.
Niet alleen de Haringvlietsluizen waren hier debet aan, maar ook gemalen, waterkrachtcentrales, sluizen en andere barrières in het achterland. Al deze obstakels zorgen ervoor dat de natuurlijke trek naar de paaigronden desastreus verstoord worden. Steeds minder volwassen vis bereikt de paaigronden.
Er worden dus steeds minder bevruchte eitjes geproduceerd. Steeds minder vislarven zijn het directe gevolg. Hierdoor zullen er uiteindelijk steeds minder smolts naar zee kunnen trekken om daar uit te groeien tot een volwassen zeeforel of zalm. Hierdoor zwemmen er dus nog minder volwassen vissen de rivieren op om te paaien. De cirkel is gesloten.
Gelukkig lopen er projecten om deze problemen aan te pakken, bovendien zijn er al een aantal aanpassingen gedaan, zoals versperringen, omleidingen en vistrappen. We zijn er nog niet, maar het besef dat het anders moet is op Europees niveau heel goed doorgedrongen. Strenge regelgevingen en bindende afspraken inzake vismigratie zijn dan ook het resultaat. Natuurlijk moeten we de economie draaiend houden, maar hand in hand met de natuur.
Dat dit geld kost moge duidelijk zijn. We kunnen niet alles regelen, we moeten de natuur in de gelegenheid stellen om haar zaakjes te regelen en niet denken dat wij door middel van bijvoorbeeld viskwekerijen de natuur niet meer nodig hebben. Niets is minder waar.
De kwekerijen zijn er de oorzaak van dat er nog minder wilde zalm en zeeforel is dan voor het bouwen van de kwekerijen. Dan hebben we het nog niet over de ernstige gevolgen voor het milieu van deze kwekerijen. Minder vis in de toekomst, dus nog meer van deze kwekerijen? Wie houden we voor de gek?
Ron Smits