Met kunstaas de winter in… (deel 1)


Met kunstaas de winter in… (deel 1)

Door Berthil Bos

Bij het snoekvissen in de winter is de waterkeuze het belangrijkste, en zeker op het grote water is het een must hier goed bekend te zijn om regelmatig een visje te vangen. Waarom moeilijk doen als het een stuk makkelijker kan? Wateren zoals ring- of trekvaarten die niet dieper zijn dan ca. 2,5 mtr. en waar de roofvis niet naar dieper water kan trekken, blijfven de gehele winter aantrekkelijk voor de actieve kunstaasvisser.

Wel moet er normaal gesproken in slowmotion gevist worden omdat de onderwaterwereld door de kou trager is. Maar niet alleen daarom. Vooral de snoek is in de winter alweer bezig met de voortplanting waardoor de dames kuit gaan aanmaken en ook de boys zorgen ervoor dat ze op gewicht zijn voor het paaigebeuren. Door dit extra gewicht zijn ze trager en gaan ze economischer om met hun energie. Maar eten moeten ze.


Lekker simpel varen door die mooie vaart laat je genieten en vangen.

Waterkeuze
Nederland is doorregen met vaarten en er één vinden is dan ook niet moeilijk. Een voordeel van deze koude periode is dat de algengroei tot stoppen is gebracht en het water dat geen afvoerfunctie heeft, zijn helderheid terugkrijgt. Wordt het water wel gebruikt om snel het overtollige regenwater af te voeren, dan is dit water in de herfst en winter nog al eens troebel. Maar dit soort water is tegelijk ook voedselrijk zodat de visstand (lees aasvis) er voorbeeldig uitziet.

Natuurlijk kun je dit soort water vanaf de kant bevissen, maar met de boot ben je in deze tijd beter af, niet in de laatste plaats omdat je veel water af moet vissen op zoek naar roofvis. Toch moeten deze vaarten wel aan enige eisen voldoen en de belangrijkste is dat je er een boot te water kunt laten. Een trailerhelling is daarbij wel het meest ideale. Op internet kan je via Google opzoeken waar er in de omgeving van het te bevissen water een te vinden is.


Natuurlijk kan het ook vanaf de kant, maar met een boot ben je wat mobieler.

Let wel, niet alle hellingen staan op internet, dus zelf op onderzoek gaan is ook nodig. Zonder deze plaatsen kan je door middel van een kanteltrailer een niet al te grote boot te water laten (tot circa 16 voet gaat uitstekend), als de oever maar niet hoger is dan 50 cm. Om zonder problemen de boot in en vooral uit het water te krijgen, moet de oever ook niet te schuin zijn en nog liever vlak.

Als je de aandrijfwielen op een verhard stuk kan houden is het ideaal, maar ik heb altijd twee steigerplanken bij me van 2,5 mtr. die ik dan in mijn boot meeneem. Aan de waterkant zorg ik dan dat - in mijn geval - de voorwielaandrijving aan het begin op de plank staat en zodoende bij het wegrijden niet wegglipt. Natuurlijk gaan de planken bij het vissen niet mee de boot in; bij het parkeren van de auto komen deze onder de autowielen en van meenemen door anderen is dan geen sprake meer.

Een volgend criterium waar een vaart in de winter aan moet voldoen is dat er voldoende onderbrekingen aanwezig zijn in de vorm van bruggen, sluizen (wel open) en versmallingen die het monotone karakter van de vaart onderbreken en (aas)vis aantrekken. Ook brede zijsloten zijn welkom en vooral als deze doodlopen.

Deze zijtakken van een vaart die niet helder is, kunnen zelf wel helder zijn omdat het water daar op het eind grotendeels stilstaat. Gaat een vaart ook nog door de bebouwde kom, dan is dit zeker een hotspot omdat de watertemperatuur er normaliter iets hoger zal zijn door het afvoerwater van de huizen.


Het grote water is in deze tijd met kunstaas absoluut niet gemakkelijk. 

De uitrusting
De boot is te water gelaten en het volpakken kan beginnen. Allereerst gaat er een grote tas proviand mee; door goed te eten en te drinken blijf je warm. We gaan trollen, maar dat wil niet zeggen dat andere technieken taboe zijn. Buiten een middelzware handhengel, gaan er ook een jerkbaitstok mee en een supersnel hengeltje van 240cm. om shads en ander kunstaas mee te werpen.

Het verticaal/dropshotsprietje laat ik zeker niet thuis, omdat de hotspots zoals bruggen, sluizen en de bebouwde kom niet alleen snoek herbergt, maar ook snoekbaars. Of ik er aan toekom om alle hengels te gaan gebruiken, hangt af van de situatie, maar ‘beter mee verlegen dan om verlegen’.

De tweede ‘dode’ hengel laat ik als stuurman, vissend met een vismaat, thuis omdat ik al taken genoeg heb. Vis ik alleen, dan gaat hij wel mee om genoeg water te dekken. Verder gaan mee een anker (die je kunt gebruiken als de wind je parten speelt bij het drillen of werpend vissen op dit relatief smalle water) en goede, warme kleding die gemakkelijk zit is een must. En op het schoeisel mag zeker niet bezuinigd worden omdat koude voeten altijd een koud lichaam betekent.

Neem ook wat reservekleding mee en zeker een extra pet of muts, want die gaat nogal eens te water. En dan komt het kunstaas aan de beurt. Een select gezelschap grote en kleinere pluggen worden per doos vervoerd evenals wat jerkbaits en rubberen objecten. Spinnerbaits en streamers gaan mee in handige mapjes die geen ruimte innemen.

Als laatste een doosje shads met lichte loodkoppen en/of natuurlijk lichte dropshotloodjes. Welk type kunstaas je moet meenemen laat ik aan jou over, want vertrouwen is de beste basis tot succes. Toch zijn er natuurlijk wel enige tips te geven voor de keuze ervan. Het water is koud en dat zie je terug in het bioritme van de vis.

Ook blijven ze gedurende de winter dicht bij de bodem voor de meer constantere temperatuur die daar heerst. Het kunstaas moet nu ook een redelijk formaat hebben en de rovers houden er niet van alle zeilen bij te zetten om het te bemachtigen.

Praktijk
Deze praktijk heeft mij geleerd om de weerhaken nu dicht te knijpen zodat ik de meeste vissen buiten de boot kan onthaken. Dit heeft als voordeel dat je jezelf niet kan verwonden bij de handlanding, want als het gaat bloeden houdt dit bij deze kou niet snel op.


Verwond je niet met deze kou, want het bloeden stopt niet snel.

Eenmaal op het water, in dit geval een oude vaart van ca. 15 meter breed en met een diepte van ongeveer tweeënhalve meter, beginnen we met trollen. Ik sleep het liefst met één handhengel aan de diepere kant van de vaart, waarbij ik het zicht op de oever heb om zo mijn boot op de juiste koers te houden. Mijn vismaat gebruikt wel twee hengels en kan zodoende variëren in techniek en aassoort.

Als ik een handhengel hanteer, kies ik een dieplopend kunstaas van een behoorlijke afmeting om de economische jagers tevreden te stellen. Shads van 21 cm. met een loodkop van 40 gram of een langzaam flankende Grandma 9’’ heb je snel bij de bodem zonder veel lijn te geven.


Een selectie van goede dieplopende pluggen die je dicht achter de boot kunt vissen.


Ook grote shads met zware Gamakatsu Jig-Head loodkoppen kunnen dichtbij de boot blijven.
 

Door deze korte lijn kan je snel reageren op onregelmatigheden van de bodem, want over het algemeen is de bodem van een vaart bezaaid met blad en ander rottend groen dat graag aan de dreggen wil gaan hangen. Het is dan ook handig om je lijn te markeren met een viltstift, om bij het uitvaren ervan te weten wanneer je op de juiste diepte zit, net boven de bodem dus.

Als je dit markeren om de 5 meter doet, kun je na het aantikken van de bodem met een willekeurig kunstaas bepalen hoe ver je de lijn uit moet hebben staan. Zo hoef je tijdens het vervolg van het slepen niet iedere keer de bodem te zoeken met eventuele hangers of vuil tot gevolg.

De dode hengel wordt op dezelfde mannier voorzien van kleiner kunstaas zoals de Little Ernie of de Spro Pike Fighter 5m. omdat je in dit soort water buiten snoek ook snoekbaars tegenkomt en vaak ook van een mooie afmeting. Ook de snoekbaars houdt in de winter op de vaart van een flinke hap, maar je krijgt van deze vissoort op kunstaas van een gemiddelde lengte van onder de 18 cm, nu eenmaal meer aanbeten en de snoek is er ook zeker niet vies van.


Die Little Ernie toch… altijd goed.

Binnenkort deel 2!