Megasnoek 160
Door Co Sielhorst
Het plan is in grote lijnen klaar. Vier plassen bekeken en zelfs wat bodemverkenning gedaan. Dat wil niet zeggen dat ik alleen maar op deze plassen ga vissen. Zelfs niet dat ik de rest van het jaar alleen op snoek ga vissen. Maar voor dit weekeinde staat vast dat ik ga snoeken.
Ik heb spiering te pakken gekregen. Het is lang geleden dat ik ze kon krijgen. De resultaten kunnen meteen door het plafond vliegen. Op een strang langs de Waal konden ze er niet vanaf blijven. Ik heb er alle snoeken ongeveer wel gevangen. Als ik begin te dubbelen binnen niet al te lange tijd, hou ik het voor gezien.
Dat wil nog niet zeggen dat spiering overal een topper is. Zo kan het met iedere aasvis op ieder water anders uitpakken. Haring kan vaak zonder introductie op bijna ieder water instant resultaat opleveren. Sardien is in mijn ervaring een goede tweede.
Makreel is weer een heel ander verhaal. Ik herinner me nog een fantastische winter aan de Linge. Met sardien had het heel goed gelopen; iedere visdag één of meerdere meters. Voor de grap hing ik eens een makreel onder de dobber. De sardienhengel deed het zoals gewoonlijk weer buitengewoon. De makreel werd niet aangeraakt. Ik pakte in als het donker werd. De verlepte makreel gooide ik in het water, misschien dat de krabben er nog iets mee konden.
De volgende dag was ik er weer. Kan er maar moeilijk vanaf blijven als het zo lekker loopt.
Het ging geweldig. Een vette dertig plusbak onder moeilijke omstandigheden. Het water stroomde vrij hard. Ik kon niet verder dan een paar meter uit de kant vissen. Ook aan deze schitterende dag kwam een einde.
Ik draaide de tweede hengel binnen. Ik voeld iets vreemds. Er leek geen aasvis meer onder de dreg te hangen. Dan voelde ik ineens een lichte weerstand. Daar reageer ik altijd meteen op. Spanning eraf en even afwachten wat er gebeurt. Niets dus. Ik draaide verder. Tot mijn stomme verbazing zie ik dat ik mijn makreel van de vorige dag opgepikt heb…
Dat wil dus zeggen dat die vis ongeveer zesendertig uur heeft gelegen op een plek waar met de regelmaat van de klok metersnoeken langs komen. Dat bepaalde de plek op de ranglijst van favoriete aasvissen. Nog geen twee dagen later kreeg ik een belletje. Een paar kilometer verderop had een maatje een snoek gevangen van een meter twintig. Op een makreel. Logisch toch!
Een paar seizoenen later is er weer een visboer neergestreken in mijn stadje. Ik ga eens buurten en kijken wat deze man voor me kan betekenen. Er staat een bak met heel kleine makreeltjes in de koelvitrine. Ik wil ze allemaal. Hij geeft me nog een recept. Lekker met een beslagje en dan in de hete frituurolie. Is lekker moet ik toegeven, maar ik eet ze niet allemaal zelf op.
De volgende dag zit ik aan de recreatieplas die ik nu ook op mijn lijstje heb staan. Ik probeer of ik met monster van vorig jaar nog een keer te pakken kan krijgen. Na een paar uur schokt mijn dobber. Er gebeurt verder niets. Ik tik mijn minimakreeltje kort van de bodem. Meteen reactie…
Schokt…
Er gaat dreiging uit van het tempo waarmee de dobber tegen de wind in loopt. Ik draai strak en voel meteen dat dit serieus raak is. Na een serie lange, lome uithalen zie ik de lijn stijgen in het water. Beducht op een sprong sta ik te trillen op mijn poten. Dan doorbreekt een brede rug de kabbel. Ik sta bijna te juichen.
Ik herken de vis meteen aan de brede rug en de loerende ogen. Zonder veel problemen kan ik de dril afmaken in het obstakelvrije water. Groter heb ik nog nooit gevangen. Een meter vierentwintig. Achtendertig pond. Het is natuurlijk maar een getalletje, maar het geeft wel aan dat makreel zeker niet afgeschreven kan worden. Ik heb er zelfs een kist vol besteld.
Ik heb de indruk dat snoeken op verschillende wateren in een bepaalde fase verkeren. Een haring raakt een keer uit de belangstelling. Henk heeft het eens heel goed geformuleerd: ‘Gooi een balletje naar je kat. De eerste keer springt het beest er heel enthousiast bovenop. Geef je het beest vervolgens iedere keer een tik als hij het balletje bespringt, dan moet je eens opletten hoe snel die kat afleert om dat balletje te pakken.’ Zo werkt het niet alleen met kunstaas, maar ook met dood aas.
Ik denk nog wel eens met enige weemoed terug aan de tijd dat we nog met levend aas mochten vissen. Last van ethisch gezever heb ik nooit gehad. We hebben het tenslotte alleen maar over het tijdstip van overlijden. Geplet onder een paar ton soortgenoten lijkt me nauwelijks beter dan een poosje rondsjouwen onder een snoekdobber.
Ik ben op weg naar de recreatieplas. Het monster leeft natuurlijk allang niet meer. Toch zie ik wel iets in die spieringen. Ik heb ze opgerold in vershoudfolie, bosjes van tien. Hierna in een diepvrieszak. Het pakje fungeert als een koelelement. De buitenste visjes beginnen langzaam maar zeker wat te ontdooien en kunnen losgemaakt worden van het bosje. Ik ontdek dat door de folie zelfs bevroren visjes loskomen. De theorie is goed. De praktijk nog beter.
Ik kom bij de plas aan. Door een paar frisse dagen is het helemaal gedaan met de recreatie. Ik heb het hele water voor mij alleen. Ik ga meteen naar de stek waar ik het bodemverloop goed ken. Toch laat ik even een peilloodje zakken. Al is het alleen maar om te kijken of mijn bang vermoeden klopt of niet.
Bang vermoeden…
Dobber op drie meter, kort worpje. Dobber staat precies goed. Ik voel alleen een zwaar gesleep bij het indraaien. Er hangt een groen gordijn van pluizig wier om het loodje. Ik kan nergens een wiervrije plek vinden. Hier kan ik niets mee op deze manier. Teleurgesteld druip ik af.
De zandput dan maar. Hier heb ik mijn huiswerk goed gedaan. Er zijn wiervrije plekken. Dat heb ik vorige week nog ontdekt. Ik loop het duistere en kille bospad af. Weet precies waar ik moet gaan zitten. Prik een dikke dauwpier op de haak. Een keer door het achterlijf voor maximale bewegingsvrijheid. Daarna prik ik een spiering lichtjes door de staartwortel.
Na een uur schokt de dobber een keer. Ik schrik ervan en ga meteen strak naast de hengel zitten. Dat is de meest schokkende gebeurtenis van deze dag.