Megasnoek 159
Door Co Sielhorst
Goede timing of misschien toch niet? Het warme weer van de laatste dagen inspireert niet echt. Toch ga ik op de eerste verkenning langs een aantal plassen. Eerste is de plas waar ik laatst de dode karper heb gezien. Ik neem ook een hengel mee om wat bultjes en richels te zoeken.
Ik ken wel een aantal stekken heel goed, maar dat zijn echte wintersteken. Dieptes tot een meter of tien. Ik heb ze hier gevangen tot op een diepte van veertien meter. Wat ik nu zoek is een diepte van een meter of twee tot drie.
Bij een eerste blik over het water valt me hoeveel troep er aan de oppervlakte drijft. Er ligt ook een groezelige, roestkleurige film over. Dode algen zijn door het windje mijn kant opgedreven. De laatste zonnige, warme dagen hebben dit water geen goed gedaan. Op plekken waar de oppervlakte redelijk schoon is kan ik nog wél tot twee meter diep kijken.
Troep
Ik zie grote, wazige wierbulten. Helder groen, pluizig. Moet je niet in terecht komen met een aasje. Ik ga wel peilen, op zoek naar een meter of twee. Waar ik ook benieuwd naar ben is de bodembedekking op deze ondiepe plekken.
Er gaat een steen in een sinaasappelnetje onder de haak. Dat gooit niet echt lekker met deze hengel maar dat hoeft ook niet. Met een onderhands lobje laat ik de steen een meter of tien uit de kant in het water ploffen. Als een speer suist de dobber er achteraan. Hier is het al veel te diep. Om op drie meter te komen hoef ik niet verder dan een meter of vier uit de kant te zijn. Ik sta dus eigenlijk aan de rand van een steile afgrond.
Ik tast de rand van de afgrond af. Er blijft een pluk waterpest rond de steen hangen. Wil ik ook niet in terecht komen. Ik weet ongeveer hoe dik deze plant uit kan groeien. Het is natuurlijk wél mooi om te weten dat ik naast een plantenveld kan vissen. Ik ga nog wat verder en kom tot de conclusie dat er schone plekken te vinden zijn naast een veld waterpest.
Tevreden maak ik een paar aantekeningen van het bodemverloop.
De volgende dag ga ik naar de hondenplas. Van een afstand zie ik al dat het niet druk is. Hier hoef ik niet meer te peilen. Ik weet wel een beetje wat hier te koop is. Jammer alleen dat de grasmat geleidelijk afloopt vlak bij een ondiepe plaat die grenst aan een rustig verloop van vier meter strak onder de hengeltop tot zestien meter binnen hengelbereik. Op de ondiepe plaat groeit nog wel iets. Een stug harig soort mos waar een dreg makkelijk in vast kan raken. Een snoek flikt het vaak om een dreg te lossen in het mos. Die onthaakt zich moeiteloos op deze manier.
Langs het fietspad liggen brede bermen. Het water is tegenwoordig omzoomd met brede rietkragen afgewisseld met stoere grote lisdodden. Rietsigaren klinkt eigenlijk veel leuker.
Het is ook water met een heel andere horizon. Mensen aan de overkant zijn onzichtbaar zolang ze niet bewegen of bonte kleren aanhebben. Dat is al voor vijftig procent mijn definitie van een mooi viswater. Wat er achter me langs komt is niet echt storend.
Rietsigaren
Langs deze oever ligt het vol betonblokken. Hier en daar steekt er zelfs nog betonijzer uit het sloopmateriaal. Hier liggen complete woonwijken in als oeverbescherming. Geen fijne plaats om een hond te water te laten dus. Ook hier zijn ondiepe plekken te vinden. Het water is werkelijk glashelder. Tot op een meter of vier zijn diverse plantensoorten te onderscheiden.
Hier zal ik even af moeten tasten hoe een aasje erbij ligt op de bodem. Een plek om een snoek te landen en nog belangrijker, kan ik een vis ook onbeschadigd terugzetten voor de blokkendam? Voor de rietkraag kom ik een grote, vlakke betonplaat tegen. Hier kan ik mijn net te water laten en een snoek zonder gevaar naar dieper water terugsturen.
Op de terugweg neem ik de toeristische route. Kom ik ook nog langs een mooie uiterwaardenplas. Het is ook een officieel recreatiewater, compleet met een ballenlijn voor de kleintjes en een paar toiletten en douches. Ook hier is het een paradijs voor honden maar daar hoef ik geen last van te hebben. Ik ken een hoek, niet te diep en lekker uit de loop, waar ik eerste maar eens rond ga neuzen.
Terwijl ik ernaartoe loop valt het me al op dat de plantenvelden uitbundiger gegroeid zijn dan in andere jaren. Het is hier ook waterpest. De wind blaast naar het zwemstrandje en heeft enorme drijvende planteneilanden opgejaagd. Het is een feest voor de meerkoeten. Met tientallen tegelijk duiken ze tussen de planteneilanden.
Het is hier opvallend rustig. Ik zie de badmuts van een bejaarde dame langs de ballenlijn voortkruipen. Er ligt nog iemand helemaal in coma, zonaanbidster. Woest bruin dus. Ik kom over het wildrooster. Ja, aan de overkant staat een kudde runderen in het water. Van die roodbruine beesten met enorme kapstokken van horens. Ik heb hier mensen helemaal in paniek om zien keren met hun hondje. Nergens voor nodig, alleen is het niet verstandig om tussen zo’n rund en haar kalfje te gaan lopen voetballen of zo.
Ik sta op de stek die ik in gedachten heb. Wier tot aan de oppervlakte. Hier is vissen uitgesloten. Dat wier verdwijnt grotendeels maar op de bodem blijft er altijd wel wat achter. Zeilen is een optie maar niet met deze wind. Ik kom hier later wel een keer terug.
De volgende dag ga ik wéér aan verkennen besteden. Nu wat verder van huis. Ook een recreatiewater. De laatste keer heb ik gezien dat het parkeerterrein door een diepe greppel onbereikbaar is gemaakt. Het droge slootje waar ik meestal doorheen klauter is uitgediept dus dat kan ook niet meer.
Voor een hoog hek staat een auto geparkeerd. Ik kijk toch even om de hoek bij het parkeerterrein. Dat is dus weer dik in orde. Er staat een tiental auto’s. Het is een drukte van belang. Niet zo gek bij deze temperatuur. Ik weet genoeg. Het weerbericht belooft koel en wisselvallig. Dat wacht ik rustig even af.