Megasnoek 147
door Co Sielhorst
12januari 2008.
Een grote recreatieplas. Ik ben er al een paar keer eerder geweest afgelopen winter. Iedere keer wel een visje gevangen, tot zelfs nog een metertje.
Jack komt er een zaterdag bij zitten. Wat pakken ze, wil hij graag weten. Ik ben steeds met stukjes sardien aan de gang geweest. Filetjes zelfs. Ondanks de missers van vorige week ga ik door met de enkele haak. Alleen prik ik nu de haak gewoon door het dunne fladdertje heen. Een sardientje is natuurlijk iets heel anders dan een stevige witvis. Het weke visvlees van een sardien kan nooit een aanslag in de weg zitten.
....zelfverzekerd…..
Inmiddels ben ik er redelijk van overtuigd dat ik mezelf met één hengel niet echt veel tekort doe. Karpers kunnen redelijk panisch reageren als ze een lijn tegenkomen. Waarom krijgt een snoek dan niet de neiging om er vandoor te gaan als hij een lijn tegenkomt? Hoe minder lijnen hoe beter.
Het is rustig langs het water. Niet zo vreemd want het waait pittig. Jack wilde zeilen. De wind zit niet goed. De vis wordt naar het ondiepe water gesleurd. Hij heeft er een roofbleitje aangehangen. Er knalde vorige week een bak op van meer dan vijftien kilo. De indrukwekkende tanden staan nog heel diep in de bevroren vis. Misschien brengt het visje weer geluk. Ik zou precies hetzelfde gedaan hebben.
Aan de andere hengel een voorn. Jack vist ook met elastiek. Gewoon huis tuin en keuken elastiekjes. Het werkt perfect. Hij houdt van een stevig brok en gooit er uit alle macht mee. Alles blijft heel.
Nog vóór de eerste bak koffie zakt mijn dobber door de kabbel. Ik krijg niet de kans om het even aan te kijken. Het lange eind wordt meteen stevig krom getrokken. Dat voelt wel even heel spectaculair maar het is van korte duur. Op de weg naar boven lukt het de snoek niet meer om lijn te nemen. Die is niet groot dus. Ik kijk direct waar de haak zit. Wat is die weer mooi gehaakt. Even een plaatje voor het archief.
In de loop van de middag wordt de lucht schoongeveegd. De zon schijnt even later uitbundig. Het is nog vroeg. De weersomslag stemt ons hoopvol. We hebben de hele middag nog vóór ons. Zelfs na vieren geloven we nog helemaal in. Op veel wateren is vier uur een echte toptijd. Hier weet ik dat het zelfs na de schemering goed kan gaan.
Iedereen heeft zijn eigen ritueel naarmate het einde van de dag nadert. Verrassend is dat Jack het zelfde doet als ik. Alles is opgeruimd op één hengel na. Zo lang mogelijk treuzelen. Tergend langzaam opdraaien. Er staan nog zoveel valreepsnoeken in mijn geheugen gekrast.
Vandaag lukt het niet meer om nog een vis te vangen. Ach, onze dag komt vanzelf een keer.
Ik ga niet zeggen dat het de volgende week wel weer zal lukken. Ik moet iets veranderen.
Het ontbreekt aan regelmaat. Ik moet er twee of drie keer zo hard tegenaan.
Drie dagen later zit ik er weer. Het is beestachtig slecht weer. Er spookt een storm over de vlakte. Gelukkig is de grond niet al te week. Ik krijg de lange steel minstens een halve meter de grond in. Dubbele scheerlijnen gaan het circus wel op zijn plaats houden denk ik. Stuitje op drie keer de hengellengte, twaalf of dertien meter.
Ik heb de wind achter. Met een luchtig worpje lanceer ik het staartstukje. Het blijft vliegen. Dat is een recordworp. Het water is daar dieper dan de diepte die ik ingesteld heb.Ik denk dat daar wel zestien meter staat. Aan het wegdrijven van de dobber zie ik dat de vis niet op de bodem ligt. Ik draai een tiental meters lijn op. Met behulp van een vast punt aan de overkant zie ik dat de vis nu op de bodem ligt. Met de katapult schiet ik wat stukjes vis rond de dobber. Dan duik ik diep weg.
Ik zie dat mijn tas water op staat te zuigen uit het waterverzadigde gras. De donkere rand trekt steeds hoger op in het groene canvas. Misschien wel een gat in de markt. Snoektasmatje, waterdicht. Voor de inhoud van de tas is deze natte bende niet echt bevorderlijk. Ik leg de handschoen en de onthaaktang klaar. Is dat zelfverzekerd of niet?
Wat zit ik nou te zeuren. Mijn dobber is weg. Ik draai strak, de snoek is al op gang, hoef niet veel te doen. De ram op de top is al genoeg misschien, ik beuk er voor de zekerheid toch nog maar een keer tegenin. Eindelijk weer een vis die iets terug doet. Lekker!
Het is geen monster maar ik ben er blij mee. Ik ben hier nog niet één keer voor niets geweest. De snoek duikt nog een keer weg achter de steile oever. Blijft nog even hangen. Er kan niets meer gebeuren. Een enkele haak kan niet meer blijven hangen want die zit in de bek van de vis. In principe kan er helemaal niets fout gaan. Ik maak me daar dus ook helemaal niet druk om.
Rustig druk houden. Ik zie aan het veren van de top dat er nog steeds contact is. Komt ie weer een stukje. Daar is het stuitje. Nog hooguit dertien meter. Ja, het warteltje, gele buik eronder. Die haak, perfect weer. Volgende keer ga ik ook nog de weerhaak platknijpen. De laatste drie snoeken hebben het vertrouwen in de enkele haak weer helemaal hersteld.
...mooi gehaakt…..
Dan is het ineens oorlog. Twee hondenuitlaatcentrales hebben het grasveldje achter mij als ontmoetingsplaats gekozen. Ik word belaagd door twintig honden tegelijk. Een knettergekke labrador springt met een grote boog in mijn landingsnet. Het staat tegen een wilgenbosje aan. Het beest ziet geen kans om er op eigen kans uit te komen. Maat zesenveertig helpt.
Een andere dommig kijkend groot beest probeert mijn sardienen uit de koelbox te krijgen. Weer een ander beest maakt van de verwarring gebruik en begint mijn tas uit te pakken. Schoppen en slaan helpt. De twee uitlaatdames worden wild. Ik heb compleet oorlog met twee schuimbekkende rabiësteven. Ik vertel ze dat ze allebei nog stommer zijn dan de stomste hond die ze bij zich hebben. Oppassen nou, die ene verwilderde, natgerende lelijkerd lijkt op Bokito.
Opgelucht merk ik dat mijn actie resultaat heeft. De gestoorde meute trekt zich terug. Ik hoop dat ze volgende keer een omtrekkende beweging maken.