Megasnoek 126
door Co Sielhorst
1 december 2006 .
Ik heb nog steeds vertrouwen in de nieuwe plas. Kijk er zelfs weer naar uit na een hele week zonder leuke tussendoortjes. Vroeg opstaan lukt deze keer niet. Misschien dat de weersvoorspellingen daar de oorzaak van zijn. Motregen en harde wind. De volgende morgen heb ik al spijt van mijn laksheid. Het is gewoon droog. Het waait pittig maar dat is nog nooit een bezwaar geweest.
Na een vreemde warme week denk ik dat de krabben wel weer erg actief zullen worden. Er gaan dus zeker weer knikkers in vandaag. Ik vraag me af wanneer de eerste karpers op mijn stek gaan rollen. Er hangen relatief grote vissen aan de haak. Brasempje van twintig centimeter en een iets grotere kolblei.
Ik zit op de plek waar ik de eerste aanbeet heb gehad. Ergens net voor de oorlog. Ik wil dit best nog een poosje volhouden. Toch krijg ik wel erg veel honger. Ik snak naar een vis. Deze dag ga ik gewoon volmaken. Op deze plek is het dieper. Er zit ook wat structuur in de bodem. Naar het eiland toe wordt het ondieper. Ik heb er ook futen zien jagen. Aalscholvers zie ik hier niet veel. Op groot diep en ook nog helder water kunnen ze niet jagen. Een vis ziet ze van veraf aankomen. In troebel water kunnen ze uitstekend uit de voeten. Misschien kunnen ze wel infrarood zien.
Ik zet de beugels open. Wat rondkijken. Vorige week nog libellen gezien maar geen zon dus ook geen libellen vandaag. Wél overal kiemplantjes. Zaden die veel te vroeg uitlopen. Klein bloeiend spul. Ik herken vogelmuur. Een soort groen bijgerecht dat door veel zangvogeltjes gegeten wordt. Het witte bloempje krijgt net genoeg licht om open te gaan.
Net genoeg licht…
Er vliegen nog veel insecten. Ik zit kennelijk ook niet ver van een wespennest vandaan. Met grote regelmaat tornen ze tegen de wind in en verdwijnen tussen de wilgenstruiken in een holletje in de grond. Waar de kom overgaat in de grote plas zie ik sporen in het zand. Stoer profiel van grote laarzen. Ik zet mijn eigen voetafdruk er naast. Net zo lomp. Twee verschillende laarzen. Korte pasjes, alle kanten op. Een kunstaasdribbeltje? Het zijn in ieder geval geen hondenuitlaters. Die hebben er meestal stevig de pas in en lopen zelden langs het water. Bovendien heb ik er hier zo lang als ik hier vis maar twee gezien.
Een jonge dame stormt op een paard in volle galop met twee honden de plas rond. Machtig mooi om te zien. Een tweede, ook een vrouw, loopt de hele plas rond met twee beesten, weer of geen weer. Een club kerels, man of zes, loopt ook iedere week de hele plas rond. Dat is alles wat ik hier tegenkom. Nee, dat is niet helemaal waar. In de hoek waar ik nu zit, ziet geen van de passanten me. De rust is compleet. Kan ik hier de barrière rond de snoek doorbreken?
Ik heb mijn hengels geen moment uit het oog verloren. Toch ga ik kijken hoe de vissen erbij hangen. Dat doe ik in alle rust. Gewoon indraaien doe ik al helemaal nooit meer. Meter voor meter draai ik de vis binnen. Las pauzes in. Leg gewoon de hengel weer een paar minuten neer. Ik voel gewicht. Er zal weinig aan de vis mankeren. Ik draai plichtmatig met luchtige huppeltjes die vis mijn kant op. Het bleke lijkje is nog volledig intact.
Even later kreunt de hengel weer onder de krachtsexplosie richting horizon. De wind pakt de vis op. Met een klap landt de brasem nog verder dan de eerste keer op het water. De dobber kruipt naar de inslagkrater en wipt parmantig overeind. Waar is de tijd gebleven dat een vallende vis meteen gepakt werd. Hoe vaak heb ik dat niet meegemaakt? Hier kan ik doen wat ik wil maar er gebeurt helemaal niets.
Is het niet eens tijd om de balans op te maken? Doorzetten is in het verleden al eens de sleutel geweest. Toch gelden hier geen beleggerwijsheden. Behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst of iets dergelijks. Wordt vissen nou ineens zaken doen? Statistieken en zo? Nee, hou nou op. Ik zit hier toch als een vorst. Geen snoekbaars, ook een aanknopingspunt. Snoekbaarzen vangen is een teken dat snoeken dood aas laten liggen. Geeft dus aan dat er een vorm van dressuur aan het ontstaan is. De eerste die aanschuift aan een doodaasbanket is altijd snoek. Krabben zijn een storende factor. Zoetwaterkreeftjes kunnen ook tamelijk lastig zijn. Die club heb ik aardig onder controle denk ik.
Denkfase gaat weer over in doefase. Ik draai de hele handel nog maar eens in. Héél sexy natuurlijk. Toch gebeurt er niets. Aan het licht te zien heb ik nog een uurtje. Ik kan natuurlijk even spieken. Mobieltje, staat alleen aan bij ernstige verzakkingen. Bij ieder plaatje krijg ik ook een tijd te zien. Meestal wil ik het niet weten maar nu kom ik op half vier uit. Nog een uurtje te gaan voor het licht uit gaat.
Doorgaan in het donker zie ik niet zo zitten. Het begint te regenen. Miezerige stuifregen die overal in kruipt. Het is gelukkig maar een bui. Mijn net blijft weer droog vandaag vrees ik. Pas als ik geen dobber meer kan zien ga ik inpakken. De regen zwiept weer over de uiterwaarden. Precies de sfeer die bij mijn stemming past.
Blijft weer droog…