Licht in donkere tijden

Licht in donkere tijden

Door Arjen Kempen

De wereld is compleet veranderd als ik naar buiten kijk. Bijna geen bladeren aan de bomen, geen vogels die fluiten, geen zonnestralen die warmte geven, alles wat de overige jaargetijden prettig maakt is verdwenen. Zwart, grijs en bruin zijn de kleuren die het beste passen bij de winter. De winterperiode is voor een karpervisser heel tegenstrijdig. Kou en regen zorgen ervoor dat het buiten zeer onaantrekkelijk is. Aan de andere kant is de winterperiode ook weer heel aangenaam. En het meest aangenaam is dat de waterkant veelal leeg en verlaten is. De leegte aan de waterkant geeft je de mogelijkheid om op verschillende wateren, goed voorbereid, je ‘ding’ te doen. Want als er één periode in het jaar is waar een goede voorbereiding echt het verschil kan maken, dan is het wel de winter…

In de afgelopen jaren is de aard van mijn visserij stevig veranderd. Van verstokte penvisser werd ik een fanatieke boiliestrooier. Het staat er in een korte zin, maar het is echt een totale aardverschuiving. Mijn actieve penvisperiode bestond puur uit instant visserij. De enige voorbereiding die ik trof, was het koken van aardappelen of andere partikels.
Een kleine tas, hengel en schepnet inpakken en wegwezen. In de zomer was dat zeer effectief, maar in de winter werd het een totaal ander verhaal. Signalen die de weg naar de vis wijzen, zoals aasplakaten, zijn in de winter immers veelal verdwenen. In de loop van de jaren heb ik echter, puur door opgebouwde penvis -ervaring, geleerd om goede winterstekken te herkennen. Ik woon namelijk in een gedeelte van Nederland waar het water alleen maar wordt afgevoerd. De kanalen, riviertjes en stroompjes hebben maar één taak en dat is water naar lager gelegen gebieden transporteren.We beschikken daarom over veel sluizen, stuwen en andere vormen van kunstwerken om het water gecontroleerd weg te laten lopen. In de buurt van deze obstakels zijn door de stroming zeer diepe kuilen ontstaan. Ik weet enkele plekken waar het water drie tot vier meter diep is, terwijl de rest van de vaart of beek vaak niet dieper is dan één meter. Deze verschillen in diepte zijn in de winterperiodes nog groter, omdat het water dan op winterpeil worden gebracht. Het normale peil van rond de meter wordt daarbij terug gebracht naar slechts een halve meter. De boeren houden namelijk niet van natte landerijen en willen daarom graag dat het water zo snel mogelijk wordt afgevoerd, zodat ze ook in de natste periode van het jaar het land op -kunnen. Een laag waterpeil zorgt ervoor dat er meer opnamecapaciteit is voor het gevallen regenwater. Doordat de hoofdstroom stukken -ondieper is, worden de kuilen veilige toevluchtoorden, prachtige verzamelplaatsen voor vis. Daarnaast is op deze plaatsen, ook weer door de stroming, veel voedsel en zuurstof aanwezig. Het laatste, niet onbelangrijke, aspect is dat het water bijna altijd in beweging is. De vissen verbruiken daardoor veel energie en moeten daarom regelmatiger een hapje doen om deze weer op peil te brengen. Dit alles bij elkaar maakt deze diepe plekken tot zeer goede winterstekken. Elke minfactor die je kunt uitsluiten, moét je ook uitsluiten, zeker in de winter. Zoals gezegd: door plekken op te zoeken waar de vis zich verzamelt, heb ik simpel meer kans op een aanbeet. In tegenstelling tot het verleden ben ik ook in de winter de jacht gaan openen met behulp van voeren. Zoals iedereen weet, levert regelmatig contact met je knikker een verhoogde instant reactie op.  Met andere woorden: een goed opgebouwde wintervoerstek levert gewoon meer (en sneller) vis op. Ja ja, en dat zegt iemand die een paar jaar geleden het nut van voeren helemaal niet inzag… Ook voor voeren geldt in de winter echter één heel simpele basisregel: de vis moet er wel zitten! Ja, lach er maar om. Het is echter een feit dat velen gewoon op stekken gaan vissen omdat ze denken dat er vis zit of omdat zo’n stek er goed uit ziet. Iets ondernemen zonder na te denken dus. In mijn ogen, en zeker ook in de praktijk, een zeer gezonde basis om te blanken…
 
De basis voor je voor succes wordt bepaald door na te denken, bijvoorbeeld over je voer! Mijn stelregel is om gedurende de koudere periodes zo weinig mogelijk voer te brengen, maar wél met een enorm snelle opnamecapaciteit voor de vis. Boilies die je beter kunt omschrijven als darmracers! Lichtverteerbaar is het motto. Omdat ik nogal eigenwijs ben aangelegd, welke karpervisser niet trouwens, heb ik twee jaar geleden eens de proef op de som genomen en met echt vette knikkers, vol visolie, lekker de winter doorgevoerd. Het resultaat was echt schrikbarend, slecht een paar visjes in dicht bezet water!

‘Niet de grootste, wel de mooiste!’


Jammer voor mij, maar achteraf toch wel prettig, was dat Henk Dokter ergens anders zat te vissen met een knikker die je kunt omschrijven als een echte darmracer. Zijn resultaat was dat hij de hele winter door ving. IJs, wind, regen of zon, het maakte niets uit. Telkens ving hij een paar vissen. De enige keer dat ik redelijk ving, stond er een storm met windkracht 8-9. De hengels werden letterlijk van de steunen geblazen. De wind heeft me geholpen, denk ik, want de beweging deed de vissen toch nog even extra azen. Alles bij elkaar voor mij toch wel een bewijs dat je met ‘vette’ boilies de vis dusdanig veel energie aanreikt, dat het eten van één of twee boilies vervolgens voor een heel lange tijd, misschien wel een paar dagen, voldoende is om niets meer te doen. Het volledige artikel van Arjen Kempen én nog veel meer, valt te lezen in
Dé Karperwereld nr. 46 dat vanaf eind januari 2006 voor € 8,75 te koop is bij uw hengelsport-winkelier en in de kiosk.

‘De waterkant is veelal leeg en verlaten…. Foto: Herwin Kwint’