Kracht in de eenvoud

Kracht in de eenvoud

Door Leon Derksen

Elke karpervisser heeft het gehad. Een periode van twijfel over hoe en waarmee te vissen. Ook bij mij is dit niet anders geweest. Na een vaak mindere periode wordt het ene na het andere product getest, om er vervolgens achter te komen dat ook dat weer niet het altijd vangende voer of super rig blijkt te zijn. Het kost tijd te ontdekken dat iets dergelijks niet bestaat. Als weer een artikel verschijnt over een fantastische manier om in korte tijd een indrukwekkende hoeveelheid karpers te vangen, wordt ook dit uitgeprobeerd. In het bijzonder voor de groep die in de hiervoor beschreven fase verkeren, is het moeilijk om uit te filteren wat nu werkelijk van belang is voor zijn of haar visserij. Af en toe kom je ze nog tegen, de oude rotten van ver voor het boilie tijdperk. De meeste hiervan schudden meewarig hun hoofd als ze de uitrusting van de moderne karpervisser aanschouwen. Persoonlijk denk ik dat dit in veel gevallen terecht is.

Ik heb het geluk gehad ook nog een staartje van het deeg en aardappeltijdperk meegemaakt te hebben. Wat me uit die tijd het meest is bijgebleven en waar ik het grootste plezier aan beleefd heb, is het zelf uitdokteren van hulpmiddelen om het vissen te verbeteren. Meestal belandden die hulpmiddelen na een dag knutselen in de prullenbak. Slechts een enkele keer bleek er een gouden idee bij te zitten. De voldoening was dan enorm, en een op het nieuwe systeem gevangen karper was de bekroning op het geheel. Met het steeds populairder worden van het karpervissen verschenen ook steeds meer producten speciaal voor de “betere” karpervisser. En natuurlijk wilde je ook een goede visser zijn. Dus het materiaal moest hier op aangepast worden. Ondanks dat de zelfgemaakte materialen prima voldeden, werden deze bij het grof-vuil gezet. Het vervangende materiaal zag er gelikt uit. Hier moest gewoon wel meer vis mee gevangen worden. Het tegendeel was vaak het geval. De oorzaak hiervan was en is bij nieuw materiaal dat je moet wennen aan het bewuste materiaal. Dat het materiaal vaak ook nog vele malen kwetsbaarder is dan de eigenbouwmaterialen is een ander nadelige vaststelling. Daar waar het op het gebied van het gebruikte materiaal nog te overzien is, wordt het op het gebied van aas en voer alleen nog maar complexer. Dit omdat in de meeste gevallen niet duidelijk is waarom een bepaald aas de ene keer wel vangt en de andere keer niet. Of waarom nou net die boilies uit die dure mix waar jezelf de hoogste verwachtingen van had, onder moesten doen voor die stinkende oude aasjes die nodig op moesten. Het komt allemaal voor en dit maakt het vissen nou juist zo leuk. Al is dit na weer een blank ook niet mijn eerste gedachte. Het wordt pas leuk op het moment dat je het een en ander kunt relativeren. De dingen gaat zien zoals ze zijn, en dit kunt accepteren. Hiermee wil ik niet zeggen dat je de ene na de andere blank voor lief moet nemen. In tegendeel zelfs. Ik zal zelf de laatste zijn die na een visloze sessie fluitend naar huis gaat. Op zulke momenten word ik juist steeds fanatieker. Er is echter wel een verschil met een aantal jaren terug. Daar waar ik toen door het ontbreken van het vertrouwen direct ging zoeken naar andere materialen of aassoorten, doe ik dit nu juist niet meer. Het vertrouwen in de door mij gebruikte materialen is zodanig dat ik het hier niet direct in zoek. Mijn stelling is dan ook niet te veel wisselen van aas en vistechniek. Toch probeer ook ik steeds weer andere materialen uit. Belangrijk hierbij is het overzichtelijk te houden, in plaats van bijvoorbeeld een compleet andere rig te gaan gebruiken wijzig ik nu alleen het haaktype of lengte van de rig. En dit op één hengel. Op het moment dat ik het idee heb dat het structureel beter gaat stap ik met beide hengels over op de bewuste aanpassing en probeer het volgende zwakke punt te ontdekken. Als ik zeg dat dit uittesten alleen lukt bij voldoende aanbeten en dus op een goed bezet water, vertel ik natuurlijk niets nieuws. De drang naar het vangen van alleen grote vis is echter bij het merendeel zodanig groot dat het water in functie van het grote vissen vangen gekozen wordt. Het gaat hier vaak om druk bevist water en bijkomstig het lange wachten op een enkele aanbeet. Dat het op een dergelijk water niet zinvol is om te gaan experimenteren blijkt wel uit het stereotype vissen van het gros der vissers, dit met als gevolg dat de aanbeten steeds minder talrijk worden. En in plaats van het zelf uittesten wordt een nieuw beschreven techniek toegepast. Toegegeven, het zijn vaak doordachte technieken die stuk voor stuk op een bepaald water (op het juiste moment toegepast) zouden kunnen werken. Op het moment dat het merendeel dit gaat toepassen zal het effect in zeer korte tijd echter nihil zijn. En weer wordt er massaal over gestapt op de volgende beschreven methode. Eenmaal in deze spiraal terecht gekomen valt het vaak niet mee om door de bomen het bos nog te zien. Om deze zaken te doorzien heb je soms net dat kleine zetje nodig dat ik ook heb gehad. Dit kan gebeuren door het lezen van een artikel, een ervaring tijdens het vissen of zoals in mijn geval het ontmoetten van de juiste persoon op het juiste moment.

‘Leon met een schitterende schub van Nederlandse bodem’


Na het idee te hebben in de directe omgeving uitgevist te zijn, zocht ik het grote water op. Het betreffende water had in het verleden onder grote hengeldruk gestaan maar wordt de laatste jaren steeds minder druk bevist. Later bleek dat de slechte vangsten hier over het algemeen genomen voor een groot deel de oorzaak voor is. Na diverse keren gevist te hebben zonder resultaat, ben ik veel tijd aan het zoeken van nieuwe stekken gaan besteden. Tijdens dit zoeken liep ik diverse keren vissers tegen het lijf waarvan ik dacht dat deze al lange tijd uitgestorven waren. Een prachtige ervaring was dat. Het betreft hier nu niet direct een bijzonder makkelijk water. Toch zaten “ze” er telkens weer, en ook uit hun verhalen kon ik opmaken dat deze personen wel regelmatig een karper vingen. Geweldig vond ik het te zien hoe eenvoudig en met welk materiaal er gevist werd en wordt door bepaalde personen. Tijdens een ochtend sessie zag ik een visser (duidelijk karpervisser) het gedeelte van het water afspeuren waar ik zat. Zonder er daadwerkelijk te vissen vertrok de man weer. Tijdens het opruimen kwam er een gevoel bij mij op dat ik toch nog een stuk langs het water op moest rijden. Een eind verder zat die bewuste man te vissen. Ik maakte een praatje en opmerkelijk genoeg was hij vrij open. Misschien was het ook wel dat ik zijn beperkte informatie direct kon plaatsen en voor mijn gevoel het hierdoor leek alsof hij meer vertelde dan in werkelijkheid het geval was. ’s Avonds was ik weer op hetzelfde water aan het vissen toen dezelfde man voor zijn vertrek nog even langs kwam. Wat volgde was een zeer interessant gesprek. Het contact is gebleven, en dankzij deze ontmoeting ben ik een aantal cruciale zaken anders gaan bekijken. De man in kwestie is een visser die alle ontwikkelingen zeer bewust heeft meegemaakt. Daarnaast heeft hij ook nog eens het inzicht en vermogen om de zaken goed te relativeren en in de juiste context te zien. Het meest waardeer ik echter zijn nog steeds aanwezige enthousiasme voor het vissen. Zoals ik al schreef, door hem ben ook ik bepaalde zaken anders gaan zien. Waarom zou ook een goedvangend aas in één keer zijn vangkracht verliezen. Het vertrouwen in het door mij gebruikte aas en aaspresentatie is enorm gegroeid. Ook door eerst op redelijk zwaar bezet water de materialen te testen, doch ondanks de goede vangsten bleef de twijfel bestaan. Dit is door het aanhoren van zijn verhalen voor een groot deel verdwenen. Ik ben rustiger geworden en weet dat na een gedegen voorbereiding en het gebruik van de juiste materialen de aanbeet komt. Voor mij zijn een aantal zaken belangrijk. Het in de war gooien van de onderlijn en het aantal lossers moet werkelijk tot een minimum zijn terug gebracht voor ik het op een moeilijker water toepas. De succesvolle combinatie kan er voor iedereen weer anders uitzien. De ene haak functioneert nu eenmaal beter bij het gebruik van een bepaald onderlijnmateriaal of lengte dan een ander.

‘Ik ben rustiger geworden..’


Als uitgangspunt maak ikzelf gebruik van een variant op de combi-rig. Bij deze rig heb ik verschillende sterke eigenschappen van verschillende rigs in één rig gestopt. Voor ik verder ga met het uitleggen van de rig eerst iets over de door mij gekozen materialen. Hierbij moet ik wel vermelden dat ik de laatste tijd veelal op stromend water gevist heb, en hier mijn materiaal ook op aangepast heb. Voor ik zover was dat ik met enige zekerheid vast kon stellen het goed te doen is er een periode geweest dat het allemaal niet erg wilde vlotten. Mijn eerste ervaringen op echt stromend water deed ik op aan het kanaal. Na vele pogingen met een tegenvallend resultaat had ik uiteindelijk een aantal stekken waar ik met enige regelmaat een aanbeet kreeg. Erg frustrerend was echter dat weliswaar de meeste vissen gevangen werden maar toch ook een groot aantal aanbeten resulteerde in lijnbreuk of dat de vis door een andere reden verspeeld werd. Als je bijvoorbeeld na het lossen van een vis constateert dat de haakpunt beschadigd is wordt je daar niet vrolijk van. Ik probeerde me een voorstelling te maken van wat er allemaal onder water gebeurde. Hiervoor ben ik de verschillende stekken secuur gaan uitpeilen met een steekstok. Dit werkt vele malen beter dan met peilhengel of dieptemeter. Voor zover het mogelijk was peilde ik niet alleen de te bevissen plek maar ook ruim hier omheen. Zou een vis een bepaalde kant opzwemmen na gehaakt te zijn dan wist ik van te voren hoe te handelen om de kans op verspelen te verkleinen. Verder kwam ik er achter dat op bepaalde plekken enorme hoeveelheden mossels aan de stenen zaten. Komt de lijn vast te zitten tussen met mossels begroeide stenen is lijnbreuk onherroepelijk het gevolg. Een schuifloodje (slider) welke zich op de hoofdlijn bevind en bij het inwerpen achter blijft ten opzichte van het hoofdlood om de lijn op de bodem te krijgen en houden heb ik dan ook niet meer gebruikt. Tenzij ik er zeker van ben dat de bodem het toelaat op een bepaalde stek. Als alternatief hiervoor gebruik ik een tube van een behoorlijke lengte welke ik om de dertig centimeter omwikkel met looddraad. Dit looddraad voorzie ik van een hoeveelheid lijm om het vast te zetten. Een andere reden van het lijmen is dat je na het vormen van de lijm een glad geheel op de tube over kunt houden. Dit heeft als voordeel dat de vis niet beschadigd wordt tijdens de dril. Ook leadcore gebruik ik nog wel eens, al moet ik zeggen dat ik mij na het verspelen van een vis minder bezwaard zou voelen bij gebruikmaking van de bewerkte tube dan bij gebruik van leadcore. Dit omdat de vis bij lijnbreuk het lood en tube makkelijker kwijt raakt dan bij gebruikmaking van leadcore. De bewerkte tube bevalt mij prima in elk geval, en de kosten van een dergelijk zelf in elkaar geknutselde montage vallen ook reuze mee.
Over het loodgewicht hoor ik de wildste verhalen. Mijn ervaring is dat er met gewichten tot honderdvijftig gram in de meeste gevallen op stromend water goed te vissen is. Het verplaatsen van het lood komt voort uit de kracht die het water op de lijn uitoefent en wanneer de druk te groot wordt trekt de lijn het lood mee. Hengelopstelling speelt hierbij ook een rol. Als het lood van honderdvijftig gram nu nog mee getrokken wordt zal dit bij zwaarder lood ook gebeuren. Is dit het geval, ga ik minder ver uit de kant vissen of zoek een stek waar de stroming minder sterk is. Het liefst beperk ik mij tot een loodgewicht van rond de honderd gram.

‘Een goed alternatief…’


Ook heb ik verhalen gehoord over het vissen met grote stenen die dan middels een breeklijntje aan de hoofdlijn wordt bevestigd. Uitvaren is hierbij dan een mogelijkheid om het aas verder uit de kant te krijgen. Zelf heb ik dit niet gebruikt, ik kan hier verder dus ook niet echt iets over melden. Gevoelsmatig denk ik dat het niet mijn manier van vissen is. We kunnen het lood in diverse vormen en gewichten gebruiken. Er is nu zelfs een loodvorm (biggripper) wat nog beter zou moeten blijven liggen dan de andere modellen. Dit is een soort opengewerkt afgeplat peerlood welke aan de twee platte zijden voorzien is van uitstekende punten. Het komt bij het gebruik van normaal lood nog wel eens voor dat een gevangen brasem een deuk in de flank heeft van het lood. Ik moet er niet aan denken wat een dergelijk lood als de biggripper bij een vis aan beschadigingen kan veroorzaken, ook al wordt een “leadclip” gebruikt. Welke visser drukt na het vangen van enkele brasems en dus het kwijtraken van enkele kostbare stukken lood niet het rubbertje wat vaster op de clip. Dit is echter ook weer gevoelsmatig omdat ik dit lood zelf niet gebruik. Na het gebruiken van verder allerlei verschillende modellen ben ik nu zover dat ik hoofdzakelijk nog twee modellen lood gebruik. Dit is het afgeplatte peerlood en dan zowel in swivel als in-line lood. Als de bodem hard is wat natuurlijk veel voorkomt op stromend water kies ik voor het in-line model. Ik heb zelf het idee dat dit lood minder snel vast komt te zitten, of in ieder geval weer sneller los komt. Ook de keuze van de haak is een verhaal apart. In het begin viste ik veel met haken voorzien van een rechte punt. Eén van de eigenschappen van een haak met rechte punt is dat deze snel vlees pakt. In mijn geval vaak te snel. Hierbij kwam het nog wel eens voor dat een lelijke wond wat dieper in de karperbek het gevolg was. Na verloop van tijd kwam ik er achter dat de haak verder ook snel een braampje aan het uiterste puntje vertoonde. Dit zelfs nadat ik niet eens het gevoel had vast gezeten te hebben. Als je er goed over nadenkt, is dit ook niet verwonderlijk. De bodem van stromend water is veelal bezaaid met stenen in alle soorten en maten. Als een haak snel vlees pakt zal deze ook snel aan een steen of ander hard materiaal vast gaan zitten. Het meest kwetsbare onderdeel van de haak is dat uiterst scherpe puntje. Komt deze, doordat de onderlijn in beweging komt door de stroming, in aanraking met een ander hard voorwerp, zal de punt snel beschadigd raken. Een klauwhaakmodel heeft dan ook mijn voorkeur. Hierbij is de haakpunt iets naar binnen gebogen waardoor het enigszins afgeschermd wordt. Wel kies ik dan voor een model zonder “gezette” punt, anders gaat het verhaal nog niet op. Dat op groot water grote haken moeten worden gebruikt is een gedachte die veel vissers hanteren als ik zo om me heen kijk. Zelf vis ik vaak niet groter dan een maatje zeven. Bij controle na een vangst zit de haak meestal stevig in de onderlip en zeer regelmatig tot ver voorbij de bocht in het vlees en dus ook muurvast. Dit geeft mij het idee dat het absoluut niet nodig is om met een grotere maat te gaan vissen. Zoals ik eerder al schreef, een onderlijn moet aan enkele voorwaarden voldoen. Het in de war gooien (of in de war rollen onder water) en het aantal lossers moet tot een absoluut minimum beperkt zijn. Daarnaast hecht ik grote waarde aan het draaiende effect van de haak tijdens de aasopname door een vis. Deze eigenschappen vind ik terug in een soort van variant op de combi-rig.

‘Sfeervol tafereel langs het water’


Als ik op of dicht bij een plek met veel mossels zit te vissen is mijn eerste keuze om het stijve gedeelte van fluorcarbon te knopen. Dit is mijn inziens het meest slijtvast. De lengte van de hair pas ik aan op het formaat van het aas. Ik zorg er altijd voor dat er voldoende ruimte tussen haakbocht en boilie zit. Verder let ik goed op, hoe een gevangen vis gehaakt is. Afhankelijk van de situatie experimenteer ik nog wel eens met de lengte van de onderlijn. Ik heb niet het idee dat de wateren die ik bevis stijf staan van de dressuur. Veel variëren met ander rigs doe ik dan ook niet op die wateren, ook al omdat ik het volste vertrouwen heb in de door mij gebruikte rig. En zolang je blijft vangen doe je het goed toch? Na de laatste meter besproken te hebben blijft de hoofdlijn nog over. Voorslag gebruik ik zeer weinig. Op de een of andere manier heb ik hier een aangeboren afkeer tegen. Dan zal ik liever een compleet zwaardere hoofdlijn gaan gebruiken mocht het al nodig zijn. Maar dat moet ieder voor zich maar uitmaken, zolang het tenminste verantwoord wordt toegepast. Gebruik ik het al niet veel, het is mij één keer overkomen dat ik een vis verspeeld heb met voorslag en al. De nacht na dit gebeuren heb ik niet goed geslapen kan ik jullie melden. Dit was tijdens een sessie op het kanaal waarbij ik vrijwel direct bij het oppakken van de hengel alles kwijt werd door lijnbreuk. Komt het dubbelen van een vis op het kanaal al niet echt vaak voor, op miraculeuze wijze wist ik dezelfde vis een week later weer te haken en nu ook te vangen. Dat het om dezelfde vis ging kon ik opmaken uit het feit dat de vis een onderlijn welke onmiskenbaar van mijzelf moest zijn in zijn bek had. Opmerkelijk was bovendien dat de vis alleen de onderlijn met wartel nog in zijn bek had. Deze keer was het nog goed gegaan.

Als er niet op al te grote afstand gevist dient te worden kies ik voor een taaie lijn. Ondanks dat dergelijke lijnen veel rek bezitten vind ik ze super, oersterk op de knoop en bijzonder schuurvast. Zelf vis ik met de in Nederland nog betrekkelijk nieuwe lijn “Teklon carp” van Grauvell. Ook de “Technium” van Shimano bezit dezelfde eigenschappen. Dikkere lijnen in combinatie met een molenspoel van een niet al te grote diameter hebben nogal de neiging snel te gaan “kinken”. Dit maakt het doorvissen met die lijn bijzonder vervelend. Dit kinken komt voort uit het veelvuldige lijn afnemen (slip) met gesloten beugel. Dus als er flink wat runs komen (en op stromend water kunnen ze tekeer gaan) kan het zijn dat na één sessie je lijn letterlijk behoorlijk in de kreukels zit. Hier is sinds een tijdje ook een handigheidje voor. Dit is de “Spin doctor” een lood welke je direct (dus zonder wartel) aan de hoofdlijn knoopt en vervolgens ingooit op de door jouw geviste afstand. Vervolgens draai je het lood binnen waarbij erop gelet dient te worden dat het lood vrij van de bodem blijft. Tijdens dit binnenslepen draait het lood in tegengestelde richting en hierbij draaien de kinken uit de lijn. Afhankelijk van de mate waarin de lijn gekinkt is, herhaal je het aantal worpen met een dergelijk lood. Het regelmatig gebruiken van dit lood zal de levensduur van de lijn vele malen verlengen en heeft zichzelf dus snel terug verdiend.

‘En zo lang je blijft vangen doe je het goed toch?’


Als zoals in mijn geval ook nog eens blijkt dat een aassoort (wat bij mij een sterke troef is), beter dan gemiddeld vangt is deze combinatie een goed uitgangspunt. Blijven de resultaten achterwege verander ik niet het aas of materiaal maar zoek ik het in de stekkeuze en voermethode, als er al voorgevoerd wordt. Indien er wel voorgevoerd wordt kun je de hoeveelheid aanpassen of juist de vorm en gebruikte diameter van het aas afwijkend kiezen van wat gebruikelijk is. Hiermee kun je net weer even anders zijn, waardoor het wel lukt. Ook dit is al vaker beschreven, en behoeft geen verdere uitleg. Wel wil ik toevoegen dat ik ervan overtuigd ben dat dit echt een verschil kan maken. Verder zul je tijd moeten besteden aan het zoeken naar de juiste stekken en wateren. Wanneer je dan ook nog eens de moeite neemt om veelvuldig aan het water te zijn en je de ogen en oren open houd, blijkt het ook op moeilijk water te lukken. Natuurlijk komt het nog steeds voor dat het een keer niet wil, of zelfs een hele periode waarin het even niet blijkt te lukken. Terugkijkend is dit nu vaak te verklaren, al blijft het natuurlijk vissen. Succesvol zijn is nooit een kwestie van alleen het gebruik van die ene super rig of altijd vangende boilie. Het zal een combinatie zijn van de juiste stek op het juiste moment en hierbij komt het materiaal en gebruikte aas waar je op moet kunnen vertrouwen.

‘De natuur op zijn mooist…’