Wintervissen op snoek in Ierland (deel 1)
Door Ferdinand Heijerman
Koek en zopie, sneeuw en schaatsen. Voor velen zijn dit de geneugten van de Hollandse winters. Maar voor de snoekvisser zijn extreme kou, ijs in het topoog van je hengel en dichtgevroren viswater de schrikbeelden van de winter. Soms kost het moeite om open water te vinden om toch maar een snoekje te kunnen verschalken. Bovendien kan de snoek in de winter erg passief zijn. Toen ik in 1995 naar Ierland verhuisde ontdekte ik dat daar een hele andere wintervisserij bestaat.
“Veel water….geen vissers…”
De winters in Ierland zijn bij lange na niet zo koud als de winters in Nederland. Overdag vriest het zelden en meestal liggen de temperaturen tussen de 6 en 14 graden C. Zelfs nachtvorst komt slechts in beperkte mate voor: een nachttemperatuur van 3 graden onder nul is voor de Ierse weerman voldoende aanleiding om te waarschuwen voor ‘sharp frost’: strenge vorst!
Het gevolg van deze zachte winters is dat de watertemperatuur in Ierland niet zo ver daalt als in Nederland, waardoor de snoek actiever blijft. Bovendien vriezen de meren nooit dicht, je kunt dus altijd vissen. Een ander voordeel is dat je in de winter vaak de enige bent op het water. De Ieren zijn mooiweervissers en buitenlandse vissers zijn er in dit jaargetijde niet. Je hebt het water dus voor jezelf.
Waar en hoe?
De visserij in Ierland vindt voornamelijk plaats op (natuurlijke) meren. Nou verschillen deze meren nogal in grootte en de manier van vissen moet daarop worden aangepast. Ik zal de wintervisserij op kleine meren en grote meren daarom apart beschrijven. Vanwege de ontoegankelijke en tevens ondiepe oeverzones dient er zowel op kleine als grote meren gevist te worden vanuit een boot. Dat zal geen problemen geven: op veel plaatsen in Ierland zijn uitstekende boten te huur.
Grote Ierse meren
Tot de grote Ierse meren reken ik meren van 5000 hectare en groter. Voorbeelden (in oplopende grootte) zijn Lough Mask, Lough Ree, Lough Derg en Lough Corrib. Hiervan zijn Lough Mask en Lough Corrib helaas niet meer de moeite vanwege de schandalige ‘pike culling’ (het uitdunnen van het snoekbestand om ‘zogenaamd’ de zalm- en forelbestanden te beschermen - red.), uitgevoerd door de Ierse Fisheries Board. Op Lough Ree en Lough Derg is dit niet gebeurd en zal dit gelukkig ook nooit gebeuren, simpelweg omdat de snoek hier veel meer aanzien heeft onder de plaatselijke bevolking. Hier is de snoek de belangrijkste sportvis waar de locale Ieren zelf ook graag op vissen. Verreweg de meesten zetten de gevangen snoek weer terug in het water. De wintervisserij op snoek zoals die ik hieronder beschrijf is grotendeels gebaseerd op de ervaringen die ik heb opgedaan op het grootste meer in het Shannon stroomgebied en tevens mijn thuiswater, Lough Derg.
“Een mooie Lough Derg dame”
Als je in de winter succesvol op Ierse snoek wilt vissen, dan is het zaak om te vissen in gebieden waar zich scholen aasvis bevinden. In de meeste gevallen zul je de scholen aasvis (en ook de snoek) aantreffen boven een diepte van 5 tot 10 meter. Regelmatig zie je grotere signalen op de dieptemeter in de buurt van de scholen. Meestal is dit snoek, soms grote forel of grote solitaire baars. Maar ook als je geen grotere signalen in de buurt van de scholen ziet kun je er wel degelijk snoek vangen!
Vanwege de diepte waarop wordt gevist valt het werpen of slepen met spinnerbaits, ondiep lopende pluggen, lepels en jerkbaits af. De drie belangrijkste methoden in de winter zijn slepend vissen met dieplopende pluggen, het vissen met dood aas en het verticalen met shads, ratelpluggen etcetera.
Het is aan te raden om te beginnen met slepend vissen met diepgaande pluggen. Zo krijg je het snelst door waar de gewenste diepten zich bevinden, waar de taluds lopen en wat voor bodemstructuur er is. En niet te vergeten: waar zich de scholen aasvis bevinden! Er zijn tegenwoordig genoeg dieplopende pluggen op de markt die een diepte van meer dan 5 meter halen. Voor diepten tussen de 5 en 7 meter gebruik ik onder meer de Luhr Jensen Fingerling, de Rapala Down Deep, de diepduikende Bill Norman en de Mann’s 20+. Als ik nog iets dieper wil slepen, zo tussen de zeven en negen meter, dan kies ik voor bijvoorbeeld de Mann’s 25+, de Mann’s 30+ of de Mud Bug van Fred Arbocast. Maar in principe voldoen de meeste pluggen, zolang ze maar de vereiste diepte halen. Een aantal van deze pluggen kunnen op een 30 à 40 grams plughengel gevist worden, maar voor de diepst lopende pluggen moet een iets zwaardere hengel gebruikt worden vanwege de grotere schoep, die meer weerstand in het water oplevert. Een hengel met een werpvermogen van 50 á 60 gram voldoet. Een dyneemalijn van zo’n 15 à 20 pond trekkracht is ideaal voor deze visserij. Een dikkere lijn maakt het een stuk lastiger om de plug op de gewenste diepte te vissen.
“Er is altijd kans op een mooie forel als bijvangst”
Je zult na verloop van tijd merken dat er binnen de genoemde diepte-range van 5 tot 10 meter een soort voorkeursdiepte is, waar de meeste snoeken worden gevangen. Deze voorkeursdiepte blijft meestal gedurende een aantal dagen of soms weken hetzelfde. Meestal verandert de voorkeur van de snoek voor een bepaalde diepte als de weersomstandigheden veranderen. Soms luistert het nogal nauw met deze voorkeursdiepte. Stuur daarom de boot meteen bij als de bodemdiepte af begint te wijken van de verkozen diepte. Op sommige dagen kan dit het verschil tussen vangen en niet vangen betekenen.
Het vissen met dood aas (levend aas is ook in Ierland verboden) is de methode bij uitstek in perioden met voor Ierse begrippen lage dagtemperaturen (± 2 tot 5 graden C overdag). Vaak gaat dit samen met weinig of geen wind. Ideale omstandigheden om langzaam te roeien (of gebruik te maken van een electromotor) met een dode aasvis onder een dobber. Hou er rekening mee dat je toch wel zo’n 30 tot 60 gram lood nodig hebt om je aasvis op de genoemde dieptes te houden. Neem dus dobbers mee die dit dragen kunnen. Dodelijk langzaam vissen, het gebruik van dunne lijnen (15 á 20 ponds dyneema of 0,30 mm nylon) en het gebruik van niet al te grote aasvissen zijn een voorwaarde om je aasvis op de gewenste diepte te kunnen houden. Of je blankvoorn, baars, makreel of andere soorten gebruikt, het maakt niet uit. Alle soorten vis tussen de 15 en 25 cm lang zijn geschikt. Het gebruik van een takel is absolute noodzaak, zodat onmiddellijk na de aanbeet kan worden aangeslagen.
Een andere geschikte methode is het verticalen met shads, grote twisters of eventueel ratelpluggen. Ook verticalen met een dode baars voorzien van lood gaat uitstekend. Verticalen kan soms worden gecombineerd met het vissen met een dode aasvis onder een dobber, vooral als er driftend gevist wordt.
Met welke van de genoemde methoden je ook vist, zorg er voor dat je vismaat en jijzelf het aas op verschillende diepten aanbieden. Zo kom je er sneller achter welke diepte de meeste snoek oplevert. Als je bijvoorbeeld met dood aas vist in de buurt van scholen aasvis en die scholen hangen op 8 meter diepte: zet toch een van de dobbers op 4 meter diepte (en de andere op ± 8 meter). Er zijn dagen dat je meer vangt op de ondiep aangeboden vis!
(einde deel 1)