Weerzien met Lauvsnes deel 1
Door Peter Gerits
Het lijkt wel de titel van een liedje uit de 50’er jaren, maar in werkelijkheid geeft het een beetje de sfeer van mijn gevoelens weer, nadat ik vorig jaar verstek heb moeten laten gaan, voor onze jaarlijkse vistrip naar Lauvsnes in midden Noorwegen. Tja, het is het een of het ander! De aanschaf van een andere visboot benodigd ook de nodige financiële offers, maar daar heb ik dan verder ook het gehele jaar door een hoop roofvis- plezier voor.
The place to be
Zoals gezegd vertrekken we bijna jaarlijks vanuit het Limburgse Weert, met een team van zes tot acht sportvissers naar het kleine plaatsje Lauvsnes, dik 250 km. boven Trondheim.
Lauvsnes is een onderdeel van de gemeente Flatanger, gelegen in de provincie Nord Trøndelag.
Het ligt zo’n 15 km landinwaarts vanaf de Noorse kust, aan een splitsing van twee fjorden. De oevers rond de fjorden in de omgeving schieten soms steil, vaak honderden meters omhoog.
Pal aan het fjord van Lauvsnes ligt het vakantiecentrum Zanzibar Inn, waar we appartementen en bootjes huren.Van daaruit varen we binnen een half uur naar de meest uiteenlopende visgronden.
Er zijn diepe, steil aflopende onderwater- slenken in de fjorden, waar de grotere jongens huizen en je vindt tussen de eilanden ook de wat ondiepere gedeelten, waar zich vaak massa’s vissen, zij het van een kleiner formaat, ophouden.
Team Dé Roofvis
De eerste keer dat ik mee naar Noorwegen ging, werd er hoofdzakelijk met de 30 lbs pilkerhengel gevist, op diepten tussen de 40 en 120 meter en met minimaal 300 gram pilkergewicht aan de lijn. Na een paar dagen had ik best wel last van mijn schouders van al dat gezwaai. Het toeval wilde dat tijdens deze vakantie ook een team van mijn lijfblad Dé Roofvis aanwezig was, voor het maken van een rapportage. Steef Meijers, Jeroen Schoondergang en Peter van Veenendaal kwamen op een avond in ons appartementje buurten, waarna ik werd uitgenodigd om de volgende dag mee te gaan om zo mijn eerste pollak op een kunstvlieg (streamer) te vangen.Aldus geschiedde. De heren hadden gelukkig een heel arsenaal aan hengels, vliegen en kunstaas bij zich, waaruit ik mocht kiezen. Hadden ze niet de juiste vlieg / streamer, dan ging Jeroen wel even met zijn vice en bindmateriaal in de weer!
Deze visdag staat nog steeds met gouden letters in mijn geheugen gegrift. Niet alleen door de vangst van grote pollakken met een vliegenhengel, maar ook om deze vissen te verleiden op mijn eigen favoriete manier, n.l. met allerlei pluggen en lepels. Helaas, had ik deze spulletjes thuis gelaten, maar het spreekt voor zichzelf dat het jaar daarna, veel pluggen, twisters, shads en allerlei ijzerwaren mijn viskoffers bevolkten! De ervaringen die ik in de daaropvolgende jaren opdeed, deelde ik met mijn goede en fanatieke roofvismaat Bert Kerstens, die ik daardoor zo enthousiast kreeg, dat hij besloot om deze keer met ons team mee te gaan.
Vakantie 2004
Al in november 2003 werd alles geboekt door onze grote regulateur Bert Caelers, de vroegere handbal concurrent van Bert Kerstens. Zij hadden n.l. samen vroeger in de hoogste Nederlandse handbalklasse tegen elkaar gespeeld, beiden als keeper. Gelukkig zaten de beide heren niet bij elkaar in de bus, anders hadden de andere reizigers nu nog verschrompelde bloemkooloren!
Bert Kerstens had ook een heel arsenaal aan hengels, molens en reels meegenomen, om maar te zwijgen over het kunstaas. Enkele dagen tevoren was hij zelfs nog even vanuit zijn woonplaats Roermond naar Venlo gereden, om nog wat shads bij te kopen, die andere winkeliers niet op voorraad hadden liggen.
De reis
Op vrijdagmorgen 30 juli 2004 om 00.15 uur vertrokken twee tot de nok toe volgeladen busjes vanuit Weert naar de Duitse plaats Kiel, waar we om 11.30 uur konden inschepen op de veerboot naar Oslo.
Na een voorspoedige reis meerde onze ferry, de Kronprins Harald van de rederij Color Line, de volgende ochtend rond 09.30 uur aan de kade in Oslo aan. Gelukkig konden we zonder problemen, zij het voor sommige ietwat duf van “the night before”, de douane passeren en de reis naar het noorden vervolgen.De reis door het Noorse landschap is steeds weer een bijzondere gewaarwording, zelfs voor de veteranen onder ons. Nog mooier is het, als je jouw vismaat op zijn eerste Noorwegen trip, van het bijna onwereldse landschap ziet genieten.
Bij aankomst in het vakantiecentrum om omstreeks 21.00 uur, werden we van harte welkom geheten door eigenaar Paal en zijn vrouw Sissel Aakervik. Verrassend was ook de temperatuur op dat moment. We vertrokken in Nederland onder zomerse temperaturen, maar hier was het nog warmer en dat om 21.00 uur ’s avonds! Even op het terras bijkomen van de reis, onder het genot van een echte stoere Noorse halve literse pint, werd onze aandacht direct getrokken door de duikende meeuwen in het fjord. De makrelen waren duidelijk het leven van het kleine grut zuur aan het maken en ook de kleine koolvissen lieten zich niet onbetuigd. Vlug naar onze vier- persoons appartementen, de bussen uitgeladen, onze slaapplaatsen ingericht, nog één afzakkertje en dan op een oor, om te bekomen van de enerverende reis.
De eerste visdag
De volgende dag waren we al vroeg in de weer met het optuigen van onze hengels en het inrichten van de prachtige en ruime 17 voets “Folla boatas”, uitgerust met dieptemeter en 9.9 of 25 pk motoren.De taken werden verdeeld, 100 meter verderop was een supermarkt, waar je ook brood, benzine en eventueel wat vistuig kon kopen. Daar gingen twee man van ons huis naar toe om het nodige aan te schaffen, terwijl de andere twee de boten inruimden.
Na een verkwikkend ontbijt en het snel ineen flansen van een lunchpakket, voeren Bert en ik als laatste van onze club richting open zee. Al na enkele honderden meters schoten we een drukke meeuwenwolk binnen. Snel de spinhengels uit de hengelhouders getrokken en direct nadat onze 20 grams lepeltjes het water raakten, werden onze spinlatten bijna dubbel getrokken door fel vechtende makrelen. De daar voorkomende makrelen zijn niet van het Noordzee formaat, maar zijn vaak zo dik als de onderarm van een volwassen man met een lengte van wel 60 cm!
Na een genotvol makrelen- halfuurtje, zetten we koers naar de tangvelden rond de riffen aan de rand van de open oceaan. Daar lieten we al trollend onze zinkende pluggen te water en niet lang daarna stonden de hengels weer krom, deze keer met hevig rukkende pollakken aan de andere kant van de lijn. Na het vangen van een stuk of zes exemplaren werd het wat rustiger met de aanbeten. Het werd dood tij en de stroming was eruit.
Bert deed voor de gein nog een van zijn favoriete drijvende snoekbaarspluggen aan de speldwartel en ving daar warempel nog snel een mooie pollak op. Na het onthaken van het beestje kwam Bert erachter dat de vis een haak van de dreg bijna geheel recht had gebogen. De andere dreg zat in de flank, waarvan een haak ook al niet meer de gewenste buiging maakte.
De pollakken rond de tangvelden moeten keihard worden gedrild, anders schieten ze tussen de tangbladeren. In de meeste gevallen kun je dan: “Dag met je handje” zeggen tegen je plug. Deze zoetwaterdreggen, overigens van een zéér gerenommeerd merk, waren dus duidelijk niet bestand tegen dit grove geweld. Daarna werd het de hoogste tijd om de pilkerhengels ter hand te nemen, voor de broodnodige afwisseling. Dat is nu echt het mooie van de sportvisserij daar, je kunt er op zoveel verschillende mannieren vissen vangen, dat het je nooit gaat vervelen!
Waterkennis
Voor de pilkervisserij moet je enige kennis van het water te hebben. Via de ex voorzitter van onze visvereniging, was ik aan een aantal waterkaarten gekomen van deze omgeving.
Je moet echt de onderwatertaluds opzoeken, om met je pilker succesvol te zijn. Gelukkig waren Bert en ik, vanwege onze “verticaal achtergrond” hierdoor duidelijk in ons voordeel.
Ook had ik veel van de oude rotten Bert Caelers en Harrie Verspagen geleerd tijdens voorgaande edities. Opvallend tijdens het pilkeren was, dat we deze keer op dieptes van rond de 35 à 40 meter, al mooie lengen en lommen vingen. Dat was de voorgaande jaren wel even anders, de minimale grens voor het vangen van deze soorten was vanaf 60 meter!
Aan de pilker vingen we ook een aantal fraaie gullen, of aan de oranje / geel gekleurde octopussen van de daarboven gemonteerde paternoster. De rode en groene gummiemaks werden vooral gegrepen door koolvissen en pollakken.
“Tijdens het pilkeren vingen ook de nodige lengen en lommen”
Rond 18.00 uur hadden we reeds een berg vis gevangen maar werd het weer tijd om terug te gaan, want Pietje en Leo hadden zich uitgesloofd om een zeer acceptabele maaltijd te bereiden. Achteraf moet ik zeggen dat we culinair niets te kort waren gekomen. We kwamen zelfs thuis met een aantal extra pondjes, die we als zwemband voor onze eigen veiligheid hadden gekweekt, tenminste dat hadden we het achtergebleven vrouwvolk wijs gemaakt…