Niets nieuws onder de zon
Door Henk Rusman
Hoewel door het verbod op de levende aasvis het vissen met kunstaas een enorme vlucht heeft genomen, blijft het vissen met aasvissen in de winter dé methode om de echte kanjersnoeken aan de schubben te komen. En dat de aasvis daarvoor net per se levend hoeft te zijn, mag blijken uit de beschrijving van een paar visdagen van Henk Rusman van het afgelopen seizoen.
Langzaam maar zeker ploegt de oude Rana zich door de venijnige golven. Een ijskoude wind doet mij huiveren. Ik trek de kraag van mijn jas nog maar eens extra omhoog. Brrr, wat is het koud!
“Laten we maar eens aan de overkant in de luwte beginnen”, zegt vismaat Hans Wowijs. Dat is een goed plan en na een stief kwartiertje naderen we de overkant en zoek ik turend op de dieptemeter het talud op. De buitenboordmotor gaat uit en door middel van de elektromotor trek ik de boot achterwaarts in de richting van het talud. De aasvissen worden op de takels bevestigd en een paar tellen later zitten we naar de dobbers te turen. “Tijd voor een bakkie?”, vraag ik mijn maat. “Ik dacht het even niet”, zegt Hans. “Ik heb er al een op!” “Nu al?”, vraag ik verbaasd.
Inderdaad, de dobber is echt weg. Hans draait snel wat losse lijn op om contact te zoeken met de snoek. Gespannen volg ik zijn verrichtingen, maar dan plopt de dobber weer aan de oppervlakte. “Hij heeft hem losgelaten”, hoor ik Hans enigszins beteuterd zeggen. Maar tijd om zijn verrichtingen verder te volgen, krijg ik niet. Vanuit mijn ooghoeken zie ik mijn eigen dobber met een rotgang wegknallen. Snel gris ik mijn hengel uit de steun en controleer in welke richting de snoek wegloopt. De lijn loopt als een trein van de spoel in de richting van Hans zijn spulletjes. Dat lijkt mij niet zo’n goed plan en in een reflex sla ik vast. De vis reageert traag en lomp. “Dat is een hele goeie”, denk ik bij mijzelf. Zwiep, hoor ik achter mij. Snel kijk ik over mijn schouder en zie dat Hans ook met een ernstig kromme hengel in zijn handen staat. “Hij zat er toch nog op!”, zegt hij lachend.
Dit is ongelofelijk! Samen staan we twee enorme snoeken te drillen. Het drillen gaat gesmeerd en we hoeven maar één keer de hengels te kruisen om te voorkomen dat de lijnen met elkaar verstrikt raken. Na een aantal minuten ligt het -illustere duo tegelijkertijd amechtig naast de boot klaar om te worden geland. Het landen en onthaken leveren geen problemen op en even later kunnen we deze twee prachtig getekende vissen -bewonderen.
Na vijf dagen werken ben ik weer terug op het water. Ik vis nu niet met Hans, maar met een Belgische snoekvisser genaamd Michel Verlaack. Michel vertelt dat hij niet alleen graag met aasvissen sleept, maar dat hij ook heel graag met de vliegenhengel op snoek vist. Wij kunnen het daarom direct goed met elkaar vinden. Het lijkt hem het einde om eens een grote Hollandse ‘patatsnoek’ te vangen. We spreken daarom af om op mijn eigen thuiswater te gaan vissen. Dat water ken ik als mijn eigen broekzak.
Het weer werkt voor de verandering nu eens mee en het belooft een prachtige dag te worden, als we het plassengebied opvaren. Terwijl we de hengels in orde maken, vertel ik het een ander over het water en de snoeken die er wonen. Michel vindt het allemaal prachtig en ik kan aan zijn glunderend gezicht zien dat hij echt zit te genieten. “Weet je, Henk”, zegt hij vragend en turend in het ochtendlicht, “dat ik het niet eens vervelend zou vinden om helemaal niets te vangen op zulk mooie water”. Ik kan daar een heel eind in meegaan en begrijp dat mijn vismaat van deze dag uit het juiste hout is gesneden.
De eerste uren verloopt zeer plezant en met een plakje worst, een puntje uitstekende kaas en soep onder handbereik lijkt het wel een feestje. Zelfs het weer doet naar hartelust mee, alleen de snoek lijkt nog niet mee te willen feesten.
Met een zonnetje dat al aan het zakken is, loopt de dag al aardig op zijn einde en laat in de middag arriveren we op een plek waarvan ik weet dat er altijd grote snoek aanwezig is. Geconcentreerd manoeuvreer ik de boot langs het taud. De laatste minuten van deze prachtige dag tikken vliegensvlug weg. Dan krijgt Michel toch nog een aanbeet. De laatste feestganger meldt zich. Michel neemt zijn revanche en slaat perfect aan. Zijn hengel klapt zowat dubbel als de vis langs het talud de diepte in raast. Michel gaat er eens goed voor staan en drilt op zijn gemak zijn zoveelste kanjer. Na een aantal minuten is het over en ligt de grote vis uitgeblust klaar voor de boot om te worden geland. ‘Amaai, dat is echt een grote Hollandse ‘patatsnoek”, zegt mijn Belgische vriend enthousiast. “Ja, dat is de eregast van vandaag”, zeg ik, terwijl ik mijn camera in gereedheid breng. Een betere afsluiting van deze dag kunnen we ons niet wensen en we besluiten na deze vangst maar meteen te stoppen. Het is mooi geweest. Trouwens, morgen is er weer een dag.
De volgende dag pik ik Hans op en zijn we onderweg naar het water waar we eerder die supertweeling tegenkwamen. Het weer is veranderd en komt nu vanuit het noorden. Het voelt daarom een stuk frisser aan. “Ik ben benieuwd of ze het doen”, zegt mijn oude vertrouwde vismaat als de Rana van de trailer in het water glijdt. “Daar komen we vanzelf wel achter. Als je thuisblijft, vang je zeker niets”, antwoord ik.
Ik start de motor en even later zijn we alweer op het water. De zoveelste gezamenlijke visdag breekt aan, een mooier moment bestaat er niet. Tijdens het varen dwalen mijn gedachten af naar eerdere dagen en vraag ik mij af hoeveel uren en dagen Hans en ik niet samen hebben gevist. Het moeten er heel veel zijn geweest, héél veel. En wat een avonturen hebben we beleefd!
Ik heb in het verleden redelijk wat vertelt over slepen met aasvissen en wilde u met bovenstaande verslagen van een paar visdagen en de resultaten ervan nog eens op deze effectieve visserij wijzen. Wat techniek aangaat, is er bij deze traditionele manier van vissen de laatste jaren heel weinig veranderd. Of het is het feit dat we vroeger roeiden en nu de elektromotor gebruiken. Het is en blijft een dodelijke manier om de wat grotere en diepere wateren mooie snoekkanjers te vangen. Vooral in het najaar en in de winter is het dé manier om kanjers te vangen. Dat was vroeger al zo en nu nog steeds. Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. Maar dat hoeft in dit geval ook niet.
Het volledige artikel van Henk Rusman, plus nog veel meer ander zeer interessant roofvisnieuws, kunt u vinden in nummer52 van Dé Roofvis, dat vanaf vrijdag 3 maart 2006 in de betere hengelsportzaak en/of boekhandel- kiosk is te verkrijgen. U kunt natuurlijk ook gewoon abonnee worden dan krijgt u ieder nummer automatisch in de bus. Klik hier voor meer informatie.