Met roofvismateriaal op jacht in de Noorse Fjorden
Door Rob Kraaijeveld
Van bepaalde vakantie landen weet je precies wat je te wachten staat. Zonnebaden aan het strand samen met duizenden gelijkgezinden, ieder jaar dezelfde aangenaam lauwwarme watertemperatuur, de hele dag stralend weer. En als de zon onder gaat begint het nachtleven.
”Hier moet je zelf nog veel ontdekken”
Nee, dan Noorwegen, daar gaat in bepaalde delen van het land de zon niet onder. In plaats van de disco breng je de avond buiten bij de barbecue door. Hier moet je tenminste nog veel zelf ontdekken! Rob Kraaijeveld en Bram bokkers togen naar dit prachtige land met zijn prachtige kusten, diepe fjorden en de vele kleine meertjes waarvan je er honderden onder het rijden tegen komt. Ze zouden dit keer niet op snoek gaan vissen maar met hun roofvismateriaal en eigen boot in de “zoute” fjorden. Samen wilden ze eens proberen om zeevis zoals pollak en gul en andere soorten te vangen met het zoetwatermateriaal waar ze anders de snoek en snoekbaars mee achter de schubben zitten. Hier een verslag van hun fantastische trip
Als ze aan mij vragen; Noorwegen, waar denk je dan aan? Dan zeg ik : “Noorwegen is voor mij betoverend met zijn diepblauwe fjorden met hun steile rotswanden, bruisende watervallen en lieflijke plaatsjes” De natuur is overweldigend in dit wijdse land. Noorwegen is tien keer groter dan Nederland en er wonen zegge en schrijven slechts vier en een half miljoen mensen. Het was voor mij al weer zo’n vijftien jaar geleden dat ik voor het laatst in Noorwegen was. Samen met mijn vriendin trokken we elk jaar met onze kleine Suzuki jeep door dit enorme land.
“We waren goed voorbereid”
Vissen deed ik in die tijd ook al, maar hoofdzakelijk met de vliegenhengel en ik heb er mooie vlagzalmen en forellen gevangen. Ook aan de kust viste ik wel. Altijd had ik wel een spinhengel met wat pilkertjes in de auto liggen waarmee ik dan bont gekleurde gulletjes en pollakken uit het kelp langs de oever van één of ander fjord vandaan prutste. En dit was nou precies de soort van visserij wat Bram en ik wilden gaan doen.
Lekker met een lichte spinhengel of met een vliegenhengel met kleine pilkertjes en shadjes de ondiepere kantjes uitvissen. Fijn met mijn eigen boot waar alles op en aan zit,een goede dieptemeter, lekkere stoelen en wat later heel belangrijk bleek de elektromotor.
Alles werd gepland. We zouden de laatste week van augustus en de eerste week van september vissen. Onze stekken zouden we zoeken tussen Kristiansand en Stavanger Ook werden er zwaardere spinhengels aangeschaft. Hengels waar je tussen de honderd en de honderd vijftig gram mee kon werpen. Later zou blijken dat dit geen miskoop was geweest. Ook werd er een bezoek bij Harm Nuis in Ridderkerk gebracht. Harm had jaren geleden veel in het zuiden van Noorwegen gevist en gaf graag zijn stekken prijs waar hij goed gevangen had.
“Het hele spul eindelijk aan boord”
Een paar dagen voor vertrek werd alles in orde gemaakt. We hadden per man zeker een hengel of dertien bij ons maar ik zeg maar zo; beter vijf te veel als één te weinig. Ook hadden we de nodige dozen met pilkers variërend van twintig tot twee honderd gram. De nodige shads ontbraken ook niet in het geheel. Van hele kleintjes tot joekels van vijf en twintig cm. We wisten nu echt nog niet wat we daar aan moest vangen maar we hadden ze liggen dus….waarom niet? En dan niet te vergeten de nodige loodkoppen tot tachtig gram. En dan nog de doos met lood die Bram bij zich had zo zwaar dat je er een flink jacht mee voor anker kon laten gaan. En dan praat ik nog niet eens over de dozen met klein spul zoals haken en wartels. Vliegendozen, reels met snel zinkende schietkoplijnen. Al met al een voorraad visspullen waarvan we dachten wel een heel jaar mee in Noorwegen te kunnen vissen.
“We zijn in Noorwegen!!”
Vrijdagavond twee en twintig augustus stond de auto gepakt en gezakt. Drie dozen met eten dat we het weekend ervoor al ingeslagen hadden. De tent hadden we ook bij ons, want we wisten niet of we zouden kamperen of een blokhut zouden huren. De boot stond ook klaar. Alles was gecheckt, niets vergeten. Dus kon ik de volgende ochtend om 6.30 uur vertrekken richting Bram. En vandaar om 8.00 uur vertrekken richting Denemarken. Haasten hoefden we ons niet want we hoefden pas om 24.00 uur in Hirtshals te zijn want de boot zou om 01.00 uur vertrekken.
“Een prachtig uitzicht op de camping”
Halverwege Denemarken besloten we wat te eten in Skanderborg. Ik wist daar namelijk een zeer goede pizzeria en na een goede maaltijd kwamen we om 22.00 uur aan in Hirtshals. We blijken tijd genoeg te hebben want om 24.00 uur word er omgeroepen dat de ferry twee uur vertraging had. Omdat ik aardig moe ben van de lange rit besluit ik wat te slapen op de parkeerplaats naast mijn boot. We hebben twee stretchers in boot liggen waarvan ik er één uitklap, slaapzak er op, schoenen uit en slapen maar. Na twee uurtjes van in dutten en weer wakker worden komt onze ferry eindelijk om 2.00 uur aan en na een snelle inscheping vertrekken we om 02.35 uur richting Noorwegen. Gelukkig hadden we een hut gehuurd zodat we toch nog een paar uurtjes konden slapen en na een ruwe overtocht, want er stond aardig wat wind, kwamen we om een uur of zeven aan in Kristiansand.
“Ons huisje voor de komende dagen”
Voor we van de boot af rijden nemen we een stevig ontbijt met een paar flinke bakken koffie. Zo kunnen we er de hele dag weer tegen. Om 7.30 uur rijden we de boot af en voor mij begint hier eigenlijk ons avontuur. Zodra je Kristiansand uitrijdt zit je in een omgeving waar wij in Nederland alleen maar van kunnen dromen. Het afwisselende landschap met zijn ontelbare mooie meertjes die met elkaar verbonden zijn door weer kleine stroompjes omgeven door bergen waar alleen maar hei, berken en naaldbomen op groeien en verder is het alleen maar rotsen en nog eens rotsen.
“Snel naar de trailerhelling”
De rit gaat richting Flekkefjord, een dorpje met zo’n zeven en halfduizend inwoners. We hebben besloten daar op de camping van Egenes te gaan staan of eventueel een hut te huren. En na een twee uur rijden over een weg die niet breder is dan een gangbare weg bij ons in het binnenland. komen we aan bij de camping van Egenes Je kan de camping boven van af de weg in het dal zien liggen. Schitterend omgeven door een prachtig meer. Aangekomen bij de receptie worden we welkom geheten door Joyce, een Nederlandse die al zes jaar met veel plezier met haar man en haar twee kinderen in Noorwegen woont. Voor zo’n twee honderd tien euro per week kunnen we een vier persoons hut huren, prachtig gelegen aan het water. En dat is toch beter als in een tent slapen ook al omdat de nachten erg vochtig zijn.
“Het ziet er allemaal super uit”
Zodra we onze spullen in het huisje gesmeten hebben besluiten we nog een paar uurtjes het water op te gaan al is het maar om de boel te verkennen. Binnen een half uur worden de spullen in orde gemaakt. Mensen, wat kan dat snel als je het water op wilt. Binnen tien minuten staan we aan de trailerhelling bij het jachthaventje van Feda, een haventje wat een kilometer of zes zeven van de camping af ligt. Hier in Noorwegen wordt niet moeilijk gedaan als je gebruik maakt van een helling in een jachthaven.
“Bram met een fraaie lipvis”
Snel laten we onze boot te water in het glas heldere water. Overal zie je zeesterren op de bodem liggen terwijl er zeker vier en halve meter water onder de boot staat. Langzaam varen we het fjord in en ook al ben ik meerdere keren in Noorwegen geweest, het blijft indrukwekkend. De majesteitelijke rotswanden die steil uit het water oprijzen. We zijn er stil van. Dit moet je beleven en zelf gezien hebben. Heel langzaam varen we onder een overhangende rots door. Hoe diep is het hier nou vraagt Bram. En terwijl ik misschien maar tien meter bij de rotswand vandaan ben geeft mijn Lowrance aan dat er honderd en tien meter water onder de boot staat. Dat is toch niet normaal is Bram zijn commentaar. Maar voor Noorse begrippen was dit nog niet eens diep. We zouden de komende week wel plekken tegenkomen waar wel meer dan driehonderd meter water stond.
Joyce had tegen ons gezegd dat er volop makreel aanwezig was in het fjord en we zagen dan ook de nodige lokale bevolking vissen op makreel. Ook waren er de veel Duitsers. En je kon dan ook goed het verschil van vissen zien. De Duitsers met een man of vijf zes in een boot met de nodige dikke boot hengels en de lokale bevolking met hun handlijnen. Voor de makreel maakte het niet uit. Er zaten er zo veel dat iedereen wel zijn visje ving. De één wat meer dan de ander en ook wij vingen onze eerste makrelen lekker aan een licht spinhengeltje met een klein rapala plugje.
“Gepen kon je de hele week net zo veel vangen als je maar wilde”
Ook waren hele kleine pilkertjes van een gram of tien super. Lekker ver uitwerpen, even af laten zinken en dan als een gek binnen draaien. Je kreeg dan keiharde aanbeten. Ook vingen we op deze pilkertjes onze eerste koolvisjes en lipvissen. Zeker deze lipvissen waren prachtig om te zien. Het leek wel of we op de Malediven in plaats van in Noorwegen aan het vissen waren. Zo mooi van kleur als deze vissen zijn, het lijken wel baarzen, maar dan met een ander bekkie.
“Soms leek het wel meer op de Malediven”
Evenals de makrelen zaten er ook veel gepen die soms wel met tien of vijftien stuks tegelijk onze plugjes of lepeltjes tot bij de boot volgden. En onder het binnen draaien voelden we ze op onze kunstaasjes tikken, maar we konden ze maar moeilijk haken. Nadat ik een tonwarteltje tussen mijn toby lepeltje gemonteerd had vingen we meer gepen, en zeker als je snel binnenviste, en dan ineens abrupt stopte met draaien, zodat je lepel ineens naar beneden dwarrelde dan konden ze er zeker niet meer vanaf blijven. Zo ving ik zeker vijf vissen achter elkaar. De middag ging in een rap tempo voorbij en voor we het wisten was het al weer zeven uur. De volgende dagen zouden we er echt tegenaan gaan en dan zouden we ook zwaardere hengels meenemen.
(wordt vervolgd)