Megasnoek 85
Door Co Sielhorst
27 november 2004.
Woensdag ben ik er weer. De avond ervoor kijk ik al wat vaker naar buiten. Gewoon om contact te houden met wat er daar gebeurt. Heldere avond, bleke volle maan. Daar heb ik zo mijn bedenkingen bij. Dagen na een heldere nacht met volle maan gaan vaak niet zo lekker. Ik ben benieuwd.
Aangevroren mist van afgelopen nacht heeft de hele wereld een witte waas gegeven. Ieder blaadje, ieder grassprietje is bedekt met ragfijne ijskristallen. Nog vóór de zon op is staan de twee hengels op hun plaats. De mist verdwijnt langzaam maar zeker. In een stil hoekje kringelt de damp nog van het water.
Ineens staat de waker tegen het startoog. Heel even een kromme hengel. Dan is hij weg. Jammer. Bij de dobber heb ik wat losse brokken vis geschoten. Het is zo stil op het water dat ik kan zien dat er langs de bodem iets gebeurt. De lijn wordt even geraakt. Wéér belletjes. Dan komt eindelijk die aanbeet. Ik haal uit. Voelt aan als een nette vis. Traag en diep verzet. Ze pakt meteen flink wat lijn. Dat doen alleen de grote vissen. Komt weer een meter aan!
Mooie lome knokpartij. Het heeft pittig gevroren. Ze worden wat minder explosief bij lagere watertemperaturen. Een grote trage kolk aan de oppervlakte. Ik stop haar af. Het stuitje komt langzaam omhoog. Nog twee meter. Ik kan haar bijna zien. Oh, nee! Walgelijk gevoel. Onverzettelijke massa is ineens nog maar een dood visje. Gedver, dikke dame kwijt. Ik krijg een puntgave sardien terug. Die heeft alleen wat buiten haar bek gebungeld. Ineens besef ik dat een puntgave aasvis lang niet altijd wil zeggen dat er een snoekbaars afgerold is. Dit is honderd procent snoek geweest. Vissen zijn natuurlijk niet helemaal gek. Dit kan best een snoek geweest zijn die ik al eens aan sardien gevangen heb. Sommige snoeken pakken een heel jaar geen sardien meer. Ze leren snel van een vervelende ervaring. Er zijn ook snoeken die zich steeds weer laten vangen aan hetzelfde aas.
Ik gooi weer naar rechts. Het is er net iets dieper. Vrij snel wordt het visje weer gepakt. Vast tikken hoeft niet. Heeft de vis zelf al gedaan. Het is een woeste kleine rakker. Hooguit zestig centimeter. De zon schijnt de hele dag. De kracht om het winterse wit te verdrijven is er niet. Het is stil en kil. Gewoon een prachtige dag. Door het levendige begin van de dag blijft mijn verwachting hoog gespannen. Veel te hoog blijkt later. Tot de schemering gebeurt er helemaal niets meer.
Zaterdag is maar twee dagen verderop. Nog steeds die volle maan. Wel meer bewolking. De vorstgrens is wat opgeschoven naar het noorden. Aan de overkant is een internationaal congres voor ganzen begonnen. Uit alle windrichtingen komen groepen ganzen van diverse soorten invliegen. Iedere groep wordt luidkeels verwelkomd door steeds meer vogels in de uiterwaarden. Er moeten nu duizenden ganzen achter de zomerdijk zitten. Melancholieke roep hoog boven me. Wulpen. Flits, sardienstaartje gepakt. Ik mis hem. Jammer.
Dan vrij snel erna een mooie aanbeet op een hele vis. Flauw verzet. Rolt ook nog van de haak. Dan zie ik ineens een snoek voor mijn voeten staan. Die is duidelijk de oever aan het afschuimen. Ik beweeg even niet. Daardoor dwarrelt de aasvis naar de bodem. Ik krijg een ram op de hengel. De snoek voor mijn voeten schrikt en gaat er vandoor. Door de strakke lijn heeft de aanbijtende snoek geen vertrouwen en laat de vis los. Ik draai verder en zie de sardien aankomen. Vlak voor de kant laat ik het visje weer naar beneden dwarrelen. Béng, wéér een dreun. Wat een enthousiasme! Het is de kleine rakker die ik net zag. Ik trek hem de vis uit het bekkie. Veel te gevaarlijk voor zo’n guppy. Zo vroeg al zoveel actie. Nog steeds geen vis gevangen maar dat komt natuurlijk nog wel. Vreemd, een snoek aan de oppervlakte. Onder de hengels. Verrek, het is die kleine weer. Baalt natuurlijk nog steeds van die sardien die ik hem uit zijn bek trok. Dat een snoek schrikt wil dus nog lang niet zeggen dat hij dan weg is. Dit is al de derde keer dat ik deze vis zie.
Ik heb mijn loodzware oude kijker bij het antiek gezet. Een superlicht klein dingetje doet het veel beter. Twee snelle duikers aan de overkant trekken mijn aandacht. Ze proberen ongezien voorbij te komen. Chocoladekleurige koppen. Zaagbekken. Mooie sierlijke viseters. Net als woensdag een mooie aanloop. De rest van de dag gebeurt er niet veel. Die volle maan zit me nog steeds niet lekker. Kan het zijn dat rovers, met zoveel licht, in de nacht actiever zijn dan overdag? Heb ik vroeg in de ochtend nog even het laatste staartje van een aasperiode meegemaakt de laatste keren?
Het is op ieder water weer anders. Ik blijf wat langer zitten dan anders. Pak wel vast de losse spulletjes bij elkaar. Alles wat in de tas kan stop ik weg. Het is snel donker. Het is niet koud. Er fladdert zelfs een vleermuis langs. Ik ga een bêtalight op mijn dobber schuiven. Dan duurt het nog wel even voor de dobber op enige afstand te zien is. Zoals overal in ons land is de horizon ook hier vervuild met oranje licht. Met dank aan de tuinders. Voor goed contrast moet ik zelfs na een uur in het donker nog in de zwarte weerspiegeling van de bomen aan de overkant blijven vissen.
Ik heb er nu een half etmaal achter de hengels opzitten. Best wel een lekker sfeertje nu. Iets donkerder mag best. De gloeiende pit op de dobber lijkt ineens om te vallen. Wankelt en schokt een keer. Dan niets meer. Midden in dit spannende dansje zeurt de pieper om aandacht. Ik denkt niet na en haal uit. Flauw gerommel aan de andere kant. Blijft ook al niet hangen. Aasvis hangt er nog goed bij. Hoe zou het met de andere aasvis zijn? Waarom gaat die aanbeet nou niet door? Ik draai op en voel meteen dat er iets niet klopt. Ik mis iets. De aasvis is verdwenen. Zelfs het elastiek is weg.
Bij het ophappen kan ik me voorstellen dat een snoek het elastiek over haar tanden krijgt. Het is me tot nu toe nog maar één keer gebeurd dat een snoek mijn aasvis er op deze manier afknipte. Hier kan ik vrede mee hebben. Ik krijg aanbeten in het donker. Ik weet genoeg eigenlijk. Er begint iets heel anders te knagen. Twee broodjes en een fles koffie. De laatste slok water kan de honger ook niet meer verdrijven. De volle maan prikt heel even mysterieus door de wolken als ik mijn spullen de dijk opsjouw.