Megasnoek 75
Door Co Sielhorst
28 februari 2004.
Weer een dag door de week. De relatief warme periode is helemaal voorbij. Het wordt de hele week onstuimig en koud. De afspraak met Max staat al een tijdje. Zou hij er nog zin in hebben met dit weer? Dinsdag weet ik het al. We spreken om acht uur af aan het water. Het sneeuwt pittig als ik in de auto stap. Ik denk dat het verstandig is om over de dijk naar de snelweg te rijden. Een gouden greep. Ik omzeil zeven kilometer file. Zo kom ik redelijk op tijd aan. Ik ga gewoon zitten. Max ziet het vanzelf.
“Zelfs prikkeldraad kan mooi zijn…”
Na een uur nog steeds geen Max. Die staat natuurlijk ergens vast door het slechte weer. Dan hoor ik een auto aankomen. Ja, hij is het. Ik durf niet bij de hengels weg te lopen. Terecht. Even later hoor ik de pieper. Het blauwe oog staart me aan. De lijn loopt nog. Even zwaaien naar Max en dan snel reageren. Hak. Hangt. Lekker gevoel. Lijkt een leuke vis. Nee, het kan niet waar zijn. Alweer een miskleun. De sardien is lelijk toegetakeld. Het is wel degelijk een snoek geweest.
De winter die vergeten leek slaat nog ongekend fel toe. Een zware sneeuwbui maakt de wereld weer heel klein. In de wondere witte wereld is het nu ook heel stil. De vallende vlokken absorberen al het geluid uit de omgeving. De voorjaarsbloemen die hun kop op durfden te steken raken helemaal ingesneeuwd. Even plotseling als het begon houdt het ook weer op met sneeuwen. Max heeft zijn hengels op de piepers gelegd. De zon schijnt alweer. Wat een genot om nu buiten te zitten. Er is ook onweer voorspeld. Ik ben benieuwd hoe dat er uit gaat zien. Een aanbeet!! De pieper van Max. Meteen rammen zeg ik. Als hij eraf valt is het altijd een kleintje. Na wat gesputter in de diepte zit alles zo vast als een huis. We kijken het even aan. Er gebeurt helemaal niets meer. Doorhalen dan maar. De boel komt los. Geen snoek meer. Ook geen aasvis. Snel een nieuwe sardien eraan.
De volgende aanbeet komt vrij vlot. Op de zelfde hengel. Weer rolt de vis eraf. Het begint nu weer zwaar te sneeuwen. Na de bui weer actie. Alleen als het opklaart komen er aanbeten. Weer rolt de vis eraf. Het lijkt wel of ze vandaag met stokjes eten. Toch komt er nog een. Eindelijk. Het wordt wel weer zwaar touwtrekken langs de steile mossige wanden onder water. Het is een kleintje. Maar eindelijk een vis. Ik kijk even in dat bekkie. Dit beest is duidelijk verantwoordelijk voor een hoop paniek vandaag. Onmiskenbaar kleine verse haakwondjes op andere plaatsen in het bekkie. Die heeft ons gewoon de hele dag liggen sarren.
“Deze heeft ons gewoon de hele dag liggen sarren”
Zaterdag gaan we voor een herkansing. Het blijft koud. Het voorjaarsgevoel is als sneeuw voor de zon weggesmolten. Ik ben in de schemering al weg. Moet vandaag de zon op zien komen. De dijkroute is nu schitterend. Voor de zon boven dit prachtige landschap ben ik veel te vroeg. Ik kijk nog even om als ik na de laatste bocht van de dijk af moet. Dan krijg ik haast. De plas trekt. Een half uur later sta ik aan het water. Ook hier is alles anders. Zelfs prikkeldraad kan mooi zijn zie ik. Iedere spriet, ieder takje is door de aanvriezende mist bedekt met miljoenen wittige naaldjes. IJskristallen, prachtig. Een laaghangende wolk kruipt traag over de plas. Dan veegt een licht windje de sluiers voor de zon vandaan. Bloedrood, gefilterd door de laatste nevel. Het is zover. De nieuwe dag. Wat een opkomst. Zou er bijna voor applaudisseren.
De zon zet door. Even later is er niet veel meer over van al dit moois. Zelfs het ijs langs de ondiepe oever smelt snel. Wordt het niet eens tijd om een hengel op te tuigen of zo? De laatste dag van het snoekseizoen is aangebroken. Ik zit er niet zo mee. Ik heb er vandaag vreemd genoeg ook geen hoge verwachtingen van. Misschien dat ik daarom weinig haast maak met opzetten. Ik wil nog wel één ding uitproberen. Op deze plas kan best wat dressuur ontstaan zijn. Een snoek is net als een karper best in staat om een lijn in het water te ontdekken, zeker als die omhoog loopt. Karpers heb ik hier heel nerveus van zien worden. Daarom leg ik één hengel op de pieper, lijn langs de bodem, met een loodje. Een snoek kan deze lijn onmogelijk ontdekken vóór hij het aas oppakt. Hij kan namelijk niet omlaag kijken. Op de andere hengel zet ik een dobber. Hier is dus wel een lijn te ontdekken.
Max is inmiddels gearriveerd. Hij legt twee hengels op de pieper. Op de buitenste hengels komen vrij snel twee aanbeten. De eerste twee snoekjes zijn vlot binnen. Niet lang hierna komt nummer drie. Halverwege de middag heeft Max zijn derde snoek binnen. Helemaal niet zo slecht. Alleen jammer dat het formaat tegen valt. Eind van de middag loopt mijn waker nog een keer op. Ik mis deze aanbeet. De aasvis is nog puntgaaf. Ik weet nu al wat ik volgende week ga doen. Tot het uiterste getergd door stekels. Een tikkie terug lijkt me wel op zijn plaats. Vergeet ik bijna nog mijn proefje. Alle aanbeten zijn gekomen op liggende lijnen. Niet één op de omhooglopende lijn naar de dobber. Interessant om volgend snoekseizoen eens op te letten.
“Voorlopig de laatste dit seizoen…”