Megasnoek 68
door Co Sielhorst
10 januari 2004.
Het ijs is nog sneller verdwenen dan het gekomen is. Woensdag kan ik weer naar mijn nieuwe water toe. De laatste springende snoek staat nog op mijn netvlies. Ik word ook meteen weer verwelkomd door een snoek aan de oppervlakte. Wat een gekkigheid is dat hier. De twee hengels staan binnen een paar minuten. Er gaan wat halve visjes omheen. Nog voor ik kan gaan zitten schuift de dobber uiterst traag langs de oppervlakte. Schokt een keer en zakt dan weg. Ik weet genoeg. De eerste snoek van dit jaar. De eerste op dit water ook. Hij is niet groot maar wel snel en heel erg welkom. Nog voor het beestje wegzwemt loopt de andere lijn strak. Er pruttelt even iets aan de andere kant, dan rolt hij eraf. Ook een kleintje.
De wind trekt aan. Ik probeer er nu iets verder in te komen. Valt helemaal niet tegen. Binnen een uur zakt de dobber weer weg. De aanbeten zijn rustig. Een goed teken. Dit is een betere vis. Ze koerst schuin naar me toe. Is daar niet vanaf te brengen als ze dicht bij de andere lijn komt. Oppassen als ze voor de kant komt. Met grof geweld beukt de vis nu door de slip. Ik kan maar net de andere lijn ontwijken. Het is een metervis. Na een paar mooie sprints geeft ze het op. De eerste meter. Ik ben er van overtuigd dat het niet de laatste is.
“De eerste meter. De echte klapper zou echter nog komen…”
Veel tijd om er van te genieten krijg ik niet. Een snelle aanbeet op de andere hengel. Deze rolt er ook af. Ik krijg het warm van alle drukte. Weer twee nieuwe vissen eraan. De dobber gaat nog verder naar rechts. De wakerhengel wat verder naar links. Ik probeer wat meer speelruimte te maken zodat ik niet in de problemen kom met een grotere vis. Hier heb ik geen spijt van. De vijfde aanbeet. Weer op de dobber. Spetterend geweld. Een prachtig getekende snoek van net geen meter haalt de gekste capriolen uit. Deze zou ik over een paar jaar best nog eens willen zien.
Er lijkt geen eind aan te komen. Een zesde aanbeet even later. Weer een kleine rakker. De watertemperatuur zal inmiddels aardig opgelopen zijn. Er springt zelfs een karper. Als het even stil is zie ik op de diepere plekken aasbellen. Dan komt er een serie vreemde bewegingen op de dobber. Steeds denk ik aan een aanbeet maar het gaat niet door. Ik denk dat ik weet wat er aan de hand is. Even opdraaien. De sardienen liggen helemaal aan flarden. Krabben! Tegen het eind van de middag ben ik door de aasvissen heen. Ze worden tot op de graat kaalgevreten. Volgende keer gaan er stevigere aasvissen mee. Een drukke leerzame dag.
Patrick, collega bestuurder heeft zijn aasvissen weer op peil. Sterker nog, hij heeft een paar kilo over. Mooie voorns. Wil ik ze hebben? Absoluut! Dit komt heel goed uit.
Zaterdag sta ik in de schemer al op mijn stek. Naast de sardienen nu ook genoeg stevige voorns ik de koelbox. Een dikke voorn aan de wakerhengel. De sardienen heb ik bewust bevroren meegenomen. Die blijven de hele dag hard. Groot voordeel is dat ze dan een stuk lichter zijn en zweven tot ze ontdooid zijn.
Ik mis iets vandaag, nog geen snoek aan de oppervlakte gezien. De eerste aanbeet laat ook lang op zich wachten. Ik ga proberen wat meer kennis van dit water op te doen. Ik bouw de wakerhengel om. Nylon spoeltje op de molen en een dobber erop. Ik ga wat rond gooien met een voorn. Misschien dat ik iets uitlok. Ik zal er in ieder geval iets van leren. Na een kwartiertje gooien en langzaam draaien zie ik een grove beweging uit mijn ooghoek. Een vis aan de oppervlakte. Bovenop mijn stek. Snel weer zitten met allebei de dobbers op de stek.
Vrij snel een tik op de linkerdobber. Een streep bellen eromheen. Dan niets meer. Is mijn aasvis nou wel of niet opgepakt? Ik geef een korte tik met de hengel. Meteen reactie. De dobber zwiert weg. Uithalen dan maar. Ik voel meteen dat het een hele stevige vis is. Ze heeft alleen helemaal geen zin om er een spektakel van te maken. De laatste dertig meter laat ze zich als een zakje zand meezeulen. Tien meter voor de kant gaat de handrem erop. Ik moet gewoon wachten tot ze iets gaat doen. Ik durf niet echt de druk op te voeren. Ik weet dat het een hele beste vis is. Dan geeft ze morrend toe aan de druk. Hare majesteit komt omhoog. Gelukkig een flink stuk voor de zinkmatten en grove basaltkeien. Een vage gele schim in de diepte. Nog steeds geen wilde toestanden. Het net ligt klaar. Ze geeft zich gewonnen. Ik ben nog steeds bedacht op een uithaal. De bedaarde bejaarde laat zich gewillig boven het net brengen. Ze ligt dwars. Maakt niet zoveel uit. Het net is groot genoeg. Ik vouw de mazen losjes om haar heen en prik een steuntje achter het spreidblok. Ze staat recht overeind langs het koord. Ze is zomaar eentwintig! Nu komt het vervelende deel. De vis moet het water even uit voor een plaatje. Ook nog even die dreg opzoeken in die enorme muil. Nu verandert de gezapige bejaarde ineens in een furieuze krokodil. Ik laat haar even uitrazen in het net. Ze kalmeert. De dreg zit boven in haar bek. Ik heb best een lange tang maar ik los de dreg toch maar achter langs tussen haar kieuwbogen door. Het valt niet mee om hier een plaatje van te maken. Ze blijft geen moment rustig. Ik leg haar even neer, het lint erlangs. Een twee en twintig. Ik leg haar nog even in het net. Heb eigenlijk helemaal geen zin meer in die ellende met die camera. Op het moment dat ik haar terug wil schuiven stopt er een collega achter me. Dat gaat een stuk soepeler. Nu komen er misschien toch nog een paar fatsoenlijke plaatjes van deze statige dame.
“Een statige dame van 122 centimeters en 33 pond”