Megasnoek 61
door Co Sielhorst
22 november 2003.
Woensdag neem ik vast een voorschotje. Het is prachtig weer, grijs en niet koud. Ga wel achter de plu zitten. Het waait pittig. De stoere houten palen achter me zijn niet erg betrouwbaar. De eerste gaat krakend plat als ik even doordruk. De tweede staat al te wankelen. De derde is stevig genoeg voor een scheerlijn.
Dan gaan de vissen te water. Een op de pieper, ongeveer op tien meter water. De dobber voor de kant op een meter of zes. De jas kan wel uit. Ik heb de eerste bak koffie net op als ik iets opmerk. Die dobber. Ik kies altijd een vast punt aan de horizon. Daar fixeer ik als het ware die dobber op. In dit geval een rood dak van een boerderij. Hij stond er precies midden voor. Dan zie ik hoe gluiperig traag die dobber tegen de wind in kruipt. Kom op dan maar… Het is een lekkere knokker. Rond de tachtig. Prettig gehaakt. Die hoeft het water niet eens uit. Zo snel al een vis. Dit kan nog een leuke dag worden.
De wind maakt het me lastig. Ik wil altijd met open beugels vissen, de aanbeten verlopen lang niet altijd zoals de eerste. Ik knoop een paar stevige elastiekjes boven de greep van beide hengels. De lijn leg ik met een lusje losjes onder het elastiekje. Zo voorkom ik dat er meters lijn van de molens waaien. Bij een aanbeet schiet de lijn vrijwel zonder weerstand onder het elastiekje vandaan. Natuurlijk probeer ik eerst even of het echt zo is.
De echte test komt vrij snel. Een korte piep. De lijn strekt zich voor de top. Springt onder het elastiekje vandaan en de pieper zingt een somber monotoon liedje. Ik maak snel contact. Na een paar stevige rammen schuurt de lijn ergens langs. Met horten en stoten win ik een aantal meters terug. Af en toe een harde beuk aan de andere kant. Twintig meter uit de kant wordt de kabbel vlakgeslagen. Traag wegdraaiende kolken. Ik maak me zorgen. De vis doet van alles en ik voel er niets van. Dan win ik ineens weer een aantal meters. Ik voel de vis weer stoten. Nu iets duidelijker. Dan een harde beuk. Het verbaast me dat alles heel blijft. De laatste stamp heeft de lijn bevrijd. Opgelucht voel ik nu direct contact met de vis. Het komt goed. Ze houdt het nog even spannend. Dan zie ik haar hoog in het water. Het is dezelfde vis van vorige week zaterdag. Die staat al een keer op de plaat. Deze mag dus ook meteen weer weg.
Ik heb het vreselijk naar mijn zin. Eindelijk ook eens actie midden op de dag. Als het leuk is gaat een dag supersnel. Het begint al weer te schemeren. Ik raap mijn spullen vast bij elkaar zodat ik straks in het donker niets over het hoofd zie. Zoals altijd draai ik de eerste hengel zo speels mogelijk binnen. Let daarbij goed op de lijn en las ook de nodige pauzes in. Vlak voor de kant zie ik de zilveren sardien in de diepte oplichten. Plotseling staat er een prachtige kop achter de sardien. Met waaierende borstvinnen staat de snoek te aarzelen. Ik laat het visje naar beneden dwarrelen. De rover reageert meteen en volgt de sardien. Nog een keer rustig omhoog. Ik zie de zilveren flank weer oplichten. In een flits is de sardien weg. Een korte tik op de top. Ik weet genoeg. Beheerst vasttikken. Wat een geweld. Lijkt wel een meter, maar ik heb de vis gezien dus daar twijfel ik aan. Ze scheurt weer voor me langs en slingert de sardien uit haar bek. Eenmaal hoog ik het water is het snel gedaan. Ik buk me om mijn hand achter haar kieuw te steken. Ze slaat een grote golf water in mijn gezicht. Nee, die haalt de meter niet. Evengoed een spetterend avontuur.
Eindelijk is het weer zaterdag. Grijs zacht en een miezertje. Snel even het kampje opzetten zodat mijn spullen droog blijven. Rap een wakerhengel erin op wat dieper water en een dobber vlak voor de kant. Het wordt alweer droog. Ik gooi even de dobberhengel eruit en zet de pieper wat harder. Met een spinhengel ga ik eens kijken of er wat baarzen te verschalken zijn. Ik ga niet te ver weg van de dood aas hengel. Dat hoeft ook niet. Ik denk dat de beste mogelijkheden heel dichtbij liggen. Na een kwartier geloof ik er niet meer in. Later op de dag nog maar een keer proberen.
Ik ga de boel omzetten. Aan de dobberhengel een filet van een grote voorn. Die gaat naar dieper water, richting twaalf meter. De wakerhengel gaat er ook uit. Hier gaat een verse sardien aan. Die vis hangt met een elastiekje om zijn staart onder de dreg. Dat gooit formidabel. Kop vooruit vliegt de vis op de wind naar een mooie afstand. Ik schat dat daar zomaar zestien meter water staat. De lijn kringelt van de molen tot de vis op de bodem is. Dan probeer ik de lijn zo strak mogelijk te krijgen zodat hij niet afzinkt tot in het wier. Nu staat de boel mooi strak. Ik heb de lijn nog in mijn hand. Een schok? Ja, duidelijk! De beugel staat open. Gespannen wacht ik even af. Ja hoor, daar komt er een. Die heeft met zijn bek open liggen wachten. Laat maar lekker strak lopen. Dat gaat vrij snel. Die weet al dat er iets mis is. Ik geef een flinke haal, de afstand is groot. Het is een mooie vis. Dat voel ik meteen. Traag en diep tikken de meters weg. De lijn klimt ineens snel uit het water. Veertig meter uit de kant suist de vis spectaculair door de oppervlakte. Schuimspattend gaat ze op haar staart staan. Machtig mooi. Dit kunstje herhaalt ze een keer of vier. Wat zou ik hier graag een plaat van maken. Ik durf het niet. Ze gaat weer de diepte in en valt even stil. Ik ben bang voor de bonkige bodem. Gelukkig, ze geeft toe aan de druk en komt weer omhoog. Ligt nu dwars aan de oppervlakte. Wrikt zich in de richting van open water. Zet langzaam ploegend weer aan tot een hengelbeulende uithaal. Dan wordt ze rustiger. Ik schop het net te water. Vlak voor de kant breekt ze nog één keer uit. Nu moet ze maar eens binnen komen. Slip heel los voor de zekerheid. Vinger op de spoel. Hengel achterover. Het net zover mogelijk vooruit. Goed erboven tot haar bek bijna het spreidblok raakt. Dan is mijn prijs binnen. Ik mag haar even vasthouden voor een plaatje. Ze gedraagt zich keurig als de camera flitst. Wil er natuurlijk een beetje knap opstaan. Nu snel terug. Ze kwam van grote diepte maar geeft geen enkele moeite om weg te komen. Statig schuift ze de over de rand. Ik volg haar tot ze meters diep oplost in wazig groen.
“Ze gedraagt zich keurig als de camera flitst”