Megasnoek 58
door Co Sielhorst
1 november 2003.
Ik zit te dubben. Zal ik deze week een extra dag gaan vissen? Lijkt me best lekker. Maandag ga ik eerst een keer voeren. Dat kan alleen maar bijdragen aan de feestvreugde. Dan gebeurt er een kleine ramp. Rokend geeft de elektromotor van mijn droogmolen de geest. Na tien jaar en duizenden hengels is een belangrijk stuk gereedschap voorlopig uitgeschakeld.
Gezegend zij het internet. Binnen een half uur heb ik een noodoplossing gevonden. Woensdag ga ik de benodigde onderdelen ophalen. Dat wordt niet vissen dus. Ik combineer het wel met een tweede voertrip deze week. Zaterdag heb ik dus een prima basis gelegd voor een stevige dosis vertrouwen.
Vrijdagavond wordt het erg laat. Wel heel gezellig allemaal maar een wekker heb ik nooit gehoord. Al had iemand me ermee op mijn hoofd geslagen dan was ik nog niet wakker geworden om zes uur. Daar krijg ik de zenuwen van. Zal je zien dat er iemand op mijn stek zit. Iedereen is natuurlijk vrij om te gaan zitten waar hij wil maar voeren doe ik toch liever voor mezelf. Wat een opluchting. Van grote afstand zie ik het al. Geen mens te bekennen. Het hele water voor mezelf.
De hengels zijn snel opgetuigd. De zeilhengel ook maar weer. Er staat een lekker windje. Pal in mijn rug. Eerst een zeiltrip op vier meter. Aan de andere stok een licht pennetje zonder lood. Vlak voor het kantje. Hier heb ik ook gevoerd afgelopen week. Het zeilen schiet lekker op. Het knoopje komt al in zicht. Ik hou wel graag enkele tientallen meters op de molen. Mijn brasempje heeft er al een reis van tweehonderd meter opzitten. Ik breng de vis weer langzaam terug naar honderd meter. De wind draait iets. Nu gaat de vis nog meer meters afleggen. Daar ga ik voorlopig aan werken. Zoveel mogelijk meters maken met deze vis. Ik verleg de hengel steeds en draai geregeld wat lijn op. Straks heb ik de vis op een stuk water van tienduizend vierkante meter wel aan iedere snoek binnen dat vak laten zien. Misschien zitten ze diep. Ik probeer het een poosje op acht meter. De andere hengel ook eens opdraaien. Kijken hoe het met de aasvis is. Nee, meteen maar verversen. Ruikt toch weer even beter.
Als de dag al opschiet geef ik de zoekpogingen op. Ik ga het zeil dicht bij de kant zetten. De wind is nu stabiel zuidoost. Het waait ook iets harder. De brasem gaat zweven op zeven meter. Een meter boven de bodem. Vlak achter de andere dobber. Een vis op de bodem en de andere er net boven. Ik geloof nog steeds in het effect van mijn voerstek. Er is nog niets gebeurd maar dat komt heus wel. Het sombere grijs wordt nog somberder. Motregen verzacht de contouren. Gebouwen vervagen in de nevel. Er komt een reiger aanwieken. Hij strijkt naast me neer. Het is geen geoefende bedelaar. Ik gooi een visje naar hem toe. Geschrokken gaat de vogel er vandoor.
Uit het niets stuitert er ineens een jonge labrador over mijn stek. Kiepert mijn hengels van de steunen. Probeert mijn tas open te wroeten. Schudt zich uit. Sproeit me helemaal onder. Dendert dan vóór mijn hengels langs door de lijnen. Wat een puinzooi!! Ik grijp het beest. Weet niet of het verstandig is maar ik geef hem gewoon een rotschop. Vrouwtje helemaal overstuur. Duizend excuses. Flikker toch op met je pokkehond. Ik kan er meestal wel tegen maar vandaag even niet. Baasje durft de confrontatie niet aan. Lullo kijkt op veilige afstand toe hoe ik zijn vrouw uitkaffer.
De dag is al een heel eind voorbij. Misschien dat ik door de nul op het scorebord zo geïrriteerd reageer. De regen zet nu lekker door. Ik heb nog een broodje in de tas zitten. Het grootste deel eet ik op. Het laatste stuk is voor de meeuwen. Ze vallen er op als hongerige wolven. Veel gekrijs en geplons als ze vechten om de laatste kruimels. Het heeft wel iets van een baarsorgie. Jagende baarzen drijven hier soms scholen witvis naar de kant. Meeuwen hebben dat altijd direct door. Ze profiteren dan gulzig mee en storten zich op de panische visjes. Het gebeurt vaak aan het eind van de dag. Het is ook vaak het moment dat de snoek op scherp staat. Ik ga iets geks proberen. Er zit nog steeds een zak kattenbrokjes in de tas. Ik strooi ze met handen tegelijk over mijn stek. Het duurt heel even voordat de meeuwen door hebben dat dit eten is. Ineens barst het los. Onbesuisd storten ze zich met tientallen tegelijk op mijn stek. Nog voor de laatste brokjes weg zijn mis ik mijn pennetje. Het kabaal aan de oppervlakte heeft kennelijk gewerkt. Een imitatiebaarsorgie zonder baars. Vergezocht? Misschien wel maar voorlopig hangt er een snoek aan. Ze blijft heel diep. Langzaam langs de steile wand. Gelukkig, ze gaat naar open water. Dan komt de versnelling. Oppassen. Slip losser. Er zit duidelijk gewicht achter. Na een paar keiharde sprints gaat ze naar rechts. Weer naar die gevaarlijke muur van klei. Ik krijg de zenuwen van dit beest. Ze weet precies waar ze heen wil lijkt het. Ik stap verder het water in. Ik moet met de top boven de vis blijven. Dan maar natte voeten. Ik sta te trillen op mijn poten. Getergd schudt de vis met haar kop. Ik voel nu iets vreemds. Kan dat? Ze lijkt met haar kop over de bodem te schuren. Een grove streep bellen! Meer druk erop. Ik weet waar de haak meestal zit. Bloedlink wat dat beest flikt. Harder drillen is ook riskant. Ze blijft dicht bij de kant. Regelmatig komt het stuitje in beeld. Ik kan de vis van de bodem houden. Maar de sprints gaan steeds weer de diepte in. Komt hier dan nooit een eind aan? Druilerige motregen, invallende schemer en alles kan nog steeds mis gaan. Ik voel me ongelofelijk alleen. Dan win ik ineens meters lijn. Ze geeft zich gewonnen. In het net nog een paar explosies. Nu blijkt hoe gevaarlijk die bodemschuiver geweest is. Ze is lichtjes met één dregpuntje op de rand van haar bek gehaakt. Nog één keer over het stugge bodemwier en ik was haar kwijt geweest.