Op zoek naar Megasnoek - (deel 54)
door Co Sielhorst
22 februari 2003.
De tijd glipt me als koud water door de vingers. Ik heb een flinke serie missers gemaakt. Ingevroren of uitgevroren liever gezegd. De beperkte ruimte die de rivier kreeg werd ook regelmatig volledig benut. Ik werd helemaal weggespoeld. Weken van verkennen en voorbereiden hebben niets opgeleverd .
Ik heb er zelf voor gekozen. Iets teveel risico genomen. Allemaal zinloos geweest dan? Nee, zeker niet. De omstandigheden zullen absoluut een keer beter zijn als ik hier weer eens terug kom.De laatste weken ben ik doelgerichter bezig. Dat wil zeggen, ik kan ongestoord doorzetten op de stek van mijn keuze.
Vrijdag. Prettig weer. Fris begin, ijs in de kantjes. Kil windje. De zon komt hoger. De temperatuur loopt lekker op. Weer met Steppie op pad. Knettergek zijn we. Hij gelooft ook nog steeds dat we het hier gaan beleven. Waarom vandaag niet? Ik kan mezelf op deze manier nog steeds motiveren. Ik geloof er dus ook tot aan de laatste seconde in.
Als we tegen de avond inpakken neem ik me al weer voor om hier morgen in alle vroegte weer terug te keren. Twee dagen achter elkaar, liefst zou ik ook de nacht ertussen meepakken. Helaas heb ik hier geen rekening mee gehouden. In een gloedvolle zonsondergang peddelen we terug.
Zaterdag.
Meestal heb ik de wekker nodig om er uit te komen. Vandaag niet. Het vriest nog iedere nacht. Ik glijd langzaam langs de oever. Een meerkoet protesteert luidkeels tegen mijn aanwezigheid. Bij ieder sputterend geluid komt er een wolkje uit zijn bekkie. Alsof ie zijn protest kracht bij wil zetten. Hij dampt van woede. Rustig maar hoor, ik peddel verder. Een paar duizend smienten kiezen vervolgens het luchtruim. De paniek is van korte duur. Ze gaan me herkennen en strijken al snel weer neer. Ik haat het om als eerste de rust te verstoren. De mooie broze sfeer. Het spiegelgladde water rimpelt achter me. De mooist denkbare kerstbal valt in scherven.
Als ik op mijn stek aankom kruip ik zo diep mogelijk weg in de oeverlijn. De rust is snel weergekeerd. Drie dwergfuutjes duiken hun kostje bij elkaar. Kleine donsballetjes, iets groter dan een spreeuw, vlak achter de kano. Een seconde voordat ze duiken drukken ze hun verenpakje helemaal samen om geen onnodige lucht mee te hoeven nemen als ze duiken. Misschien sluiten ze zich zo ook beter af voor het omringende water. Als ze weer bovenkomen is in ieder geval niet te zien dat ze tientallen seconden onder water geweest zijn.
Af en toe komt er een aalscholver langs. Ze zijn niet erg succesvol in dit heldere water. Het zijn nerveuze vogels. Bij de minste of geringste beweging gaan ze er vandoor. In de vorige eeuw werden aalscholvers net als reigers zwaar belaagd. Hun veren waren zeer gewild in de kledingbranche. Ze werden verwerkt in dameshoedjes en andere accessoires. De vogels hebben er een panische angst voor mensen door ontwikkeld, in die tijd zeer terecht. Die angst wordt nog steeds doorgegeven. Jongen leren van hun ouders dat mensen niet deugen.
Dat klopt natuurlijk ook, maar dat mensen deze vogels niet langer doodschieten, hebben ze nog niet door. De diepgewortelde angst zit er daardoor nog heel lang in.
De dag kabbelt voorbij. Er gebeurt helemaal niets. Vandaag is een exacte kopie van gisteren. Ik kan het haast niet geloven. Ik blijf lang zitten. De beloning is adembenemend. De zon zakt met een gouden gloed richting horizon. De weerkaatsing in het water is zelfs nog voelbaar op mijn gezicht. Een vriendelijke gloed weerkaatst op het water. Een kleurenpracht die niet doorkruist wordt door vliegtuigstrepen. Zeldzaam, of zouden ze daarboven ook de pure schoonheid van een zonsondergang respecteren en even ophouden met dat nerveuze gedoe. Zit er niet zo in denk ik. Ik geniet ervan zolang het duurt. De vuurrode zon is nu zover weg dat ik er tegenin kan kijken. Een paar minuten nog weet ik, dan is het feest voorbij.
Het koelt af. Niet meer zo gemeen als een paar weken geleden. Ik pak mijn spullen in. Peddel naar de donkere kant van de plas. Schuif met een korte zachte landing het zand op. Ik stap uit en kijk nog even om. Het is me weer niet gelukt om een vis te vangen. Wat narrig ros ik de kano verder het zand op. Ik heb nog maar één week. Misschien kan ik nog twee visdagen maken. De laatste week in ingegaan en ik zal proberen om er het uiterste uit te persen.