**KLAAR**  Megasnoek 53

Op zoek naar Megasnoek - (deel 53)

door Co Sielhorst

15 februari 2003.
Weer een dag met Steppie afgesproken. Als het kan wil ik een soort schema aanhouden van twee keer per week vissen. We hebben om acht uur afgesproken bij mij thuis. Toch staan we om acht uur aan de plas. Tijdverschil tussen Nederland en België? Nee hoor, we zijn gewoon allebei even gek.

                       


Samen hebben we die kano snel op het dak. Met twee man en de hele bende in de boot gaat prima. Bij de eerste grote onregelmatigheid in de buurt van mijn stek gaat er een marker overboord. Dat is de komende dag onze richtlijn. Laat in de middag laat een vis zich zien. Het is weer een snoek, hij raakt bijna de marker. Een leuke oppepper. Wat later een aanbeet. Dat is helemaal een feest. Hij gaat niet door. Ik geef een zwieper om een reactie uit te lokken. Die komt direct. Ook nu laat de vis mijn aas liggen. Later kijken we naar de aasvis. Geen snoek denken we. Tegen de schemering besluiten we alweer een visloze dag. Ik hoop dat wij nog eens krijgen wat ons toekomt.

Zaterdag.
Weer met de kano op pad. Geen twijfel mogelijk. De wekker geeft één hik en ik sta mijn isolerende onderlagen al aan te trekken. Het is nog aardedonker. Zelfs de krant ligt nog niet op de mat. Het overlevingspakket is snel klaar. Als de koffie uitgeprutteld is valt de dikke weekendeditie met een dreun op de mat. Vluchtig kijk ik over de vetgedrukte koppen. Oorlogsdreiging neemt af. Gelukkig want de wereld zal het even zonder mij moeten doen.

Vóór het licht is wil ik aan het water zijn. Ik heb mijn eigen strijd vandaag. Er gaat nu zoveel energie in zitten, dat moet wel een keer tot resultaat leiden. Ik mag nu die kano alleen op het dak zien te krijgen. Het lukt me nu vrij soepel om het vier meter lange gevaarte op het dak te schuiven. Binnen een paar minuten zitten alle banden vastgesjord.

Ik parkeer de auto zo dicht mogelijk bij het water. Bandjes los. Wieltjes eronder. Pats, kano te water. Spullen erin. Duwtje en peddelen maar. Plan is om vandaag iets meer aan de verkenning te doen. De hele rechteroever uitvaren en kijken of er verrassingen te vinden zijn. Voor de wind varend hoef ik me nauwelijks in te spannen. Er komt een heel markant stuk voorbij. Een brede geul van negen meter in een grote vlakte van drie meter diep. Die sla ik even op in mijn geheugen. Nu verder naar de stek van afgelopen week. De oversteek is me net even te link. Het is tamelijk hard gaan waaien. Er staat een pittige kabbel aan dit eind van de plas. Ik moet toch naar de overkant. Nu volgt een interessante les kanovaren. Oversteken bij harde dwarse wind, stevige kabbel en dan toch op koers blijven is niet te doen. Ik krijg de punt van de boot niet meer in de richting waar ik hem heen wil hebben. Ik probeer het niet over het twintig meter diepe deel van de plas. Langs de ondiepe oever is ook geen lolletje. Ik wordt keer op keer het riet ingeduwd. Toch is dit naar mijn idee de beste oplossing. Gaat er nu iets fout dan is dat hooguit heel erg vervelend. Met twintig meter water onder me is dat een heel ander verhaal in februari. Na wat moeizaam geploeter langs de ondiepe kant kom ik weer in tegenwind terecht. Het is wat harder werken maar hier weet ik weer beter op koers te blijven. De verkenning kost hierdoor meer tijd dan ik eraan wilde besteden. Ik leer wel inschatten wat ik wel of niet kan en bij welke wind. Realiseer me daarbij ook dat ik één hele oever uitgekamd heb, even in de problemen geweest bij de oversteek en nu weer op weg naar mijn stek. Leerzame trip in meerdere opzichten. Lopend telt iedere kilo mee als de afstand groter wordt. Nu doet een kilo of wat meer er helemaal niet toe. Ik ga de kano parkeren. Hij moet optimaal liggen. Spullen die ik niet nodig heb blijven erin liggen. Ik kan mijn hengels er ook mooi op afsteunen. Kom nou, even doorwerken. Die hengels moeten te water. er gaat er één naar dertien meter met een sardien. Ik kan het nog redelijk gooien. Aan het wegdrijven van de dobber zie ik dat ik nog wat te ver gegooid heb. De dobber staat even later stil. Prima, de andere dobber gaat naar tien meter, met een brasempje.

De ochtend verloopt kil en stil. Het waait af en toe pittig. Even onder de plu uit is bijna pijnlijk. Ik hoop dat het vanavond wat minder ruig wordt. Ja zeg, ga nu al zitten zeuren over de terugweg. Voor wat afleiding ga ik zitten spelen met één van de hengels. Steeds een metertje op draaien en dan weer minutenlang stil zitten. Nog maar eens in een andere richting. Het gaat me ook weer snel vervelen, voornamelijk omdat ik er niet zo in geloof. Laat maar lekker liggen daar.

De beelden op de visvinder van vorige week jagen me misschien wel wat teveel de diepte in. Ik denk aan vissen van het voorgaande jaar. Ik heb ze toch bij heel koud weer op vier meter gevangen. Ik kan er geen statistieken op naslaan maar ik heb de indruk dat ik meer vissen onder de zes meter dan over de zes meter tegenkom. Ik voer wel wat bij, verspreid tussen zes en acht meter schiet ik er nog wat halve sardienen in. Met de brasems kan ik vandaag niet veel, ze zijn nog keihard. Die zinken nooit. Het is echt koud vandaag, de vissen blijven bevroren, de touwen lijken wel stokken als ze even nat geweest zijn. Ik heb er niet zoveel last van, blijf in ieder geval super geconcentreerd. Toch ben ik verrast. Ik zie zonder waarschuwing vooraf de linker dobber door de oppervlakte zakken. Het gaat langzaam, ik denk aan snoek. Kalm pak ik de hengel op. Frommel even aan de slip. Dan draai ik strak. Gewoon heel brutaal, tot de hengel mooi rond staat. Een korte hak, dan afwachtende, beheerste druk. Goddelijk, een paar grove sjorren. Ik wacht op een sprint. Komt niet. Ik hou de druk erop. Alsof er zandzakjes op de hengel vallen. De lompe halen lopen niet in de pas met de manier waarop de vis zich langzaam maar zeker omhoog laat zeulen. Ik durf niet te zeggen wat er aan hangt. Formaat of zelfs soort is nog vaag. Dan zeilt er doodleuk een metersnoek door de oppervlakte. Zwemt onhoudbaar door de andere lijn. Ik reken op een puinhoop maar hij komt weer keurig terug en zwemt heel kalm het net in. Mooie stevige vis. Puntgaaf en perfect gehaakt. Alleen heel weinig vechtlust.

                       


“Mooie stevige vis”

Ze gaat weer lekker zwemmen. Dat doet ze wel vol vuur. Ik kan haar nog een paar meter volgen tot ze oplost in de kille groenige diepte. Mijn handen zijn nu vuurrood, ik denk dat de doorbloeding nu in de hoogste versnelling staat. Het lijkt lang niet meer zo koud. Ik heb nog een uurtje om er van te genieten.De oostenwind blaast aan het eind van de dag ook nog stevig door. Dat wordt weer een hele klus. Ik wil eigenlijk niet in het donker terugpeddelen. Toch gebeurt het. Hier ligt tegelijkertijd mijn zwakste en ook mijn sterkste punt: Ik kan nooit stoppen. Daardoor zit ik nu midden op een twintig meter diepe plas in het donker tegen de wind te vechten. Dat geeft een verdomd eenzaam gevoel. Pas als ik de overkant op zie doemen voel ik me weer wat beter. In de luwte kan ik hier onder de kant aan de terugtocht beginnen. Ik leer dit wel maar ik moet nog wel wat veiligheidsmaatregelen inbouwen. Ik durf het nu pas toe te geven. Ik voelde me helemaal niet op mijn gemak daar in het donker, midden op de plas.

 

ANDEREN LAZEN OOK

image description
Co Sielhorst stopt met wekelijkse column Total Fishing
Total Fishing Import -
image description
Megasnoek 166
Total Fishing Import -
image description
Megasnoek 165
Total Fishing Import -