Op zoek naar Megasnoek - (deel 42)
door Co Sielhorst
30 november 2002.
Ik begin de week met een leuk avontuur. Er ligt bij Steef Meijers nog een verhaal voor de Roofvis. Gaat over baars. Klein probleempje is dat ik nog nooit een foto van een baars heb gemaakt. Een artikel zonder foto’s kan natuurlijk niet. Dan gaat het blad er net zo interessant uitzien als een telefoonboek.
We gaan samen naar een rivierplas. Ook de jachthaven proberen we. Gewoon doen wat er in het verhaal staat. Ik ken het water een beetje dus ik wijs de eerste stek aan waar ik wat van verwacht. Ik laat het stuk plastic naar beneden zakken en het is direct goed raak. Binnen twee seconden een mooie vis. Dikke veertiger met bloedrode vinnen. We vissen de schaduwkant af van een paar grote schuiten en vangen vlot nog een handjevol leuke baarzen. Steef weet uit het verleden ook nog een stek. Bij dat boompje dat er niet meer staat. Dat wordt even zoeken dus. Vrij snel doemt er een onderwaterheuvel op. Helemaal vol met vissignalen. Beng! Hengeltje wordt weer naar beneden gerost. Een baars, door de slip! We meten er een paar. De grootste komt op een fractie na aan de halve meter. Grappig, het zijn echte riviervissen. Zonder uitzondering hebben ze een afgesleten onderkant van de staartvin. Bij riviersnoeken komt dat ook veel voor. Door het schuren over het zand. Vooral roofvissen moeten constant tegen de stroom in roeien, en slijten daarbij hun vinnen af langs de bodem. Wat een prachtvissen.
Steeds als we de heuvel weer afvaren komen er twee grote signalen in beeld. Ik kan het niet laten. Er gaat een veel groter kunstaas aan, uiteraard voorzien van staaldraad. Ik krijg geen reactie. Dat is maar goed ook. Als het allemaal zo simpel was dan ging de lol er snel weer af. Dit water staat trouwens ook op mijn lijstje. Dit is wel een inspirerende ervaring. Ook hier zal ik met de kano op af moeten net als op de andere grote plas waar ik nu vis.
Zaterdag ben ik er weer. Het is zwaar mistig. Op de snelweg valt dat niet zo op. Misschien is het hier ook niet zo erg. Na de afslag wordt het steeds erger. In de buurt van de plas zit het potdicht. Ik sta aan de andere kant van het water, ongeveer tegenover de stek waar ik vorig weekeinde gezeten heb. Op de kaart heb ik gisteravond de route uitgestippeld. En dat is maar goed ook. Ik zie nog steeds geen water. Ik sjor de spullen op de kar. De meeste kleren ook. Dan sjouw ik het pad af. Rechtsaf want links is het wat te gecultiveerd. Alleen ik heb geen enkel idee hoe ver ik ben als ik een stuk gelopen heb. Af en toe kan ik door een gat in de begroeiing het water zien. Een tiental meters, verder kan ik niet kijken. Kleine intieme stekken waar ik met twee hengels door kan prikken zie ik nog niet. Wel hele grote gaten, hier kan best een voetbalwedstrijd gespeeld worden. Vandaag zal dat wel niet gebeuren, je ziet geen bal. Dan doemt er ineens een mooi gaatje op. Enthousiast pak ik alles uit. Eerst even peilen met één hengel. Dat valt zwaar tegen. Geen diepte onder de kant. Als ik ver gooi gaat het wel maar dan kan ik de dobber nauwelijks zien. Dit wordt moeilijk. Ik ga verder. De hengel blijft opgetuigd. De rest pak ik in en sjor het weer op de kar. Ik kan onmogelijk inschatten hoever ik nu gelopen heb. Ook het besef van tijd raak ik helemaal kwijt. Zonder zon is dat best moeilijk.
Dan loop ik tegen een scherpe bocht naar links aan. Dit moet de oostkant van de plas zijn. Dan heb ik er nu anderhalve kilometer op zitten. Het is wat zweterig, ik heb niet bepaald een sportpakje aan. Voor de rest heb ik hier helemaal geen problemen mee. Afgezien van een gebietst sjekkie en één sigaar heb ik de afgelopen negen weken niet meer gerookt. Dat voel ik best. Dat is een mooie beloning en een steun in de rug om door te zetten. Ik heb nog een gaatje gezien niet zo ver terug. Daar ga ik polshoogte nemen. Even peilen. Zes meter, vlak onder de kant. Hier kan het. Ik kan hooguit dertig meter zien nu. Vreemd sfeertje. Dikke druppels rollen van de takken. In het water blijven grote bellen een poosje liggen waar de druppels in geslagen zijn. De oppervlakte is wat vettig door een wazig laagje groen. De laatste algen zijn afgestorven. Het water is kristalhelder. Ik kruip onder de plu als de hengels staan. Het uitzicht is zeer beperkt. Twee zwarte dobber in een heel groot grijs vlak. Zonder achtergrond is een subtiel weglopertje moeilijk te zien vandaag. Ik kies altijd een vast punt in de horizon en koppel daar dan denkbeeldig de dobber aan vast. Zo bepaal ik voor allebei de dobbers hun positie in de achtergrond. Een halve meter heel traag verplaatsen valt dus meteen op. Vandaag niet dus.
Na een paar uur valt er ineens een gat in de mist. De wind trekt wat aan. Het lijkt wel of dit een soort startschot is. Rechterdobber zakt weg. Heel resoluut. Komt ook weer terug. Beweegt dan tientallen seconden niet meer. Zou het al weer over zijn? Gelukkig daar gaat hij weer. Vlot uit beeld. Lijn erachteraan. Beugel staat open. Voor de zekerheid geef ik een sjor. Slip staat niet te vast. Beugel dicht. Laat de vis de lijn strekken. Nu voel ik haar duidelijk. Iets meer druk nog. Dan haal ik uit. De lange zachte hengel blijft in een prachtige bocht staan. Een paar lompe sjorren. Dat lijkt ergens op. Kom op met die uithaal. Ik hou de boel onder spanning. De vis komt naar me toe. Daar hou ik helemaal niet van. Het is geen kleine vis. Dat weet ik allang. Komt er een topfitte woesteling onder de kant tussen de rietplukken en takken. Mag ik het hier uitvechten in plaats van op het veilige diepe water. Gelukkig, ze keert om. Een stukje uit de kant geeft ze nog even lekker partij. Het is geen gigant en dat is maar goed ook. Met een paar kilo meer lukt het een vis vaak om een heel eind weg te komen. Weinig ruimte en veel obstakels is vragen om problemen. Het is geen zware vis maar het is wel een metertje. Een mooi getekende vis. Met wat meer druk stop ik een laatste uitval naar de rietplukken af. Ze weigert het op te geven. Knokt tot de laatste meter. Zelfs in het net blijft ze beuken.
Ik laat haar even uitrazen. De eerste van deze plas. Ik onthaak haar snel. Ze gaat meteen weg als ze voelt dat ze weer vrij kan bewegen. Ik weet nog heel weinig van dit water. Les één zit erop.