Op zoek naar Megasnoek - (deel 40)
door Co Sielhorst
16 november 2002.
Mijn water is dit weekeind niet bereikbaar. Een evenement met landbouwvoertuigen of zoiets. Gelukkig heb ik er een paar dagen van tevoren iets over gehoord. Vrijdag ga ik op pad voor een alternatief.
Door het hoge water valt alles op en langs de grote rivieren af. Er schiet me een ander water te binnen. Drie jaar geleden heb ik er leuk gevist. De linker oever heb ik al redelijk in kaart gebracht. De beste stekken liggen helemaal achterin. Daar zitten een paar diepe gaten. De rechteroever ziet er wat leuker uit. Veel meer bomen en struiken. Ik weet alleen nog weinig van de bodem. Dat zoek ik wel uit als ik ga vissen.
Het is nog vroeg. Ik ga naar rechts. Het wordt weer een ouderwetse sjouwpartij. Koelbox en tas op de kar. Hengels, net en plu in een foedraal en zeulen maar. Halverwege de plas stop ik en tuig een hengel op. Hier begin ik met peilen. Valt tegen, vier meter. Links wordt het dieper. Rechte ondieper. Twintig minuten later sta ik weer helemaal aan het begin van de plas. Hier tref ik het mooiste bodemprofiel. Een groot gat van acht of negen meter diep met flauwe glooiingen aan beide kanten. Hier zie ik het wel zitten. Ik sleep alle spullen naar deze stek toe. Het pak kleding wordt me nu echt wat teveel. Die jas kan wel een paar uurtjes uit. Ik zet een sardien op acht meter, aan de rechterkant van de stek. De andere hengel gaat met een forse baars naar links. Hier is het iets ondieper.
Ik zit aan mijn tweede bakkie. De rechterdobber schokt. Het is niet de wind. Ik zet de koffie even neer. Weer een tik. Ik sta al met de hengel in mijn handen. Nu zakt de dobber traag weg. De lijn begint zich te strekken. Mooi tempo. Ik haal hard uit. Veertig meter nylon kan een flinke klap hebben. Aan de andere kant van de lijn sjort een vis de zachtste van de twee hengels prachtig rond. De slip begint te lopen. Tempo gaat omhoog. De lijn snijdt sissend door het water. De vis buigt af naar rechts. Een grote struik hangt ver door in het water. Ik zie haar liever niet verder die kant op gaan. Ze doet het toch en ik kan er helemaal niets aan doen. Als ik harder ga trekken gaat het zeker fout. De lijn raakt de eerste dunne takjes. De vis valt ver voorbij de struik stil. Het wordt daar snel ondieper. Daarom keert ze terug naar het midden. De lijn springt tussen de takken uit. Griezelig. Ze stuift gelukkig de diepte weer in. Na wat touwtrekken geeft ze het op. Ik kan haar tussen de mazen schuiven. De sardien bungelt naast haar bek. Dan moet de dreg weer op een prettige plek zitten. Zo gaat dat nu al jaren. Een diep gehaakte snoek komt gewoon niet meer voor.
Eenvier, mooi getekende vis
Eenvier, mooi getekende vis. Even een plaatje. Ze mag snel weer zwemmen. Het water is glashelder. Ze wil meteen weg. Nog wat wankel van het diepteverschil zoekt ze even haar evenwicht. Op weg naar de struik herstelt ze. Ik loop een stukje mee. Ze schuift nu statig over de bodem. Onder de takken stop ze. Daar wilde ze daarnet ook al heen. Heeft ze toch haar zin.
De sardien is nog onbeschadigd. Die kan zo weer terug naar dezelfde plek. Ik zit nog na te genieten. Dat ik deze stek niet voorbij gelopen ben bevalt me nog het meest. Aan de overkant loopt een eenzame wandelaar. Ik zie het aan de watervogels. Ze komen nerveus verder mijn kant op. De wandelaar stopt, hij lost op in de oevervegetatie. Hij is niet weg. Ik zie door de kijker dat hij net als ik belangstelling heeft voor wat er rondzwemt. Er zitten veel koeten en kuifeendjes. Waar deze vogels duiken staat maar een meter water. Koeten duiken graag in plantenvelden. Tot een meter of twee. Alleen voor karper aas gaan ze dieper. Tussen de kuifeendjes zie ik ineens een veel wittere eend bovenkomen. Met de kijker kan ik meer details zien. Een witte vlek rond het oog. Zwart/witte streepjes op de flanken. Het is een brilduiker. Die vogelaar aan de overkant heeft ook een leuke dag denk ik. Hij kan weer een aantekening maken.
Een vogelboek is leuk hoor. Er vliegt en zwemt zoveel meer rond dan sijs en drijfsijs. Ineens ben ik weer helemaal bij de les. Er komt een snoek door de oppervlakte. Even die kop er iets uit. Een lome roei met haar staart. Dan heel lang helemaal niets. Een snoek die zo actief is wekt bij mij altijd verwachtingen. Die komen zelden uit. Wat later golft er nog een langs de oppervlakte. Deze is groter. Er gebeurt weer helemaal niets. Ik ga wat met mijn baars rond zitten rossen. Proberen iets uit te lokken. Het maakt geen indruk geloof ik. Een paar jaar geleden stopte ik in het voorjaar met snoeken. Het was ook op deze plas. Op die laatste dag zag ik zeker twintig keer een snoek door de oppervlakte komen. Voor mijn aas had er niet één belangstelling die dag. Wonderlijk fenomeen die springende snoeken.