Op zoek naar Megasnoek - (deel 35)
door Co Sielhorst
27 februari 2002
Ik heb gegokt. Een van de laatste snoekdagen was geen avontuur. Ook geen visdag volgens een enthousiast gemaakt plan. De omstandigheden hebben me gedwongen om simpelweg voor resultaat te gaan. Komt er doodleuk een dikke dertiger uit. Mij hoor je niet klagen.
Volgend weekeind is het afgelopen. Ik probeer er nog één dag uit te breken deze week. Hoe ik mijn werk klaar moet krijgen is nog vaag. Of die griep dan een keer over is weet ik ook nog niet maar een visdag pers ik er zeker nog uit.
Woensdag
Ik rommel nog even in de badkamer. Ontbijtje is binnen. Koffie staat klaar. De wind loeit alweer om het huis. Ik heb er zin in. Goed weer, slecht weer, wat maakt het uit. Zolang ik maar droog op mijn stek kan komen. Natuurgeweld is best indrukwekkend. Ik ga het niet uit de weg.
Als ik de bepakking voorzichtig op mijn stek neerzet is het zowaar redelijk rustig. Er schijnt ook een prettig zonnetje. Er gaan eerst wat meervalletjes in. Daar gaat de eerste hengel naartoe. Dichtbij de kant. Staat toch nog zeven meter water. Op de andere hengel gebruik ik bevroren sardien. Die blijft zolang hij niet ontdooit boven de dreg zweven zonder helemaal van de bodem los te komen. Ik voer niet. Stomweg om eens wat anders te doen. De sardien ligt vrij diep, ongeveer op tien meter. Ik weet het. Te gek voor woorden. Onzinnige gedachte. Misschien komt die zware dame van tweede kerstdag nog een keer langs. Ik heb het toen ernstig verkloot met de plaatjes. Alleen daarom zou ik deze vis graag nog eens terugzien. Een andere bekende vis kwam me de laatste keer ook voor een tweede keer blij maken.
Op veel wateren komen in het vroege voorjaar meerdere grote snoeken op bepaalde plaatsen samen. Wie weet.
Heel traag loopt de dobber met de sardien weg. De lijn kringelt er rustig achteraan. Nerveus pak ik de hengel op. Draai stevig strak. Droge tik. Even niets. Een keer schudden. Wel aardig denk ik. Langzaam komt de vis mee op de druk. De lijn loopt wat naar rechts. Zit niet echt veel pit in. Het stuitje komt al in beeld. Even later ligt er een mooi getekende meter in het net. Het beest heeft niet bewogen. Pas in het net begint ze als een razende te beuken. Ik wil haar er bijna nog even uitgooien om toch het idee te krijgen dat ik een vis gevangen heb. De dreg zit stevig in het scharnier. Ze moet er even uit. Mak als een lammetje laat ze zich onthaken. Deze vis ken ik niet. Die kan zich binnenkort bij het rijtje voegen van begeerlijke snoekdames op deze plas.
Ik zit net en de eerste is al binnen. Ik ga ieder uur of misschien nog wel sneller een nieuwe sardien onder de dreg hangen. Proberen de presentatie luchtig te houden. Zwevend lijkt me nu niet slim. Daar ging ze de vorige keer ook aan hangen. Ik wil nu alleen die zware vis. Even iets recht zetten. Daar ga ik dan de rest van de dag maar van zitten dromen.
De zon schijnt volop maar met de rust is het gedaan. Als de zon even achter de wolken verdwijnt huilt de wind door de takken. Na een licht buitje klaart het weer snel op. Ik ververs de sardien nog eens. De gebruikte vis gooi ik iedere keer bij de dobber. Regelmatig die klap. Kan helemaal geen kwaad.
Een paar minuten na het verversen duikt de dobber weg. Ik ben één en al aandacht. Er gebeurt verder niets. Ik draai strak en controleer of er echt niets aan de hand is. Het werkt wel. Ik krijg in ieder geval aanbeten. Meer dan op de meervalletjes. Ik hang er een nieuwe sardien aan en gooi weer in dezelfde richting. De oude vis gaat er even later achteraan.
De wind trekt flink aan. Is dat een golf of een tik? Ik krijg snel zekerheid. Tegen de wind in. Heel langzaam. Laat maar strak lopen. Tegen een muur! Machtig. Slip wat losser. Heb ik hard genoeg gedroomd? Ze komt op gang. Proberen rustig te blijven. Ik weet nu zeker dat ze het is. De wind trekt storend aan de hengel. Losjes drillen maar. Ik heb alle tijd. Meestal geniet ik van een dril. Nu ben ik gespannen. Lange rustige halen in de diepte. Dat bevalt me wel. Ze komt nu dichterbij. De laatste runs beulen de molen af. Ineens geeft ze het op. Stuitje en dobber en daaronder een enorme brede rug. Zelfs als ze niet meer beweegt is ze moeilijk te verplaatsen. Ik blijf laag. Ze zien zelfs boven water prima wat er gebeurt. Net vooruit. Iets dieper nog. Een laatste haal en ze is binnen. Ze is perfect gehaakt. Ze moet even in het net blijven.
Als ik de camera opgezet heb buig ik me voorover om haar te pakken. Ze ranselt het net. Even wachten hoor. Wil nog even met je op de plaat. God wat ben je mooi. Ook onhandig groot en zwaar. Ik vind het moeilijk om geconcentreerd te werken. Hoe moet een vis zich uit het water voelen? Zo snel mogelijk die platen en dan snel terug mooi beest. Als ze water voelt begint ze te wrikken. Ze wil diep weg duiken. Dat gaat hier nog niet. Even in de war door de ondiepte schuifelt ze toch de goede kant op. Als een speer suist ze dan over de rand de diepte in.
Dromen zijn dus geen bedrog. Gewoon een kwestie van hard genoeg dromen. Ik denk dat ik nu met fatsoenlijke plaatjes kan komen van mijn eerste megasnoek. Voor de statistieken 124 centimeter, 37 pond.
De weersomstandigheden waren nu goed genoeg om een foto te kunnen maken
Hiermee heb ik de deur van het snoekseizoen met een flinke klap dicht gegooid. Misschien kan ik de deur naar mijn andere (karper)passie dit weekeinde al op een kiertje zetten.