Op zoek naar Megasnoek - (deel 27)
door Co Sielhorst
5 januari 2002.
Oudejaarsdag is traditioneel een visdag. Weer of geen weer. Hoe dan ook, het jaar uitzwaaien met een visdag. Ik doe dat al heel lang. Heel apart is dat ik op die dag bijna nooit iets vang. Ik doe er alles aan maar het lukt me bijna nooit. Ik heb er vrede mee hoor.
Omdat vangen op deze dag niet het belangrijkste is ga ik naar een water waar het heel aangenaam vertoeven is. De zandput. Oase van rust. Geen stad of dorp in de buurt. Geen wegen in de buurt. Bijna altijd de hele dag alleen op de wereld. Het blijft een boeiend water. Er zal zeker ook een topvis rondzwemmen. Ik ben niet zo vroeg als anders. De zon staat al hoog aan de hemel. Het pad kraakt en knarst van de verse sneeuw. De ondiepe hoek is bedekt met een besneeuwde laag ijs. Ik ga meteen naar het diepere deel. Er gaan een haring en een baars te water. De baars krijgt een stuk foam mee. Een dobber en een waker systeem dus. De zon weekt de sneeuw van de takken. Voordat alle winterse pracht weggesmolten is maak ik snel een paar plaatjes.
Dan is het tijd voor dampende koffie. Ik laat de dag gewoon over me heen komen. Zit lekker buiten. Wat kan mij verder gebeuren. Het valt me op dat het ontzettend stil is. Afgezien van een paar eenden langs het ijs is er heen vogeltje te zien.
Ik pak de kijker uit de tas. Zoek de bosrand aan de overkant af. Een snelle bruine schicht flitst door mijn beeld. Niet te volgen. Ik blijf opletten. Daar is hij weer. Bliksemsnel tussen de bomen door. Slaat nog een hoek en ploft dan op een knoestige oude boom neer. Grote gele poten. Grijs met wit gestreepte borst. Felle heldere ogen. Als hij zich omdraait smelt zijn grijsbruine achterkant volledig weg tegen de boom. Het is een havik. Een andere roofvogel komt dichterbij. Een sperwer. Net zo behendig tussen de takken. Een heel stuk kleiner. Dat zijn geen vrienden. Er volgt een prachtig schouwspel. De havik verjaagt de sperwer. Er komen met enige regelmaat ook andere rovers voorbij. Torenvalk, buizerd en boomvalk. Zelfs de kraaien die toch heel naar kunnen doen tegen roofvogels blijven op een afstand.
Zo kabbelt de laatste dag van het jaar voorbij in dit paradijsje. Traditiegetrouw verloopt de dag zonder aanbeet.
Zaterdag 5 januari.
Op één water zal ik dit jaar niet meer vissen. Niet dat het geen prettig water is of zo. Integendeel. Maar het boek is gewoon uit. Ik zal er best nog eens terugkomen. Het was een heel spannend boek.
Nieuw water is ook een soort traditie. Ieder jaar zet ik een nieuw water op mijn lijstje. Twee jaar geleden heb ik er even aan gesnuffeld. Zeer helder. Planten tot op grote diepte. Vanaf de kant maar op één plek te bevissen. Ik heb er dagen rondgestruind om wat kennis te vergaren. Als ik de laatste kilometer afleg zie ik het al liggen. Ik moet er helemaal omheen rijden om op de parkeerplaats te komen. Als ik het laatste pad oprij zie ik het al. Massieve wegversperringen. Met geen mogelijkheid door te komen. Alles zit potdicht. Dit is een groot probleem. Hier kom ik niet zomaar binnen. Ik ben eerder deze week te druk geweest om de boel hier te verkennen. Grote fout natuurlijk. Vandaag gaat dit niet lukken. Een flinke tegenvaller maar ik kom hier zeker terug. Op naar het grindgat dan maar.
Ook een plas die dit jaar op mijn lijstje staat. Er zit een pittig stuk lopen aan vast maar ik heb wel het gevoel dat het de inspanning waard is. Na een pittige wandeling kom ik pas om tien uur op mijn stek aan. De grond is bevroren. Loopt wel lekker. Als de hengels opgesteld staan trek ik het warmtepak pas aan. Het vriest wel maar het is bijna windstil. De zon levert ook een aangename bijdrage. Ik zit te genieten. Eindelijk ook te vissen. Het is geen water waar ik zomaar even een paar vissen vang. Een lekkere uitdaging waar ik me helemaal op uit kan leven.
Het derde water op mijn lijstje is hier niet ver vandaan. Hier weet ik nog weinig van. Ben er wel ooit met een boot op geweest. Een paar mooie snoeken gevangen ook. Geen idee nog waar ik er vanaf de kant moet vissen. Komende weken zal ik hier de nodige aandacht aan besteden. Ik ben best tevreden met het grote plan. Mogelijkheden genoeg voor een paar grote vissen.
Ik zit een paar uur nu. Er zitten veel futen op het water. Ze duiken regelmatig. Heel ver uit de kant. Ik moet hier volgende keer wat meer de afstand zoeken denk ik. De zeildobber is hier ook goed te gebruiken. Gewoon alles uit de kast halen dus. Ik begin me hier al lekker thuis te voelen. Dat is precies het gevoel waar ik steeds naar zoek. Als dat goed zit komen die grote vissen er ook uit.
Als de zon begint te zakken wordt het koud maar ook heel mooi. De oevers zijn nog wit van een dun laagje sneeuw. Het wordt een bloedrode zonsondergang. Honderden eenden komen op de plas overnachten. Een kiekendief zorgt even voor paniek. Alle eenden gaan de lucht in. Een kwartier later strijken ze weer neer. Het wordt weer rustig. Er komt een koude nacht aan.
Ik haal één vis meter voor meter dichterbij. Een grap die soms die laatste aanbeet oplevert.
Het wordt donkerder. De overkant is niet meer te zien. De lucht is nu staalblauw. Het is ijzig stil. Er gebeurt niets meer. Er komt een gevoel van rusteloosheid over me. Ik kan haast niet wachten tot de volgende visdag. De lange wandeling versterkt dat gevoel nog. Ik kom heerlijk warmgelopen bij de auto aan. Voor ik weg ben heb ik al weer zin om terug te komen….