Op zoek naar Mega-snoek! - (deel 19)
door Co Sielhorst
10 november.
Er gebeurt me net iets te weinig de laatste weken. Misschien komt die onrust voort uit het feit dat het hier zo rustig is.
Rondom me alleen maar struikgewas en hoge bomen. Voor me de afgebrokkelde kant. Diep glashelder water. Uitzicht over de helft van de plas. Aan het eind van een pad dat zelden iemand afloopt. De ijsvogels zijn de blikvangers. Door de bosrijke omgeving hebben roofvogels het hier ook prima naar hun zin. Regelmatig scheert er een sperwer over de struiken en de rietkragen. Iedere dag cirkelen de buizerds rond de boomtoppen. Ik raak aardig ingeburgerd, voel me daar best lekker bij, toch word ik ongeduldig.
Deze week ga ik twee dagen voeren. Het aanbod maak ik groter en ik ga meer variatie brengen. Brasem, baars, en voorn, kleine stukjes. Horsmakreeltjes en kleine makreeltjes, visjes van vijftien centimeter, gaan in hun geheel te water. Ben benieuwd wat dat zaterdag brengt.
Lekker op tijd. Kan net zien waar ik loop. Koud is het. Geeft niet. Ik heb er op gerekend. De laatste bocht vóór het water. De damp slaat er af. Wat een sfeertje. Mijn stek is helemaal opnieuw gestoffeerd met een laag gevallen blad. Zet snel de hengels op de steunen. Vandaag blijven de beugels de hele dag open. Ik heb vertrouwen in de kleine makreeltjes. Leveren vaak leuke dingen op. Ik voer wat. Alles gaat diep. Ik ontdek al werpend nog een scherpe richel tussen elf en dertien meter. Er gaat een hengel op negen meter. De andere achter de richel op dertien meter.
Ik was hier al eens helemaal lyrisch van de opkomende zon maar nu is het nog veel mooier. Slierten damp kringelen traag omhoog van de oppervlakte. De zon geeft er een gouden glans aan. Tegelijkertijd kleurt zij de onderkant van de schapenwolkjes paars. Het hele water is nu omzoomd door laaghangende nevel. De wilg naast me hangt vol twinkelende druppels waarin alle kleuren van de omgeving terug te vinden zijn. De zon priemt gouden stralen door zijn takken. Zo moet de hemel er ongeveer uit zien.
Het duurt niet erg lang. Ik begin de contouren van het water weer te herkennen. De vis op negen meter krijgt een tik. Er gebeurt verder niets. Gaat niet door. Ik haal de makreel van dertien meter dichterbij. Vrij snel volgt er een aanbeet. Loopt heel snel strak. Ik mis… Even kijken. Mankeert helemaal niets aan. Geen tanden. Snoekbaars?
Ik maak het makreeltje nog kleiner en kort het elastiek in. Op de andere hengel doe ik hetzelfde. Snoekbaarzen zijn zelden alleen. Ik pas mijn aasaanbieding hier nooit op aan maar de dag duurt niet zo lang meer. De tijd is verdampt vandaag. Zoals ik meestal vis vang ik nooit een snoekbaars. Vandaag komt daar verandering in.
Zoals verwacht komt er vrij snel weer een aanbeet. Weer suist de vis de diepte in. Ik laat hem even gaan. Hij stopt. Ik draai strak tot ik iets voel en ram dan hard achterover. Mooi. Raak. Meteen fors door de slip. Lekker.
Na een paar heerlijke uithalen mis ik ineens iets. De grove sjorren. Het beest laat zich ook niet omhoog halen. Tot vlak voor de kant blijft hij diep zwemmen. Pas onder de top zie ik hem. Het is een stekelridder. Prachtvis. Ik ontdek ook waar die power vandaan komt. De dreg zit achter zijn buikvin. Dat hij misschien wel negentig centimeter lang is helpt natuurlijk ook wel mee.
Ik ben er toch een beetje flauw van. Ik heb hem niet écht gevangen. Het is wel een prachtvis. Wat een woeste kam. Au, vlijmscherp. Duistere glazige blik, tanden als een hond, zesentachtig centimeter, mooie volle buik.
Ik weet ook waar die buik vandaan komt. Heb ik hier voor lopen voeren? Ik rommel nog even door, het wordt donker. Ze zijn vertrokken. Ga ik ook doen.
Zaterdagavond blijft de overgebleven vis buiten staan. Het is weer koud. Kan helemaal geen kwaad.
Zondagmorgen nog steeds een rusteloos gevoel. Helemaal geen snoek gezien deze week. Daar ga ik wat aan doen hoor. Dat kan zo niet.
Zondagmiddag zit ik aan een grote plas die ik heel goed ken. Ik ken er een stek waar de oever als een muur, vier meter naar de diepte loopt. Daarachter loopt de bodem langzaam weg naar tien meter. Ik leg een baars en een makreeltje achter de muur. Ik krijg geen kans om mijn koffie op te drinken.
Baars is gepakt. Het is een hele leuke vis. Dendert met lange halen steeds weer van me af. Ineens komt de lijn heel snel omhoog. Als ze een prachtige salto maakt laat ik de druk snel vallen. Mag niet op de lijn beuken. Als ze even later voor langs komt ligt de tang al klaar. Als ik haar achter een kieuw grijp gaat meteen haar bek wijd open. De haak ligt al helemaal los. Het elastiek loopt naar haar keelgat. De baars is niet meer te zien. Nu blijkt weer dat zelfs bij een volledig geslikte vis de snoek nog geen gevaar loopt. Door het elastiek komt de haak als laatste haar bek in en ook nog op een afstandje.Ze is dus soepel en snel onthaakt. Meter? Misschien wel. Maakt het iets uit? Zwemmen schoonheid.
Ver uit de kant roeit er een vis door de kabbel. Erg diep daar. Even later gebeurt het weer. Nu ver naar rechts. Daar zit een berg onder water. Ik ken het echt goed hier. Proberen. Meter of veertig. Valt niet slecht. Op de bult staat twee meter water. Ernaast wel acht.
Makreeltje ligt voor de bult. De lijn blijft te lang lopen. De dobber komt ook niet boven. Onder het vallen gepakt! Ik zet snel de haak. Er komt een forse spurt naar de diepte. Dan laat ze zich zomaar de ondiepe plaat op trekken en raakt helemaal in paniek. Ontploft. Een spetterende serie sprints, halve sprongen, schuimspattend kopschudden. Schitterend.
Ze is precies zo gehaakt als de vorige vis. Zal de negentig niet halen. Gaat rap weer terug. Ze staat nog even uit te blazen in het heldere ondiepe water. Als ik beweeg reageert ze explosief. Als een speer verdwijnt ze achter de steile wand. Het is al weer bijna donker. Deze paar uurtjes hebben het ontevreden gevoel helemaal weggepoetst.