Megasnoek 114
Door Co Sielhorst
21 januari 2006.
Het is niet eerlijk. Ik zit nu al bijna een maand zonder adsl. Wie kan er nog zolang zonder internet. Gelukkig kan ik het met kunstgrepen allemaal nog omzeilen. Liesbeth, mijn dochter is de reddende engel. Op haar werk propt ze mijn floppies in de computer. Gelukkig komt er ook een einde aan deze ellende.
Dan, als klap op de vuurpijl heb ik ook geen telefoon meer. Ik meld mijn storing met het mobiele toestel. Er volgt direct een lijnmeting. Het ligt niet aan mij. Daar ben ik heel blij mee, net zo blij als bij de vorige storing. Toen lag het ook niet aan mij. De volgende morgen gaat de telefoon. KPN telecom, uw telefoon doet het weer. Nog diezelfde avond kan ik draaien wat ik wil. De temperatuur is niet meer omhoog te branden. Sterker nog, het wordt steeds kouder.
“Wat kleine spatjes…”
De verwarming heeft het begeven. We zitten ieder aan één kant van een ouderwetse olieradiator. Fleece dekentje en een paar poolsokken moeten de ergste kou tegenhouden. Supersnel na de melding reageert de techniek al. De volgende ochtend staat er om half negen de leverancier van de ketel al op de stoep. Ik hoop dat de stroom aan gebreken eindelijk een keer ophoudt.
Spannend, de SNB dag komt eraan. Ik heb me beschikbaar gesteld om een zondag met zeilaspiranten op pad te gaan. De laatste ontwikkelingen zitten al de dobbers die ik voor de mannen maak. Alle onzin is weggelaten. Goed in balans als er een vis onder hangt. Ik moet Alex nog bedanken voor de zwarte zeilen die hij voor me wil maken. Wie er meer over wil weten moet maar eens kijken op degraafvoerboten@planet.nl. Het valt alleen niet mee om het koppie erbij te houden bij het maken van dertig onderlijnmontages.
De zaterdag ervoor ga ik nog even polshoogte nemen aan het water. Geen speciale evenementen, ook geen wegafzettingen, alles is rustig aan de plas. Ik ben best benieuwd naar dat zeilen op grote afstand. Ik maak me vooral druk over de windrichting. Oost moet erin zitten. Noord of zuid betekent dat we een ander water moeten kiezen. Daar ga ik ook naartoe zaterdag.
Vanavond kan ik de zeilen bij Alex ophalen. Eigenlijk weet ik al wel dat het een latertje wordt. Hij zit ook altijd helemaal vol verhalen. Hij laat plaatjes zien van een spiegel met schubben zo groot als bietviltjes. Alleen het verhaal al van de dril van deze vis is al ongekend. Hij vertelt precies bij welke struik hij te water moest om de veertig plus vis te kunnen landen.
Zaterdag doe ik de verkenningsronde. De weersvoorspellingen zijn helemaal perfect. Nu blaast noordwest me in het gezicht. Voor morgen heb ik zuidoost besteld en volgens de Bilt komt dat helemaal goed. Op de alternatieve plas pak ik mijn spullen uit. Ik heb hier een droomperiode meegemaakt. Een gloedvolle tijd met supervangsten. Het vuur doofde na een aantal jaren als een nachtkaarsje. Stekdressuur denk ik. Ik geloof heilig in dit fenomeen. Een nieuwe stek kan wonderen doen.
Ik heb niets te verliezen. Met een zeildobber laat ik vis naar een zichtbare ondiepe plek midden op de plas varen. Steeds weer tot het zeiltje de vage lichte vlek nadert en dan omvalt. De noordwesten wind trekt er flink aan. Een fuut! Vlak bij mijn dobber. Hij duikt. Ik wacht. Daar is ie. Met visje! Dat geeft vertrouwen. Ik zit niet op een compleet visloze stek.
De zeildobber is weer op weg naar de zandplaat. De ondiepte licht nu extra op door een felle opklaring. Even later schuiven er al weer donkere wolken voor de zon. Er vallen een paar spatjes. Mijn gedachten zijn bij morgen. Nog even het controlelijstje in mijn hoofd afwerken. De volgende morgen wéér vroeg op. Wekfunctie van mijn mobiel er ook maar even bij zetten.
Het gaat verrassend soepel. Ik heb alle tijd voor een ontbijtje. Dan ga in inladen. Kratje dobbers wat hang en sluitwerk en honderd zestig sardienen. Extra hengel en nog maar een molentje met dyneema. Dan ga in op weg naar het ontmoetingspunt bij de toekan. Iedereen wordt keurig doorgesluisd naar een rustige hoek van het restaurant. Even na de koffie geef ik een korte routebeschrijving en weg zijn we. Alles verloopt soepel. Aan het water laat ik de montage zien en deel ik de materialen uit. Het wordt supersnel opgepakt. De mannen bestormen het water. Een paar minuten later zwerven de eerste zeiltjes weg van de kant.
Doorgaans geniet ik van de rust en eenzaamheid. Nu is het héél anders. Een heel lang stuk van de oever staat vol met enthousiastelingen die allemaal maar één ding willen. Graag één van de zeilen zien zakken. Er worden respectabele afstanden gehaald. Er komen aasvissen tegen de andere oever terecht. Driehonderd meter. Op plaatsen waar nog nooit gevist is. Prachtig gezicht om die gespannen koppen te zien als er iemand aan zijn lijn trekt. Een dobber verdwijnt even. Alle ogen zoeken de kant af of er iemand reageert. Allemaal roofdieren.
Ik probeer de hele groep langs te gaan om te kijken of alles goed gaat. Ik kom niet ver. Links van me staat iemand in een heel spannende houding. Ik zie ook dat zijn zeil weg zakt. Hij draait strak en geeft een beuk. Jammer, mis. De aasvis is eraf.
Even later gebeurt er iets vreselijks. De gids mag nooit de eerste vis vangen. Ook niet de meeste vissen. De grootste vis is ook een grote schande. Maar mijn grootste angst is nog dat ik de enige vis vang vandaag. Ik sta hier met een kromme hengel. Uren lang voel ik me heel schuldig. Ook omdat ik de snoek gewoon op de bodem ving.
“Jan bewijst dat het wel kan…”
Gelukkig bewijst Jan later dat het mogelijk is om met de zeildobber een snoek te vangen.
De meute blijft heel geconcentreerd doorvissen. Het spel met het zeiltje doet voor de meeste mensen de sfeer rond het levend aas vissen weer herleven. Door mijn verwachtingen dat het eind van de middag meestal spannend wordt gaat er een handvol doordouwers door tot het bijna donker wordt. Er zijn jongens bij die nog uren moeten rijden voor ze weer thuis zijn. Hier maak je vrienden mee. Bedankt mannen.