**KLAAR**              Megasnoek               107

Megasnoek 107

Door Co Sielhorst

3 december 2005.
Woensdag wordt een aardige dag. Niet te vroeg weg. Oppassen met gladheid. Er ligt nog steeds sneeuw. Vooral waar de zon niet doordringt. Ik neem een alternatieve weg. Hoop op mooie wintertaferelen. Een dichtgevroren sloot redt het bijna.

Daar komt een grote groep trekvogels aan. Lijsterachtig. Waar is de kijker? Koperwieken. In een hoge populier zitten er tientallen om een buizerd heen. Allemaal schelden op veilige afstand. Nog een paar kilometer.

                       


“Er ligt nog steeds sneeuw…”

In de schaduw van de dijk is het nog een complete skihelling. Er staat een zacht windje. Mooi, schuin naar de overkant. Dat wordt dus de hele dag zeilen. Ik hou het aas weer klein. Aan beide hengels spiering. Het zeil gaat niet hard bij deze wind. Geeft niet. Ik heb de hele dag nog. Aan de overkant grote paniek. In kleine koppeltjes schieten strandlopers hoog de lucht in. Een sierlijk zwenkende roofvogel probeert een prooi te verrassen. Ik hoop dat het beest nog een keer opduikt tussen de struiken. Ja, daar is hij weer, blauwe kiekendief, vrouwtje.

Dan zie ik héél gluiperig mijn dobber wegzakken. Het gaat wel erg langzaam. Alweer krabben? Nee, de dobber zakt nu mooi diep door. Ik draai strak. Gelukkig, niet dat lege gevoel. Het lijkt een leuke vis. Doet er helemaal niet toe. Ik ben blij met een aanbeet. Het is een fraaie tachtiger. Het gouden oog licht prachtig op in het zonlicht. Door de lichtval is duidelijk de rij gevoelige poriën te zien langs het oog en de kieuwdeksel. Ook op zijn zijlijn heeft een snoek dezelfde ontvangers voor trillingen. Hij beschikt hiermee over een uniek zintuig om zelfs in het donker een “gevoelsbeeld” te kunnen maken van een prooi.

Jammer dat er ook sporen van hufterigheid op de vis te zien zijn. Dit beest is een keer eerder behoorlijk lomp onthaakt. Gruwelijk lompe haken zo te zien. Kleine haken prikken veel beter. Bovendien laten ze maar kleine wondjes achter die na onthaken nauwelijks terug te vinden zijn. Voor de rest is de vis puntgaaf. Gaat weer als een speer de diepte in.

Eigenlijk reken ik op een aanbeet tegen de overkant. De wind zwalkt wat, er staat een klein zeiltje op. Daardoor kruipt mijn aasvis regelmatig tegen de wind in. De onderstroom werkt nu ook als transportmiddel. Zo werk ik grofweg honderd meter van de overkant af zonder van mijn plaats te komen. Rustig weer een stukje terug om even later weer op een andere koers over te varen. Met de andere dobber ga ik ook wat zitten spelen. Er gebeurt niets meer de rest van de dag.

Ik zit nu al te denken aan het weekeinde. Het kan wel zondag worden. Wil iets leuks met Toos gaan doen. Dat kan het beste op zaterdag dan. Een weekeind zonder vissen is haast ondenkbaar maar welke dag het wordt is niet zo belangrijk. Zondag dus. Hoe zien de weerberichten eruit? De temperatuur gaat omhoog. De wind komt uit het zuiden. Dat betekent dat ik niet op het nieuwe water kan vissen, zeker niet als het meer dan een zwak windje wordt.

Zondag is altijd een rustige dag. Wat later opstaan ook. Die gewoonte wíl ik wel een keer doorbreken maar er komt niet veel van terecht. Er blijven zes visuren over. Genoeg om een vis te vangen op mijn vertrouwde watertje. Ik twijfel nog over het formaat van het zeil. Groot voor een recordtijd naar de overkant? Klein om ook van de onderstroom te profiteren kan ook. Het waait hard genoeg om een beetje vaart te maken. Dan probeer ik de wind te lezen. De bochtige dijk en de verspringende oever geven een sterk wisselend windpatroon. Aan de linkerkant van het water valt niet te vissen. De wind waait daar naar het ondiepe deel. Naar rechts staat een mooie strakke kabbel naar de overkant. Ik hang de vis op anderhalve meter. Het gaat eerst nog langzaam. Vanaf het midden komt de gang erin. Het is een beetje vreemd. Vorig jaar was een vis die de overkant haalde meteen weg. Nu lijkt het zeilen lang niet meer zo lekker te werken.

De temperatuur is redelijk hoog. Ik laat zelfs de jas uit zo lang het nog niet regent. Ik probeer zo onopvallend mogelijk wat brokken te verspreiden. Ik zie nog de beelden van vorig jaar voor me. Springende karpers tussen de ijsschotsen. Om de paar minuten gaat er een klein handje in. Ze gaan precies de hoek in waar ik ze wil hebben. Er gebeurt niets. Het wordt donker. Daar klopt niets van.

Een paar felle regenbuien brengen een soort verduistering. Ik zie het goed. Midden in een stortbui een aanbeet. Ik graai de hengel van de steunen. Beugel open en meteen weer onder de plu. Ja hoor, hij gaat door. Ik doe de beugel dicht en haal uit. Oppassen, niet tegen de plu beuken. Lekker grof. Geen wilde uithalen. Kan de vis alleen moeilijk uit de andere lijn houden. Ik zit gewoon een vis te drillen onder de paraplu. Decadent is het! Alleen daarvoor al verwacht ik ieder moment afgestraft te worden.

Het tegenovergestelde gebeurt. Het wordt droog zodat ik even de vis kan landen zonder nat te worden. Snel een stuk naar rechts en de druk opvoeren. Er zit op het laatste stuk behoorlijk pit in deze vis. Ik verwacht eigenlijk een snoekdame. Een vis die op het laatste moment inziet dat ze eigenlijk niet genoeg heeft gedaan om een nederlaag af te wenden. Ik ben dus best verbaasd als er een hoge stekelkam boven water steekt. De vis ziet toch nog kans om door mijn andere lijn te zwemmen. Ik stap naar beneden om de vis in het water te onthaken. Even over de andere lijn heen. Nee, de dreg zit vrij diep. Even naar de tas om de tang te pakken. Tien seconden later staat de dikkerd weer voor me in het water. Zo te zien zit er al behoorlijk kuit in die ronde buik. De vis kijkt met die peilloos diepe ogen rond en gaat er kalm vandoor. Grijze gordijnen sluiten zich. De hemelsluizen worden weer geopend

                       


“Gouden oog…”

ANDEREN LAZEN OOK

image description
Co Sielhorst stopt met wekelijkse column Total Fishing
Total Fishing Import -
image description
Megasnoek 166
Total Fishing Import -
image description
Megasnoek 165
Total Fishing Import -