Megasnoek 105
Door Co Sielhorst
19 november 2005.
De tijd van de midweek sessies is weer aangebroken. Deze week kan het eigenlijk nog niet maar ik doe het toch. Zeilen gaat niet lukken. Weinig wind en ook nog parallel aan de oever.
Dan maar een wakerhengel erbij. De dobberhengel kan altijd. Ik moet toch iets hebben om naar te kijken. Niet omdat er verder niets te zien is. Er vliegt een grote groep aalscholvers over. Ze blijven maar heen en weer vliegen. Ik zit kennelijk in de weg. Uiteindelijk strijken ze in de verste hoek neer. Ik kan ze met het blote oog niet volgen. De hengels liggen snel op de steunen. De piepers gaan even aan.
Met de kijker kan ik zien dat de vogels niet zomaar wat aan rommelen. Ze zwemmen in een formatie. Strak op linie gaan ze duiken. Daar is voor een vis geen doorkomen aan. Vluchtende vissen worden het smalle deel van het water in gedwongen. Daar zie ik nóg meer viseters. Een grote zilverreiger trekt mijn aandacht. Ik tel even snel zestien blauwe reigers. Die witte hipt nerveus van de ene naar de andere oever. Hier is iets heel wonderlijks aan de gang. De reigers zitten te wachten tot de aalscholvers een school vis tegen de oever klem hebben zitten. Ze zitten klaar om panische en gewonde vissen op te schrokken. Deze vorm van symbiose heb ik nooit eerder gezien.
“Een skeletje…”
De vangst valt kennelijk tegen. De aalscholvers druipen al snel af. Ze blijven in groepen bij elkaar. De reigers vertrekken ook. In grote lijnen blijven ze de aalscholver volgen. Een fluiter! De waker schommelt onder de hengel. Beugel dicht. Lijn strak. Korte tik. Een enorme uitslover gaat tekeer als een dolle. Dit heeft alles van een grote snoek. Alleen de sprints zijn veel te kort. Mooie stevige tachtiger. De aasvis ziet er nog perfect uit. Die kan meteen weer terug. De wind draait iets. Zou het lukken? Ik ga de brokken halen. Schep er een flinke streep in en hou het water in de gaten. Er staat een ribbeltje dus ik kan ze niet goed volgen. Toch een reactie. Tot twee keer toe wordt de kabbel plat geveegd. Duidelijk vis. Ik zie alleen niet wat het is. Kan ook winde zijn. Weer ben ik er niet bij. De pieper moet het voor me doen. Ik tik vast en krijg meteen het gevoel dat ik deze vis ken. Ja hoor. Daar is ie weer. Het beest slooft zich weer geweldig uit.
De aasvis hangt er nog steeds keurig bij. Gaat dus meteen weer terug. Goed is goed. Is een vis één keer goed gekeurd dan word hij vaak nóg een keer opgepakt door een rover. Misschien zit ik mezelf wel iets aan te praten. Laat mij nou maar. Ik ben dus niet eens verbaasd, een half uur later stijgt de waker weer richting startoog. Gelukkig staat de slip losjes. Duidelijk een dikke snoek. Gaat er meteen met een snerpende run vandoor. Mooie vis. Nu valt het verschil met de woesteling van eerder op. De sprints trekken veel verder door. Het gewicht van de vis schiet een eind door bij iedere sprint, zelfs als de vis niet meer beweegt.
Alles komt vandaag op de lichte twaalf voeter met de nylon lijn. Ik heb veel vertrouwen in deze combinatie. Deze stok kan ik helemaal dubbel vouwen zonder dat ik de lijn kapot kan trekken. Hoepeltje rond en iedere keer gaat de slip precies op tijd lopen. De vis gaat niet meer zo hard. Mag wel een tandje strakker. Het is een mooie meter. Onder de kant gaat de slip weer wat losser. De vis mag even in het net blijven. Ik ga het statief pakken. Onthaken doe ik met de handschoen. Wijs besluit. Het beest is nogal beweeglijk. Ik hou alles heel. De vis is wat dieper gehaakt dan anders. Met de lange tang is dat geen enkel probleem. Heel tevreden zet ik de dame terug. Eigenlijk is het wel mooi geweest. Ruim vóór het donker pak ik in.
Zaterdag is de vangdrang niet meer zo hoog als andere keren. Ik ga naar het kansarme water. Het is als vorige keer erg mistig. Nu rij ik niet verkeerd. Het gras is wit. Het heeft gevroren. Bij iedere stap klontert er meer ijs op mijn laarzen. Een laatste boterbloempje straalt door een krans van ijskristallen op de bloemblaadjes.
Kan ik de dobber wel zien in de mist? Het valt mee. Op de lichte wakerhengel staat een grotere molen met veertien honderdste dyneema. Dat gooit héél lekker. Het duurt meer dan tien seconden voor het aas op de bodem ligt. Kan wel meer dan tien meter diep zijn dus. Onder de dobber staat een meter of acht. Er gaat een uur voorbij voor de mist wat dunner wordt.
Wat voor eenden zitten er? Nu de mist optrekt zie ik dat de watervogels verder van me weg blijven. Er zitten honderden kuifeendjes. De mannetjes zwart met bijna lichtgevend witte flanken. Vrouwtjes zwart met grijs. Vanuit hoog in de lucht komen grote groepen smienten naar beneden razen. Ze maken door hun hoge snelheid opvallend veel kabaal. Ik heb een enorm uitzicht hier. Heel in de verte zie ik alweer een nieuwe mistbank aan komen drijven. Die gaat straks weer de hele wereld opslokken. De dag gaat razend snel voorbij. De zon is al weer aan het zakken. Precies op tijd pak ik in. Ik kijk achterom en zie de mist achter me over het water strijken.
Is dit een kansarm of een kansloos water? Ik wil het eigenlijk wel weten. Een dag later ben ik er weer. Niet zo vroeg deze keer. Ik doe precies hetzelfde als gisteren. Geen mist vandaag. Ik ben heel geconcentreerd. Zie dus ook vlijmscherp iedere beweging op de dobber. Meteen even voelen. Lijkt op krabbengedoe. Klopt. Er hangt alleen nog een skeletje aan de haak.
Plotseling staat na een schrille fluit de andere lijn strak. Een korte haal met de hand op het spoeltje. Meteen jankt er dertig meter lijn weg. Even pauze, dan weer een enorme lange haal op hoge snelheid. Dit is snel en zwaar. Rustig doorgaan met adem halen. Gelukkig sta ik ver van het water. De lange halen worden zó snel ingezet dat de slip het maar nét bij kan houden. Ik lever bij iedere haal een paar stappen in om de klap op te vangen. De bruut gaat eigenlijk iets te hard voor de dunne rekloze lijn. Zo snel mogelijk probeer ik die meters dan weer terug te winnen. Een soort drilballet dus. De lijn komt omhoog. Ik verwacht de vis te gaan zien. Nee dus. Ze gaat als een raket weer naar beneden. Over tientallen meters slaat de kabbel vlak door kolkend water. Dit is topsport. Wat een vis. Het is de eerste van dit water. Ik weet nog zo weinig van deze plas. Een ding is wél duidelijk. Dit is geen kansloos water.
“”