**KLAAR**              Megasnoek               104

Megasnoek 104

Door Co Sielhorst

12 november 2005.
Even een spannende dag met Arie. Hij zit ook al helemaal op de snoektour. Ook met dood aas maar dan anders. Het is al licht als ik bij de trailerhelling aan kom. De boot ligt er al in. Binnen een paar minuten driften we over een ondiepe plaat. De restanten van een scheepswrak steken als het skelet van een dinosaurus uit het water. Al heel snel plukt er iets aan mijn aasvis. Ik geef meteen een ram. Heel even contact. Jammer, los. De aasvis hangt er nog aan. Duidelijk een paar diepe sneden. Is snoek geweest.

                       


“”

We gaan vandaag alleen plekken af waarvan ik weet dat er snoek ligt. Goed plan Arie. Binnen een kwartier dobberen we al op een volgende stek. Elektromotor op standje slak. We gaan rustig rond peuteren. We beseffen dat de temperaturen naar beneden gaan. Kalm maken we steeds kleinere rondjes. We naderen het diepe deel van het water. Met een geweldige dreun beukt er een snoekbaars op bij Arie. De eerste vis is binnen. Er komt er vast nóg wel een. Ja hoor, geweldig, wat gaat dat beest tekeer. Heel leuk allemaal, maar waar blijft die snoek nou?

Het water is niet glashelder maar misschien toch helder genoeg. Ze hebben ons door. We gaan gewoon niet weg voor we er hier een hebben. Het tempo gaat omhoog. Dat maakt de bedenktijd van een snoek een stuk korter. Na een paar ronden komen we weer op het diepere deel. Dan gaat de vis van Arie ineens héél subtiel iets harder dan de boot. Hij aarzelt geen seconde. Meteen giert de vis onder de boot door. Met de molen nog net boven water kan hij de elektromotor omzeilen. Dat lukt maar net. Na een paar angstige momenten komt er een mooie hoge snoek onder de boot door.

Ken ik zegt Arie meteen. Het beest kan ongehinderd honderden kilometers weg maar is kennelijk honkvast. In februari gevangen op achtentwintig pond. Hoogzwanger. Een meter vier. De rest is routine. Net eronder. Armen los en rustig even naar de kant. Hier kan ik de nieuwe weger testen. Nog altijd twaalf kilo. Er is één centimeter bijgekomen. De vis is gaaf en mooi getekend. We gaan door tot de hemel bloedrood wordt en nemen met een tevreden gevoel afscheid.

Zaterdag weer vaste grond onder mijn voeten. Bij de eerste streep licht vuur ik een spiering af. De dobber gaat staan. Hengel op de steunen. Beugel open. Onder het zeil een sardien. Binnen een minuut bonkt er een snoekbaars onder de top. Ik mik op minder missers. De dreg zit tegen de vis aan. Het werkt. De volgende hangt en blijft hangen.

Vandaag ben ik het niet vergeten. Die karpers aan de overkant ga ik eens goed verwennen. Ze krijgen drijvende snoepjes van me. Ik strooi vrij royaal. Dan komt Peter naar beneden met zijn snoekhengel. Tijd niet gezien. We maken even een praatje. Schuilen samen onder de plu. Ik mis toch weer twee aanbeten. Dan een mooie trage weglopen. Voelt lekker. Fel verzet. Duidelijk snoek. Dan zie ik dat het beestje me enorm voor de gek heeft gehouden. Ik verwachtte een metervis maar dit visje haalt de tachtig centimeter niet eens.

Hé daar springt een karper zegt Peter. Ik heb er al zes gezien. Ik weet waar ik op moet letten. Een zwarte kraai heeft de brokken aan zien komen. Loopt al een poosje langs de oever te drentelen. Iedere keer als de vogel denkt dat er een brokje voor hem is wordt het voor zijn neus weg gehapt. De vogel schrikt weer en vliegt op. Daar schrikken een paar karpers weer van. Vier kraters en een bloednerveuze kraai. Met het blote oog is niet te zien wat hier aan de hand is. Springt er weer een zegt Peter. Ik laat de karpers rustig hun gang gaan.

Het zeil flitst weg. Onbegrijpelijk ik mis weer een aanbeet. Het visje is nog puntgaaf. De snoekbaarzen zijn vandaag héél voorzichtig. Met enige regelmaat zie ik van de overkant kleine karpersignalen komen. Ik denk dat de halve dag erop zit. Peter houdt het voor gezien. Ik ga proberen om nog eens de aandacht van die karpers te trekken. Het duurt even voor er weer nieuw aas aan de overkant is. Er wordt weer op gereageerd maar het gaat er nog niet zo gretig aan toe. Ik wacht rustig af.

Dan staan er ineens twee kunstaasvissers aan de overkant. Nu nog niet storend. Toch kan het niet uitblijven. Langzaam maar zeker staan ze nu pluggen over die karperruggen te gooien. Dat kunnen die mannen natuurlijk niet weten. Ik ga het ze ook niet uitleggen van deze afstand. Die boodschap kan nooit goed overkomen en dan wordt het alleen maar ongezellig. Na een wisseling van kunstaas vangt een van die gasten ook nog een metersnoek. Dat wordt dus een feestje. Grote uitbundigheid. Ze blijven niet lang meer.

De karpers komen niet meer terug. Ik concentreer me op de rovers. Er hangt een stevige vis onder het zeil. Die mag weer helemaal naar de overkant. Ik hoef me nu niet meer in te houden. De kraaien vreten zoveel brokken dat ze haast niet meer kunnen vliegen. Er komt een nieuwsgierige fazantenhaan uit de ruigte. Hij ziet de kraaien. Zien eten doet eten denk ik. Prima ruim het maar lekker op.

Het zeiltje is bijna aan de andere kant aangekomen. Ik moet even goed kijken. Door de wind draait het zeiltje wel eens. In de draai zie ik het dan even niet. Nee, het is weg. Ik zie mijn lijn ook strekken. Slip staat goed dus halen maar. Lekker gevoel is dat toch. Die gedempte kleun op iets dat niet meteen meegeeft. Dat geeft meteen topspanning. Het beest leeft zich heerlijk uit in een spetterende dril. Mooiere dagsluiting is niet denkbaar.

Ik kan het niet laten. De volgende dag ga ik nog een poosje. Naar een kansarm water omdat de vangdrang niet zo hoog is. Ik rij door de dichte mist het water gewoon voorbij. Sta ineens voor een kerk. Waar ben ik nou toch verzeild geraakt? Door mijn fout heb ik even vertraging. Ik kom precies op het punt aan waarop de mist door de wind weggeveegd wordt. Zon weerkaatst op het water. Dubbele dosis warmte dus. Ik zie een atalanta, een trekvlinder, zo laat nog op pad naar het zuiden. Dat kan nooit goed gaan. Er komen parende libellen voorbij. Weten die beesten dan niet dat het al half november is?

Het water staat een beetje laag. Er liggen veel driehoeksmosselen droog. In het zand onder water lopen mosselspoortjes. Sommige spoortjes lopen dood. Er is geen mosseltje meer te vinden. Wat verderop zit de schuldige. Een kraai probeert het harde pantser te kraken. Na een heel ontspannen dagje strandjutten loopt tenslotte de dobber ook nog weg. Ik haak een vis die zich hard verzet maar eigenlijk geen meter zwemt. Zal wel een snoekbaars zijn. Hij rolt van de haak. Ik krijg gelijk. Geen krasje op de aasvis.

                       


“”

ANDEREN LAZEN OOK

image description
Co Sielhorst stopt met wekelijkse column Total Fishing
Total Fishing Import -
image description
Megasnoek 166
Total Fishing Import -
image description
Megasnoek 165
Total Fishing Import -